In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen JCL Logistics Benelux B.V. en een werknemer, aangeduid als [gedaagde in conv]. De werknemer was in dienst getreden op 1 december 2021 en had op 14 april 2022 een studieovereenkomst gesloten met JCL Logistics voor een opleiding tot declarant. De arbeidsovereenkomst eindigde op 1 juli 2024, waarna JCL Logistics een vordering instelde tot terugbetaling van studiekosten, omdat de werknemer de arbeidsovereenkomst binnen een jaar na het behalen van het diploma had opgezegd. De kantonrechter moest beoordelen of het studiekostenbeding rechtsgeldig was, waarbij de werknemer aanvoerde dat de opleiding als verplichte scholing kwalificeerde en het beding daarom nietig was op grond van artikel 7:611a BW. De kantonrechter oordeelde dat de opleiding niet als verplichte scholing kon worden aangemerkt, omdat de werknemer niet eindverantwoordelijk was voor douanezaken en de opleiding niet noodzakelijk was voor de functie. De vordering van JCL Logistics tot terugbetaling van € 2.110,01 werd toegewezen, evenals de wettelijke rente. De vorderingen van de werknemer in reconventie werden afgewezen, en de werknemer werd veroordeeld in de proceskosten.