ECLI:NL:RBGEL:2025:4582

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
06/080390-01 (vordering verlenging tbs-maatregel)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een veroordeelde met een narcistische persoonlijkheidsstoornis

Op 16 juni 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in de zaak van de officier van justitie tegen [betrokkene] uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van de betrokkene. De rechtbank heeft de tbs-maatregel met twee jaar verlengd, op basis van de vordering van de officier van justitie van 14 april 2025. Betrokkene, geboren in 1969, verblijft momenteel in een kliniek en heeft een geschiedenis van een narcistische persoonlijkheidsstoornis en andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornissen. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder een adviesrapport van de kliniek, waarin wordt geadviseerd de tbs te verlengen. Tijdens de zitting op 2 juni 2025 zijn zowel de betrokkene als zijn raadsman, mr. N.M. van Wersch, en de deskundige G.G.E. Giesbers gehoord. De officier van justitie heeft de vordering tot verlenging gehandhaafd, terwijl de raadsman zich niet verzette tegen de verlenging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorwaarden voor verlenging zijn voldaan, gezien de ernst van de persoonlijkheidsproblematiek en het recidivegevaar. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eisen. Betrokkene heeft aangegeven dat hij geen behandeling nodig heeft voor iets dat hij niet heeft gedaan, maar de rechtbank benadrukt dat het initiatief voor behandeling bij hem ligt. De rechtbank heeft daarom besloten de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 06/080390-01 (vordering verlenging tbs-maatregel)
Datum uitspraak: 16 juni 2025
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] , betrokkene
op dit moment verblijvende bij [de kliniek] (hierna: de kliniek).
Raadsman: mr. N.M. van Wersch, advocaat te Amsterdam.

Procedure

Betrokkene is op 17 januari 2003 bij vonnis van de rechtbank Zutphen veroordeeld tot twaalf jaren gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Deze maatregel is ingegaan op 2 juni 2009 en het laatst verlengd bij beslissing van de rechtbank van 18 september 2023.
Bij vordering van 14 april 2025, ingekomen op diezelfde datum, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel wordt verlengd voor de duur van twee jaren.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de volgende processtukken:
  • het adviesrapport van de kliniek van 23 januari 2025, aangevuld op 4 maart 2025, waarin wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaren;
  • een afschrift van de wettelijke aantekeningen.
Ter zitting van 2 juni 2025 zijn gehoord:
  • betrokkene (via videoverbinding);
  • zijn raadsman mr. N.M. van Wersch (via videoverbinding);
  • de deskundige G.G.E. Giesbers (behandel coördinator)
  • de officier van justitie, mr. J.F. Menke.

De standpunten

De officier van justitie heeft ter zitting de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar gehandhaafd, nu aan de voorwaarden voor verlenging is voldaan. Zij heeft naar voren gebracht dat zij zich aansluit bij het rapport van de kliniek.
De raadsman van betrokkene heeft zich niet verzet tegen verlenging van de maatregel.

De beoordeling

Indexdelict
De terbeschikkingstelling is opgelegd vanwege medeplegen van doodslag. Dat betekent dat de maatregel is opgelegd in verband met een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel is dus niet gemaximeerd.
Stoornis
Uit het rapport van de kliniek blijkt dat betrokkene lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, paranoïde en histrionische trekken. De stoornissen zijn nog altijd aanwezig.
Verloop van de maatregel
Betrokkene verblijft sinds 21 december 2022 met een LFPZ-status bij de [de kliniek] . Het functioneren en toestandsbeeld van betrokkene zijn al lange tijd stabiel. Hij heeft graag regie, probeert uitzonderingen te krijgen en maakt er gebruik van als niet alle afdelingsmedewerkers op de hoogte zijn van de afspraken door ruimte te zoeken. Betrokkene omzeilt zijn persoonlijke begeleiders en vertoont splitgedrag. Afspraken probeert hij naar zijn eigen hand te zetten, waarbij hij vooral de ander aan het werk probeert te zetten en hij zelf niet in beweging hoeft te komen. Wordt de bal toch bij hem gelegd, dan haakt hij doorgaans af. Wanneer hem duidelijk de halt wordt aangezegd, trekt hij zich terug. Dit leidt niet tot grote beheers- of begeleidingsproblemen, maar kan wel gevoelens van tegenoverdracht oproepen, verstoort de samenwerking en veroorzaakt algehele onduidelijkheid en ruis. Ten aanzien van verlof is een dergelijke houding merkbaar. Zelf toont hij weinig initiatief voor de planning en vormgeving hiervan, maar doet anderzijds ook zijn beklag dat hij weinig op verlof gaat. Ook ten aanzien van dagbesteding is een dergelijke houding merkbaar. De gezondheid van betrokkene is zorgelijk en behoeft veel ondersteuning. Er zijn strikte leefstijladviezen opgesteld. De lichamelijke achteruitgang heeft vermoedelijk een negatieve invloed op kwaliteit van leven van betrokkene.
Recidivegevaar
In het advies van de kliniek is beschreven dat de forse persoonlijkheidsproblematiek, de beperkte behandelresponsiviteit en het gebrek aan probleeminzicht bepalend zijn voor het recidiverisico. Betrokkene blijft zijn betrokkenheid bij de gepleegde delicten bagatelliseren. Eerdere behandelingen en een resocialisatiepoging zijn vastgelopen en feitelijk zijn de delictdynamiek en kernproblematiek onbewerkt gebleven. De risicofactoren zijn nog onverminderd aanwezig. Verblijf in het huidige hoog beveiligde kader van de LFPZ is daarom noodzakelijk. Als het tbs-kader zou wegvallen is het risico op destabilisatie groot. Betrokkene is nauwelijks in staat tot zelfinzicht en -reflectie, kan spanningen en krenking niet goed hanteren, ziet zichzelf niet als gevaarlijk, externaliseert problemen en herkent de persoonlijkheidsproblematiek niet. In geval van beëindiging van de maatregel wordt het risico op recidive ingeschat als hoog.
De rechtbank overweegt dat hieruit blijkt dat de kans op herhaling bij onmiddellijke beëindiging van de terbeschikkingstelling onverminderd groot is.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eisen en dat aan de wettelijke eisen voor verlenging is voldaan.
Betrokkene heeft op zitting verteld dat er geen behandeling nodig is voor iets dat hij niet heeft gedaan en dat hij graag wil doorstromen, hoewel hij nog niet in staat is om zelfstandig te wonen. De deskundige heeft verklaard dat het aan betrokkene is om in gesprek te gaan over zijn aandeel in het delict en zijn pathologie. Zij is bereid om hier met betrokkene over te praten en pas dan kan worden gekeken naar stappen richting resocialisatie. De rechtbank begrijpt de wens van betrokkene, maar is het eens met het advies van de kliniek en hetgeen de deskundige ter zitting naar voren heeft gebracht. Het initiatief ligt bij betrokkene en hij zal het gesprek over het delict en zijn problematiek moeten aangaan.
Gelet op al het bovenstaande zal de rechtbank de terbeschikkingstelling met twee jaren verlengen.

De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [betrokkene] met
twee jaren.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.M.J.M. Doon, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. M.S. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juni 2025.