ECLI:NL:RBGEL:2025:4537

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
05.343731.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militaire strafzaak tegen verdachte wegens joyriding, valsheid in geschrift en het nalaten van het verstrekken van benodigde gegevens

In deze zaak heeft de meervoudige militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 26 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een militair, die zich gedurende een periode van ongeveer vier jaar schuldig heeft gemaakt aan militaire joyriding, valsheid in geschrift en het nalaten van het verstrekken van benodigde gegevens aan Defensie. De verdachte, geboren in 1972 op Curaçao, heeft zich schuldig gemaakt aan het onrechtmatig gebruik van dienstauto's van Defensie voor privédoeleinden en woon-werkverkeer, zonder de vereiste toestemming. Daarnaast heeft hij valse declaraties ingediend voor kosten die hij niet rechtmatig had gemaakt, waaronder kosten voor extra koffers en een computer. De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt, wat heeft geleid tot onterecht ontvangen tegemoetkomingen voor huisvesting en voeding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uren, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/343731-21
Datum uitspraak : 26 mei 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1972 in Curaçao,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij als militair op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2017 tot en met 01 maart 2021, in de gemeente(n) of nabij 's-Gravenhage en/of [plaats 1] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk wederrechtelijk één of meer motorrijtuigen, (diverse personenauto's met verscheidene registratietekens/kentekens), bij de krijgsmacht in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 31 december 2017 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift(en) opgelegde verplichting, te weten artikel 108 Algemeen militair ambtenarenreglement en/of, althans in samenhang met, artikel 4 derde lid, en/of artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a Regeling huisvesting en voeding militairen (van 7 juni 2004)
opzettelijk heeft nagelaten tijdig aan Facilitair Bedrijf Defensie van de [kazerne] , althans het ministerie van Defensie, de benodigde gegevens te verstrekken en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten verdachtes recht op verlening van huisvesting door Defensie op de [kazerne] en/of vrijstelling voor het betalen van de (eigen) bijdrage voor huisvesting en/of vrijstelling voor het betalen van de (eigen) bijdrage voor voeding, dan wel voor de hoogte of de duur van die
verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte,
(telkens) opzettelijk nagelaten om onverwijld en/of uit eigen beweging het Facilitair Bedrijf Defensie van de [kazerne] , althans, het ministerie van Defensie, er (volledig) van op de hoogte te stellen dat hij, verdachte, (gemiddeld) niet meer dan 3 nachten per week gebruik maakte van de verleende huisvesting en/of opzettelijk nagelaten om onverwijld en/of uit eigen beweging het gebruik van de verleende huisvesting bij het Facilitair Bedrijf Defensie, althans het ministerie van Defensie, op te zeggen en te beëindigen
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 1 januari 2021 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift(en) opgelegde verplichting, te weten artikel 108 Algemeen militair ambtenarenreglement en/of, althans in samenhang met, artikel 4, derde lid, en/of artikel 9, eerste lid aanhef en onder a, Regeling huisvesting en voeding militairen 2018 (inwerking getreden op 1 januari 2018)
opzettelijk heeft nagelaten tijdig aan Facilitair Bedrijf Defensie van de [kazerne] , althans het ministerie van Defensie de benodigde gegevens te verstrekken en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten verdachtes recht op verlening van huisvesting door Defensie op de [kazerne] en/of vrijstelling van het betalen van de (eigen) bijdrage voor huisvesting en/of een tegemoetkoming in de kosten van voeding, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming,
immers heeft verdachte,
(telkens) opzettelijk nagelaten om onverwijld en/of uit eigen beweging het Facilitair Bedrijf Defensie van de [kazerne] , althans het ministerie van Defensie, er (volledig) van op de hoogte te stellen dat hij, verdachte, (gemiddeld) niet meer dan 4 nachten, althans niet meerdere nachten per week, gebruik maakte van de verleende huisvesting en/of opzettelijk nagelaten om onverwijld en/of uit eigen beweging het gebruik van de verleende huisvesting bij het Facilitair Bedrijf Defensie, althans het ministerie van Defensie, op te zeggen en te beëindigen;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2017 tot en met 01 maart 2021 in de gemeente 's-Gravenhage en/of [plaats 1] en/of, althans in Nederland
meermalen, althans eenmaal, één of meer (digita(a)l(e) geschrift(en) (respectievelijk)
  • een declaratieformulier ten behoeve van uitruil Apple Macbook (in het systeem DIDO en/of DIDO ++) (pag. 897) en/of
  • één of meer declaratieformulier(en) voor teambuilding/relatiegeschenken (in het systeem DIDO en/of DIDO ++) (pag. 912) en/of
  • één of meer declaratieformulier(en) voor diverse reiskosten en/of dienstreizen buitenland (in het systeem DIDO en/of DIDO ++)(pag. 1105-1132),
zijnde (een) (digita(a)l(e) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
valselijk en/of in strijd met de waarheid heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen en daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin, dat valselijk, immers in strijd met de waarheid, (zakelijk weergegeven)(respectievelijk)
  • voornoemd declaratieformulier (uitruil Apple MacBook) te voorzien van een aankoop/aanschafdatum 01 december 2020, terwijl in werkelijkheid de aankoopdatum 02 december 2019 is (pag. 897) en/of
  • voornoemde declaratieformulier(en) (teambuilding/relatiegeschenken) te voorzien van een aankoop/aanschafdatum 29 oktober 2019 voor een bedrag van
€ 164,25, terwijl in werkelijkheid de aankoop/aanschafdatum 21 december 2019 is en/of te voorzien van een aankoopdatum/aanschafdatum van 09 november 2019 voor een bedrag van €246,-, terwijl in werkelijkheid de aankoop/aanschafdatum 21 december 2019 is (pag. 912) en/of
- op voornoemde declaratieformulier(en) (diverse reiskosten en/of dienstreizen) als toelichting onder componenten en/of op bijbehorende betaalbewijzen/bonnen te vermelden:2de koffer zat niet in het systeem en/of extra kosten inchecken (pag. 1105 t/m 1106) en/of tweede koffer (bijlage 7 pag. 1125, bijlage 9 pag. 1128, bijlage 10 pag. 1129, bijlage 11 pag. 1130) en/of voor de tweede koffer (bijlage 12 pag. 1131 t/m 1132), terwijl het bleek te gaan om een extra 3e koffer en/of een nieuw vluchtticket (pag. 1093 t/m 1094 bijlage 2 pag. 1099 t/m 1104),
en bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, voornoemde valse declaratieformulier(en) ter declaratie heeft overlegd en/of ingediend en/of verwerkt in de systemen DIDO en/of DIDO ++.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Preliminaire verweren
Verdachte heeft naar voren gebracht dat sprake is van schending van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (hierna EVRM) en gebreken aan het strafrechtelijk vooronderzoek als bedoeld in artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv). Reden hiervoor is dat het strafrechtelijk vooronderzoek is gebaseerd op intern onderzoek om persoonlijke motieven door getuige [getuige 1] , na een melding door mevrouw [naam 1] . Omdat [getuige 1] echter niet was gemandateerd tot het doen van onderzoek, is sprake van onbevoegd handelen, is sprake van een integriteitsschending en is sprake van een onrechtmatig strafrechtelijk onderzoek. Omdat sprake is van een particulier initiatief, heeft geen rechtmatig, onafhankelijk en objectief onderzoek plaatsgevonden, waarmee rekening dient te worden gehouden bij de weging van het bewijs. Het opsporingsonderzoek is op oneigenlijke wijze beïnvloed volgens verdachte, waardoor verdachte bovendien op verschillende manieren schade heeft opgelopen. Al met al is het onderzoek onrechtmatig gestart, onzorgvuldig uitgevoerd en gebaseerd op vooringenomen verklaringen, waardoor strijd met het beginsel van fair trial ontstaat. Verdachte heeft bij wijze van zijn preliminaire verweer verzocht:
  • het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren wegens grove schending van artikel 6 EVRM en artikel 395a Sv,
  • danwel alle verklaringen en onderzoeksresultaten afkomstig van of gebaseerd op het onderzoek van de heer [getuige 1] als nietig en onrechtmatig buiten beschouwing te laten
  • de invloed van mevrouw [naam 1] als bron van het onderzoek te betrekken bij de beoordeling van de objectiviteit van de bewijsvoering.
De officier van justitie concludeert tot afwijzing van het preliminaire verweer en de daarop gebaseerde verzoeken. De aangifte die is gedaan, is de start geweest voor het strafrechtelijk onderzoek door de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar). Aangezien de KMar de belangen van verdachte niet heeft geschaad, kan geen sprake zijn van de niet-ontvankelijkheidverklaring van het Openbaar Ministerie. Indien en voor zover de heer [getuige 1] niet tot het onderzoek bevoegd zou zijn geweest en stukken op volgens verdachte niet rechtmatige wijze heeft verkregen, wil dat niet tevens zeggen dat die stukken op onrechtmatige wijze bij de KMar terecht zijn gekomen, noch dat die buiten beschouwing zouden moeten worden gelaten. Ook bewijsuitsluiting is dan niet aan de orde.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer overweegt als volgt.
Getuige [getuige 1] was ten tijde van de verweten gedragingen [functie 1] bij het Dienstencentrum Human Resources (DCHR) en fungeerde als aanspreekpunt voor de defensieonderdelen. Hij behandelde in deze rol vragen op het gebied van P&O-regelgeving, waaronder ook vragen ten aanzien van declaraties. Bij hem ontstond, naar aanleiding van een vraag van mevrouw [naam 1] van de facilitaire dienst in [plaats 1] omtrent de legering van verdachte, het vermoeden dat mogelijk iets niet klopte en het viel – gelet op zijn functie – volgens de militaire kamer binnen het kader van de werkzaamheden van getuige [getuige 1] om dat na te gaan. Getuige [getuige 1] heeft de zaken waar hij vragen over had eerst bij verdachte geverifieerd. Pas toen een aantal zaken alsnog niet bleken te kloppen heeft de directeur DCHR op 1 februari 2021 naar aanleiding van de bevindingen van de heer [getuige 1] een melding voorval gedaan bij de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID). De commandeur [getuige 7] heeft als bevoegd gezag op basis van die melding voorval en na een gesprek met verdachte opdracht gegeven aan het COID een persoonsgericht onderzoek naar verdachte te doen. Op basis van dat onderzoek is door mevrouw [aangever] (de [functie 2] van de Directie Projecten werkzaam bij de DMO) aangifte tegen verdachte gedaan, welke aangifte werd ondersteund door de COID. Vervolgens heeft de KMar zelfstandig en onafhankelijk onderzoek verricht naar onder meer de schriftelijke stukken die [getuige 1] heeft aangeleverd ter onderbouwing van zijn verklaringen. Daarbij heeft de KMar onderzocht of en in welke mate die stukken overeenkomen met de verklaringen van [getuige 1] teneinde de juistheid van die stukken althans de juistheid van de daarop gebaseerde verklaringen van [getuige 1] te kunnen verifiëren. Voorgaande maakt de verklaringen van getuige [getuige 1] naar het oordeel van de militaire kamer controleerbaar. Bovendien zijn daarnaast in dit uitgebreide strafrechtelijk onderzoek diverse andere stukken beschikbaar gekomen en diverse andere getuigen door de KMar gehoord, voordat het Openbaar Ministerie tot vervolging van verdachte is overgegaan.
Naar het oordeel van de militaire kamer is een en ander al met al zeer zorgvuldig verlopen en is geen sprake van een op onrechtmatige wijze dan wel onbevoegd uitgevoerd strafrechtelijk onderzoek, noch van onrechtmatig verkregen bewijs. Daarmee is geen sprake van schending van artikel 6 EVRM noch van vormverzuimen in de zin van artikel 395a Sv. De militaire kamer zal de verklaringen van getuige [getuige 1] en de daaruit voortvloeiende onderzoeksbevindingen van de KMar dan ook als betrouwbaar beschouwen en als bewijsmiddel gebruiken.
Conclusie
De preliminaire verweren worden dientengevolge verworpen en de daarop gebaseerde verzoeken worden afgewezen. Hetgeen verdachte meer of anders naar voren heeft gebracht, leidt niet tot een ander oordeel.
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Ten tijde van het ten laste gelegde feit was verdachte werkzaam als militair (in de rang van [rang] ) in de functie van [functie 3] van Project VOSS (Verbeter Operationeel Soldaat Systeem) en [functie 4] van de stichting Multicultureel Netwerk Defensie (MND). [2] Hij heeft daartoe in de periode van 1 april 2017 tot en met 1 maart 2021 onder meer in ’s-Gravenhage, [plaats 1] , [plaats 3] , [plaats 4] en Haarlemmermeer als bestuurder gebruik gemaakt van diverse personenauto’s uit de Pool Niet Operationeel Dienstvervoer (PNOD) met verscheidene registratietekens/kentekens, bij de krijgsmacht in gebruik. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft vrijspraak bepleit. Hij voert daartoe aan dat hij toestemming had om de voertuigen te gebruiken en dat hij deze slechts heeft gebruikt voor werkzaamheden die hij voor Defensie verrichtte.
Beoordeling door de militaire kamer
Dat verdachte de PNOD voertuigen in genoemde periode heeft gebruikt staat vast. [4]
De militaire kamer ziet zich voor beantwoording van de vraag gesteld of verdachte toestemming had om deze voertuigen te gebruiken en of hij deze voor privédoeleinden en woon-werkverkeer heeft gebruikt.
Getuige [getuige 1] werkt bij DCHR als [functie 1] . Hij werd benaderd door mevrouw [naam 1] van de facilitaire dienst in [plaats 1] met een vraag over de legering van verdachte. [naam 1] merkte op dat verdachte in de legering zat, maar dat hij ook woonplaats=standplaats had en dus vanuit zijn woonadres vertrok. Naar aanleiding van voorgaande informatie heeft getuige [getuige 1] op 30 november 2020 contact opgenomen met verdachte. Verdachte heeft hem toen verteld dat hij veel dienstreizen maakt en dat hij om die reden op de [kazerne] slaapt en dat hij daar vier nachten in de week slaapt.
Getuige [getuige 1] heeft vervolgens deze informatie gemaild naar de facilitaire dienst in [plaats 1] in de veronderstelling dat het daarmee was opgelost. Verdachte gaf tijdens het gesprek met getuige [getuige 1] aan dat hij zich gediscrimineerd voelde door wagenparkbeheer. Hierna heeft getuige [getuige 1] contact opgenomen met wagenparkbeheer waarna hij van hen de rittenstaten van het reizen met dienstvoertuigen door verdachte over een bepaalde periode heeft ontvangen. Aan de hand van deze rittenstaten merkte getuige [getuige 1] op dat het niet klopte dat verdachte vier nachten per week op de kazerne overnacht. Dit houdt onder meer in dat verdachte volgens getuige ten onrechte voedingskosten en een tegemoetkoming voor dagelijks reizen heeft ontvangen. Getuige [getuige 1] heeft verdachte gemaild en aangegeven dat verdachte de legering moest stoppen en dat hij geen voedingskosten mocht hebben. Getuige [getuige 1] zag dingen die niet klopten en is daarom nader onderzoek gaan doen waarna hij uiteindelijk een melding voorval heeft gedaan bij COID. [5]
Aangever [aangever] heeft namens Defensie aangifte gedaan van misbruik van voorzieningen die beschikbaar zijn gesteld aan verdachte door de werkgever. Zij heeft verklaard dat verdachte onrechtmatig gebruik heeft gemaakt van een PNOD voertuig, dat blijkt onder meer uit veelvuldig gebruik van standplaats naar huisadres. Het is aannemelijk dat verdachte veelvuldig de nacht heeft doorgebracht op dit huisadres in plaats van gebruik te maken van de aangewezen legering op de [kazerne] in [plaats 1] . Verdachte heeft bijna aansluitend gebruik gemaakt van een PNOD voertuig. [6]
Voor het gebruik van een civiele dienstauto heeft de gebruiker altijd een opdracht of toestemming van zijn [functie 7] nodig. In artikel 4 onder 3 van de Regeling civiele dienstauto’s met aanvullende richtlijnen staat dat privégebruik van een civiele dienstauto niet is toegestaan. Daarnaast is een tweetal richtlijnen geïmplementeerd waaruit blijkt dat civiele dienstauto’s niet zijn bedoeld voor structureel woon-werkverkeer. Hiermee is het niet toegestaan om civiele dienstauto’s te gebruiken voor onder andere (1) bewegingen tussen woonadres en plaats van tewerkstelling (incl. flexplek), (2) bewegingen tussen legering en plaats van tewerkstelling (incl. flexplek), (3) dienstreizen langer dan 28 dagen. [7]
In de Aanwijzing SG A/928, geldend vanaf 15 juni 2007 tot 10 februari 2020, is een faciliteitenregeling vastgelegd voor de vier defensiebrede netwerken, waaronder het Multicultureel Netwerk Defensie (verder MND). [8]
Deze Aanwijzing SG is met een nota van de Hoofd Directie Personeel Defensie (HDP), omgevormd naar de HDP Aanwijzing Defensienetwerken, geldend vanaf 10 februari 2020. Met de HDP-aanwijzing wordt het volgende beoogd:
(Borging van) meer flexibiliteit in de inzet van de voorzitters , bestuursleden en de achterban van de defensienetwerken op momenten dat extra inzet nodig is;
(Borging van) toepassing van de regelgeving omtrent vergoedingen (DIDO) en het gebruik van materieel bij de inzet van voorzitters , bestuursleden of achterban van de defensienetwerken. [9]
Getuige [getuige 2] is [functie 5] en houdt zich bezig met onder andere het uitlenen en beheer van PNOD/poolvoertuigen. Op 14 december 2021 is hem door de KMar per e-mail gevraagd of er regelgeving dan wel beleid was op grond waarvan voor stichting MND activiteiten een dienstvoertuig mocht worden gebruikt.
Getuige [getuige 2] heeft daarop het volgende geantwoord:
“Voor zover ik kan beoordelen is de regelgeving duidelijk: Dit is niet toegestaan.
Zowel de SG Aanwijzing/ 928 Faciliteiten Netwerken maar ook de recentere HDP P-02 Aanwijzing Defensienetwerken stellen hierover het volgende:
De reis- en verblijfskosten die samenhangen met de uitoefening van een bestuursfunctie van
een netwerk worden vergoed in overeenstemming met het Besluit dienstreizen defensiepersoneel
Hiermee is duidelijk alleen een financiële vergoeding toegestaan en geen materiele (in de vorm van een dienstauto, auto met chauffeur etc)
De medewerker dient met eigen middelen in de mobiliteit te voorzien (openbaar vervoer, eigen auto etc) en kan aanspraak maken op een vergoeding via het besluit dienstreizen.
Hierbij dient te worden opgemerkt dat de activiteiten worden begrensd door de Arbeidstijdenwet en dat de ritregistratie van de CDAU gebruikt mag worden om overtredingen van deze ATW te duiden.(…) [10]
Aan getuige [getuige 3] zijn op 24 januari 2022 door de KMar per e-mail een aantal vragen voorgelegd, waaronder de vraag wat de HDP in de Aanwijzing Faciliteiten Netwerken bedoelt met ‘materieel’ en of onder ‘materieel’ ook een dienstvoertuig wordt bedoeld. Getuige [getuige 3] heeft daarop per e-mail van 25 januari 2022 het volgende geantwoord:
'Zoals gister besproken betreft materieel het gebruik van dienstvervoer bij inzet van de defensiemedewerkers. Zoals ook in de aanwijzing staat valt het gebruik van materieel/dienstvervoer onder het Besluit dienstreizen Defensie. Dit betekent dat ook een [functie 4] van het netwerk zich dient te houden aan de regelgeving zoals deze staat beschreven in het Besluit dienstreizen Defensie. Voor een [functie 5] betekent dit dat hij zich kan beroepen op de regelgeving conform het Besluit dienstreizen Defensie bij het gebruik van dienstvervoer tijdens inzet van een [functie 4] ten behoeve van het defensienetwerk.’ [11]
Verdachte heeft in de periode van 16 augustus 2017 tot en met 28 februari 2021 in totaal 180.609,1 km gereden met diverse PNOD voertuigen. Waarvan 18.246,2 km op zaterdagen en zondagen. Uit de PNOD data komt naar voren dat verdachte 1.832,6 km heeft gereden met PNOD voertuigen, waarbij hij is gestart en geëindigd op één, of in de directe nabijheid, van zijn privé- en verblijfsadressen waarbij geen militaire objecten zijn aangedaan tijdens de rit. Hij heeft 35.646 kilometer verreden op het woon-werktraject met een PNOD voertuig. [12]
Verdachte heeft in de tenlastegelegde periode 29 keer een PNOD voertuig aangevraagd waarbij de duur van de reservering 28 dagen was (in totaal 812 dagen). Van die 29 keer is het 18 keer voorgekomen dat van het ene PNOD voertuig werd overgestapt in het
volgende PNOD voertuig, ofwel, de einddatum van de ene reservering was de begindatum van de volgende reservering. Gezien voornoemd “overstappen van PNOD voertuigen” duurde de voornoemde 18 dienstreizen dus kennelijk langer dan 28 dagen en was er sprake van een structureel aaneengesloten periode dat verdachte een PNOD ter beschikking heeft danwel onder zich had. Verdachte heeft in de 1.071 dagen dat hij in de tenlastegelegde periode over een PNOD-voertuig heeft beschikt 964 keer in de directe nabijheid van zijn huis of verblijfadres geparkeerd (overnachtingen). Daarbij is het 122 keer voorgekomen dat het voertuig minimaal een hele dag heeft stilgestaan bij zijn huis- of verblijfadressen. Van zijn huis naar de [kazerne] zijn er 337 directe ritten gemaakt en andersom 73 ritten. [13]
Uit de rekeninggegevens van het rekeningnummer van verdachte ( [rekeningnummer] ) is naar voren gekomen dat over de periode van 16 augustus 2017 tot en met 28 februari 2021 95 keer een betaling is gedaan bij [kapper] . De bedragen varieerden tussen
€ 16,50 en € 19,00 per keer. De gedane betalingen waren ongeveer twee keer per maand. Gedurende een groot aantal van deze bezoeken, te weten 51 keer, was een PNOD voertuig in de nabijheid van [kapper] geparkeerd. [14]
Uit onderzoek naar de bankrekeninggegevens is verder naar voren gekomen dat verdachte
op 06 augustus 2018 een afschrijving heeft van € 109,27, te 13:37 uur, bij de Praxis in [plaats 2]
. Vervolgens wordt op 06 augustus 2018 om 20:52 uur een bijschrijving van € 109,27 gedaan door [naam 2] met als omschrijving “Praxis verf logeerkamer plus handzaag". [naam 2] stond in augustus 2018 volgens het GBA ingeschreven op de [adres 2] in [plaats 2] . Uit de PNOD data is naar voren gekomen dat verdachte op 06 augustus 2018 van 12:58 uur tot en met 13:40 uur met een PNOD voertuig gestopt is ter hoogte van de [adres 3] in [plaats 2] . Uit onderzoek op Googlemaps is naar voren gekomen dat op de [adres 3] in [plaats 2] , danwel in de directe nabijheid, een Praxis is gevestigd.
Gezien het feit dat verdachte op 06 augustus 2018 om 13:37 uur afgerekend heeft in de Praxis en zijn PNOD voertuig ook geparkeerd heeft gestaan rondom het voornoemde tijdstip van betaling, is het vermoeden ontstaan dat verdachte bij de Praxis aankopen heeft gedaan met gebruik van een PNOD voertuig. Gezien het feit dat hij het hele aankoopbedrag van [naam 2] teruggestort krijgt op 06 augustus 2018 is tevens het vermoeden ontstaan dat dit een privé aankoop is geweest en het PNOD voertuig voor privédoeleinden is gebruikt. [15]
Bij de analyse van PNOD-data is ook onderzocht of verdachte mogelijk de PNOD
voertuigen gebruikt heeft voor privégebruik met als doel bezoek aan winkels, bedrijven of restaurants. Vervolgens zijn de locaties van de stops op Googlemaps bekeken of er een restaurant, winkel of bedrijf in de buurt was. Tevens is op de bankrekening van verdachte gekeken of er betaald is in dat betreffende restaurant, winkel of bedrijf. Indien verdachte heeft betaald in een restaurant, winkel of bedrijf en hij rondom het tijdstip van de betaling gebruik maakte van een PNOD ontstond het vermoeden dat verdachte dat betreffende restaurant, winkel of bedrijf heeft bezocht. Aangezien in de PNOD-data ook de stop- en rijtijden van het voertuig zijn vermeld en in de rekeninggegevens ook het tijdstip van betaling is vermeld, kon worden bepaald hoe lang het bezoek aan het restaurant heeft geduurd. In het onderzoek zijn niet alle stops en betalingen onderzocht. Er is alleen gekeken naar korte stops bij restaurants en of het bezoek van het restaurant al dan niet op de route naar zijn woonadres ligt. De onderstaande stop locaties zijn onderzocht met de bijbehorende restaurants of winkels. Uit onderzoek is vervolgens gebleken dat verdachte minimaal drie keer bij de [restaurant 1] in [plaats 2] is geweest met een PNOD voertuig waarbij hij, gezien zijn korte stops, vermoedelijk eten heeft afgehaald om vervolgens door te rijden naar zijn woon- of verblijfadres. Hij is minimaal drie keer bij de [restaurant 2] in [plaats 3] geweest met een PNOD voertuig waarbij hij, gezien zijn korte stops, vermoedelijk eten heeft afgehaald om vervolgens door te rijden naar zijn woon- of verblijfplaats. Ook is verdachte minimaal twee keer bij [restaurant 3] in [plaats 2] geweest met een PNOD voertuig waarbij hij, gezien zijn korte stops, vermoedelijk eten heeft afgehaald om vervolgens door te rijden naar zijn woon- of verblijfplaats. Verder is hij minimaal zes keer bij [restaurant 4] in [plaats 4] geweest met een PNOD voertuig waarbij hij, gezien zijn korte stops, vermoedelijk eten heeft afgehaald om vervolgens door te rijden naar zijn woon- of verblijfplaats. Voor sommige bezoekjes aan [restaurant 4] moest verdachte vermoedelijk ook omrijden (dus niet de kortste weg naar huis) terwijl hij op de weg naar huis was. [16]
Getuige [getuige 4] was vanaf 2016/2017 tot december 2019 [functie 6] van het project VOSS en was [functie 7] van verdachte. Hij heeft verklaard dat hij geen toestemming heeft gegeven voor het gebruik van een PNOD voertuig door verdachte op het woon-werktraject. Voor de combinatie van werkzaamheden ten behoeve van project VOSS hoefde verdachte niet continu onderweg te zijn. Getuige heeft verklaard dat de afspraak die hij met verdachte heeft gemaakt, is dat hij de auto niet mee mag nemen voor privé, maar mocht verdachte een afspraak hebben gemaakt voor het MND dan kon getuige begrijpen dat verdachte deze auto meenam. Dat neemt niet weg dat hij zich wel aan de regels moest houden. Getuige heeft eveneens verklaard dat verdachte voor zijn werkzaamheden voor de stichting de defensiemiddelen mocht gebruiken die normaliter vanuit defensie ter beschikking zijn gesteld. Hij vermoedt iPhone, iPad en laptop. Ze hadden geen auto in het project. [17]
Getuige [getuige 5] was [functie 8] in de Directie Projecten DMO. Hij was van 1 oktober 2019 tot en met 1 maart 2021 [functie 6] van het project VOSS en [functie 6] van alle militaire persoonlijke uitrustingen. Zijn voorganger was getuige [getuige 4] . Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij geen toestemming heeft gegeven aan verdachte om met een PNOD voertuig werkzaamheden uit te voeren voor de stichting MND. Toen hij in januari 2020 een aanvraag van verdachte kreeg voor een PNOD voertuig voor 28 dagen, gaf verdachte aan dat hij dit mocht doen voor de stichting MND en dat hierover een afspraak was met Wagenparkbeheer en met getuige [getuige 6] van P&O. Getuige [getuige 5] geeft aan dat hij de aanvragen voor een PNOD voertuig, die verdachte via het systeem indiende, heeft goedgekeurd omdat verdachte tegen hem had gezegd dat hij hierover afspraken had gemaakt met [getuige 8] en [getuige 7] van DMO. Hij had geen reden daaraan te twijfelen. Getuige heeft verdachte eveneens geen of impliciet, na goedkeuring in het systeem, toestemming gegeven om het PNOD voertuig te gebruiken op het woon-werktraject. [18]
Getuige [getuige 6] , [functie 10] van de DMO, heeft verklaard dat hij verdachte geen toestemming heeft gegeven voor een PNOD reservering voor 28 dagen aangezien het geven van toestemming voor gebruik PNOD zijn werk niet is. Wel heeft getuige [getuige 6] met verdachte hierover gesproken en tegen hem gezegd of het niet beter was een eigen voertuig te kopen en de dienstreizen te declareren. [19]
Getuige [getuige 7] , [functie 9] Projecten DMO, heeft verklaard dat aan verdachte geen toestemming is gegeven voor structureel gebruik van een PNOD voertuig of het parkeren van een PNOD voertuig voor de woning van verdachte. [20]
Getuige [getuige 8] , heeft verklaard dat hij aan verdachte nooit toestemming heeft gegeven om structureel gebruik te maken van een poolvoertuig. Ook heeft hij geen toestemming gegeven om hiermee privé-ritten te maken of hiermee dagelijks op het woon-werk traject te rijden aangezien dit volgens de regels niet is toegestaan. [21]
In aanloop op de aanvraag voor een Functie Gerelateerd Voertuig (FGO) op naam van verdachte, heeft getuige [getuige 6] op 16 maart 2020 de volgende e-mail gestuurd naar [naam 3] (DMO):
‘…Ik heb voor de zekerheid een check gedaan bij de toenmalige D-P&O, de afspraken die met sm [verdachte] zijn gemaakt zijn helder: afgesproken met D-DMO is dat hij zolang hij bij DMO werkt hij twee dagen voor het MND werkt en drie dagen voor project VOSS. Hij moet daarvoor te allen tijde mobiel zijn en daarvoor een dienstauto (24/7) ter beschikking hebben.’ [22]
[naam 3] heeft op 16 maart 2020 de volgende e-mail gestuurd naar [getuige 2] ( [functie 11] ):
‘…
Is dit voldoende om hem, vooruitlopend op een FG voertuig, tot die tijd een poolvoertuig toe te wijzen? Ondertussen zal ik P&O vragen te regelen dat betrokkene woonplaats=standplaats krijgt.’ [23]
In reactie hierop heeft [naam 4] ( [functie 5] [functie 11] ) in de e-mail van 5 juni 2020, gericht aan [naam 5] en [getuige 2] , onder meer het volgende geschreven:
‘4. Uit het dossier blijkt voorts dat [verdachte] met zoveel woorden aangeeft dat het voertuig voor privé-doeleinden gebruikt gaat worden. Hij bezit privé geen auto en geeft aan ‘alles met deze auto te moeten doen’. Ik kan dit niet toestaan. Er worden medewerkers van Defensie om deze reden ontslagen, en ik zie niet in waarom [verdachte] dezelfde faciliteiten als de Minister en Staatssecretaris (de enige personen die toestemming hebben om dienstvoertuigen privé te gebruiken) zou moeten krijgen. Concluderend stel ik dan ook vast dat wij uitsluitend op basis van toestemming van DAOG een voertuig ter beschikking zullen stellen.’ [24]
In een Nota autorisatie FG-voertuig [verdachte] van 27 juli 2020 wordt door getuige [getuige 9] aan DAOG gevraagd in te stemmen met het verstrekken van een functie-gerelateerd dienstvoertuig op naam van [verdachte] , gedurende zijn aanstelling als [functie 3] VOSS/DOKS en [functie 4] van het MND. Deze nota is mede gericht aan [functie 12] Transport, t.a.v. dhr [naam 6] . [25]
De KMar heeft naar aanleiding van deze Nota op 15 december 2021 contact gehad met getuige [getuige 9] over een e-mail waaruit zou blijken dat de Nota is afgewezen. Op 17 december heeft getuige [getuige 9] gemaild:
“[…]
Ik heb eea nagekeken in de mailbox en met collega [naam 5] gesproken over een afwijzing op het verzoek voor een FG-voertuig aan DAOG voor [verdachte] . Ik kom tot de conclusie dat er geen formele reactie op bijgevoegde nota van DAOG is ontvangen, er is dus geen harde afwijzingsnota. Uit emailwisselingen tussen [naam 5] en DOSCO collega’s van DFL&B (Portfoliomanagement, Bedrijfsbureau PNOD en CWB) kan ik opmaken dat er geen FG-voertuig aan [verdachte] is toegewezen. […]”.
Op basis van deze mail heeft de KMar het vermoeden gekregen dat geen afwijzingsnota is opgemaakt en dat kennelijk uit emailwisselingen duidelijk is geworden dat aan verdachte geen FG-voertuig is toegewezen. [26]
Getuige [getuige 10] ( [functie 12] ) heeft verklaard dat hij de aanvraag van de DMO, ingediend op 27 juli 2020, voor verstrekking van een FG voertuig op naam van verdachte indertijd heeft afgewezen. Hij heeft hierover overleg gehad met de Bestuursstaf en een functionaris van de Defensie Verkeers en Vervoers Organisatie. Daarbij heeft hij nagevraagd of verdachte op een woonplaats=standplaats zat en geen tegemoetkoming reiskosten kreeg. Bij de DAOG kreeg hij te horen dat het verzoek al eerder was afgewezen omdat het werk van verdachte planbaar is. Daarnaast is er in spoedgevallen via de DMO een auto te regelen. [27]
Toestemming
Gelet op het voorgaande is de militaire kamer van oordeel dat de regelgeving omtrent het gebruik van een civiele dienstauto ofwel PNOD voertuig helder is. Privégebruik van een civiele dienstauto waaronder het gebruik voor woon-werk verkeer en gebruik van civiele dienstauto’s voor dienstreizen langer dan 28 dagen is niet toegestaan.
Verdachte heeft verklaard dat hij een kettingreservering, te weten direct op elkaar aansluitende reserveringen voor een periode van 28 dagen of langer, heeft gemaakt en dat hij 24/7 een PNOD voertuig nodig had voor zijn werkzaamheden voor zowel project VOSS als de stichting MND. Verdachte heeft verklaard dat zijn leidinggevende de aanvragen heeft goedgekeurd.
De militaire kamer is van oordeel dat verdachte van de regelgeving omtrent civiele dienstauto’s op de hoogte was. Zijn aanvragen zijn weliswaar door zijn leidinggevende administratief goedgekeurd, maar dat neemt niet weg dat het gebruik van de voertuigen wel voor de dienst moet zijn en niet voor privégebruik. en dus conform de van toepassing zijnde regelgeving. Nergens blijkt uit dat hij zijn (opvolgende) leidinggevenden heeft verteld dat hij de dienstauto’s voor privé gebruikte, terwijl ook niet is gebleken dat hij daarvoor toestemming heeft gevraagd dan wel verkregen. De verklaring van verdachte dat hij eigenlijk altijd aan het werk was voor de stichting MND en dat hij de voertuigen niet privé heeft gebruikt, acht de militaire kamer onaannemelijk. Dit mede gelet op de tijden waarop de voertuigen zijn gebruikt (ook in de avonden en weekenden) en de locaties waar de voertuigen zijn gestopt in combinatie met de rekeningafschriften van verdachte. In feite heeft verdachte de PNOD voertuigen structureel gebruikt voor woon-werkverkeer en privédoeleinden, waarbij de voertuigen veelvuldig minimaal een etmaal hebben stilgestaan in de omgeving van verdachtes woon- of verblijfadressen.
Daarnaast heeft hij, ten tijde dat het PNOD voertuig in de nabije omgeving was gestopt, maar liefst 51 keer een betaling gedaan bij [kapper] . Dat verdachte hier moest zijn ten behoeve van zijn werk voor de stichting MND vindt de militaire kamer ongeloofwaardig.
Ook heeft verdachte bij de Praxis geparkeerd en daar een aankoop gedaan, welk bedrag hij teruggestort heeft gekregen van [naam 2] onder de noemer “verf logeerkamer en handzaag”, zodat aannemelijk is dat het PNOD voertuig voor privédoeleinden is gebruikt.
Verder heeft verdachte in de tenlastegelegde periode tenminste 14 keer geparkeerd in de nabijheid van restaurants, aan het einde van de dag, en eten afgehaald voordat hij naar huis reed. Dat hij eten heeft afgehaald in verband met zijn relaties die hij als [functie 4] van de MND had, is niet verifieerbaar maar in het licht van het voorgaande niet zonder meer aannemelijk.
De militaire kamer stelt vast dat tot het mailcontact over een FG-voertuig en de naar aanleiding daarvan opgestelde Nota geen toestemming is gegeven voor gebruik van een PNOD-voertuig voor privégebruik danwel het woon-werkverkeer. Na dat mailcontact over de aanvraag van een FG-voertuig voor verdachte en de op basis daarvan opgestelde Nota, is evenmin gebleken dat daadwerkelijk toestemming is gegeven aan verdachte om in de tussentijd en vooruitlopend op eventuele toewijzing een PNOD voertuig te gebruiken voor privédoeleinden en woon-werkverkeer. Het aantal keren dat een PNOD voertuig is aangetroffen in de directe nabijheid van de woonplaats van verdachte is zodanig dat niet kan worden gesproken van een incidenteel geval. De leidinggevenden van verdachte hebben vertrouwd op de verklaring van verdachte dat hij zelf afspraken hierover had gemaakt met diverse personen binnen de organisatie. Echter is nergens uit af te leiden dat deze afspraken daadwerkelijk zijn gemaakt. Dit wordt zelfs weersproken door verschillende getuigen. Daarbij komt dat verdachte geen inzicht heeft gegeven in specifieke werkzaamheden voor de stichting MND, zodat zijn verklaring hierover niet kan worden geverifieerd.
Ook dient mee te wegen dat in de HDP Aanwijzing Defensienetwerken niet specifiek is vastgelegd dat de bestuursleden van de defensienetwerken zoals de stichting MND voor hun werkzaamheden ook een defensievoertuig mogen gebruiken. . In de HDP aanwijzing is opgenomen dat de reis- en verblijfskosten die samenhangen met de uitoefening van een bestuursfunctie van een netwerk worden vergoed in overeenstemming met het Besluit dienstreizen defensie. Dit betreft dus alleen een financiële vergoeding en geen gebruik van defensiematerieel (zoals een dienstauto). Nog los van het ontbreken van toestemming voor dergelijk gebruik van een PNOD voertuig, staat naar het oordeel van de militaire kamer op grond hiervan eveneens niet zonder meer vast dat verdachte voor zijn werkzaamheden voor de stichting MND een PNOD voertuig mocht gebruiken.
Conclusie
De militaire kamer is van oordeel dat verdachte in de tenlastegelegde periode veelvuldig, zo niet structureel, zonder toestemming en in strijd met de geldende regelgeving, PNOD auto’s heeft gebruikt voor privédoeleinden en voor woon-werk verkeer. Daarbij heeft verdachte zich tegenover zijn leidinggevenden of andere gesprekspartners verscholen achter niet bestaande toestemming van hun meerderen, welke toestemming vervolgens niet is geverifieerd. Ook heeft hij zich verscholen achter noodzakelijke werkzaamheden voor de stichting MND zonder dat dit controleerbaar voor zijn leidinggevenden was. Hierdoor heeft verdachte vrijelijk kunnen handelen.
De militaire kamer acht het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft in de periode van 1 april 2017 tot en met 1 januari 2021 op 1071 dagen een PNOD voertuig gebruikt. Daarvan heeft hij 964 nachten het PNOD voertuig in de directe nabijheid van zijn huis of verblijfadressen geparkeerd. [28] Verdachte heeft in meerdere herbevestigingen aangegeven dat hij voldoet aan de eisen wat betreft de huisvesting. [29] Op basis daarvan heeft hij voedingskosten ontvangen van in totaal € 9.906,48. Verdachte heeft per 1 januari 2021 de voedingskosten stopgezet. [30] Ook heeft verdachte op basis van de huisvesting een tegemoetkoming niet-dagelijks reizen ontvangen van in totaal € 6.648,01. Deze tegemoetkoming niet-dagelijks reizen is door verdachte, op aangeven van DCHR (getuige [getuige 1] ), per 01 januari 2021 stopgezet. [31]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de activiteiten en het gebruik van middelen telkens plaatsvond binnen het kader van bestaande regelgeving en beleid van Defensie en met expliciete toestemming van de verantwoordelijke commandanten.
Beoordeling door de militaire kamer
Aangever [aangever] heeft verklaard dat verdachte aannemelijk veelvuldig de nacht doorbracht op zijn privé adres in plaats van gebruik te maken van de aangewezen legering op de [kazerne] in [plaats 1] . In de periode van 1 april 2017 tot en met 1 maart 2021 heeft hij minimaal 800 keer de nacht doorgebracht op zijn privé adres en is ongeveer 40 keer gebruik gemaakt van de legering op de [kazerne] . [32]
In de Regeling Huisvesting en Voeding Militairen, geldend van 07-06-2004 t/m 12-09-2017 is opgenomen dat:

Artikel 4. Verstrekking op aanvraag(…)
3.
De militair dient, om voor de in dit artikel bedoelde huisvesting in aanmerking te komen, schriftelijk te verklaren dat hij minimaal drie nachten per week gebruik zal maken van de geboden huisvesting. Voor de militair als bedoeld in artikel 54e van het Algemeen militair ambtenarenreglement en de militair die in verband met deeltijdverlof een arbeidsduur heeft van minder dan 38 uur per week wordt deze termijn vastgesteld op een evenredig deel daarvan, waarna de uitkomst naar beneden wordt afgerond(…). [33]
‘Hoofdstuk 4. Vrijstellingen
Artikel 12. Vrijstelling van betaling eigen bijdrage huisvesting en voeding
1.
Van het betalen van de bijdrage voor huisvesting en voeding is vrijgesteld de militair:
a.
die in de regel dagelijks reist tussen de plaats van tewerkstelling en zijn woning en aan wie uitsluitend om redenen van dienst huisvesting wordt verleend(…)’
In de Regeling Huisvesting en Voeding Militairen 2018 (RVHM 2018) is opgenomen dat:
‘Artikel 4. Verstrekking op aanvraag
3.
De militair dient, om voor de in dit artikel bedoelde huisvesting in aanmerking te komen, schriftelijk te verklaren dat hij meerdere nachten per week gebruik zal maken van de geboden huisvesting, waaronder mede begrepen het gebruik van de huisvesting als slaapgelegenheid buiten de nachtelijke uren voor een militair die nachtdienst verricht.(…)’
‘Hoofdstuk 4, Vrijstelling en tegemoetkoming
Artikel 9. Vrijstelling van betaling eigen bijdrage huisvesting en tegemoetkoming voedingskosten
1.
De militair is vrijgesteld van het betalen van de bijdrage voor huisvesting en ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van voeding indien deze niet van rijkswege is verstrekt:
a.
indien aan hem, overeenkomstig artikel 3 of artikel 4, eerste of tweede lid, huisvesting wordt verleend. (…) [34]
Op het formulier ‘Huisvesting door Defensie’ van 01-07-2018 staat onder het kopje ‘verklaring bij aanvraag huisvesting’ het volgende opgenomen:

ik gebruik de geboden huisvesting gemiddeld:

4 nachten per week en werk

4 dagen per week op de plaats van tewerkstelling’

Daaronder staat opgenomen dat de huisvesting door Defensie door de aanvrager wordt beëindigd als hij:
‘- voor een periode langer dan 3 maanden geen gebruik kan gaan maken van de huisvesting in verband met uitzending, het volgen van een cursus elders of een tijdelijke tewerkstelling elders;
- gemiddeld minder dan drie* nachten per week gebruik maak van de huisvesting anders dan door verlof, ziekte of een ongeval.
* In geval van deeltijdverlof naar evenredigheid.’
Het formulier is door verdachte ondertekend op 06 augustus 2018. [35]
Op het formulier uit 2019 staat onder het kopje ‘verklaring bij aanvraag huisvesting’ het volgende opgenomen:
‘Ik verklaar dat ik:
- meerdere nachten per week gebruik zal maken van de geboden huisvesting.
- mijn huisvesting zal beëindigen indien ik voor een periode langer dan 3 maanden geen gebruik maak van de huisvesting in verband met uitzending, het volgen van een cursus elders of een tijdelijke tewerkstelling elders.
- indien ik niet meerdere nachten per week gebruik maak van de huisvesting (anders dan door verlof, ziekte of een ongeval), mijn huisvesting zal beëindigen.’
Het formulier is door verdachte ondertekend op 01 september 2019. [36]
Conclusie
Gelet op voornoemde door verdachte zelf ingevulde formulieren – die voldoende duidelijk zijn ten aanzien van verdachtes specifieke plichten op dat vlak – is de militaire kamer van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij moest doorgeven dat hij niet het vereiste aantal nachten gebruik maakte van de verleende huisvesting. Verdachte heeft middels de aanvragen en herbevestigingen onjuiste informatie verstrekt en als gevolg daarvan heeft hij over de genoemde periode een vaste legeringskamer toegewezen gekregen. Verdachte had eveneens redelijkerwijs moeten vermoeden dat het voorgaande onlosmakelijk verbonden was aan de verstrekking van de tegemoetkoming voedingskosten en de tegemoetkoming niet-dagelijks reizen.
In de periode waarin verdachte voedingskosten ontving heeft hij 30 keer overnacht in zijn toegewezen vaste legeringskamer. Hierdoor heeft verdachte, op een enkele week na, over de gehele periode van huisvesting op de [kazerne] , niet voldaan aan de genoemde regelgeving ten aanzien van de voedingskosten.
Een tegemoetkoming niet-dagelijks reizen vereist dat er wekelijks met eigen vervoer dan wel met openbaar vervoer wordt gereisd tussen het huisadres en de plaats van tewerkstelling. Verdachte heeft in de voornoemde periode structureel en nagenoeg dagelijks gebruik gemaakt van een PNOD voertuig tussen zijn huisadres en plaats van te werkstelling. Slechts incidenteel werd door verdachte op dit traject met eigen - of openbaar vervoer dan wel ander vervoer gereisd. Gezien de genoemde regelgeving en het bijna dagelijks gebruik van een PNOD voertuig op het woon-werk traject kan – naar het oordeel van de militaire kamer – gesteld worden dat verdachte geen recht had op de door hem ontvangen tegemoetkoming niet-dagelijks reizen.
Dat verdachte niet op de legeringskamer verbleef omdat hij zich kennelijk niet meer veilig voelde op zijn legeringskamer doordat de cilinders meermaals waren vervangen, doet daar naar het oordeel van de militaire kamer niets aan af. Verdachte heeft destijds zelf te laat de verlengingsformulieren ingediend, waardoor Defensie genoodzaakt was de cilinder van het slot te vervangen, hetgeen een standaard procedure was.
De militaire kamer acht het onder feit 2 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft in december 2019 een Apple Macbook Pro, ter waarde van € 2.298,- euro gekocht. Voor deze aankoop heeft hij op 18 november 2020 een declaratie bij Defensie ingediend teneinde deze via het Cafetariamodel Defensie uit te ruilen. Hij heeft hierbij de factuur gevoegd waarop stond vermeld dat de computer was gekocht op 2 december 2019. Bij de declaratie heeft verdachte aangegeven de computer op 1 december 2020 te hebben gekocht. De ingediende declaratie tot uitruil is bij de uitbetaling van het salaris van verdachte in december 2020 verrekend als gevolg waarvan € 750,- (het op grond van de Regeling Cafetariamodel Defensie maximum uit te keren bedrag) op zijn rekening is bijgeschreven. Dit bedrag is in maart 2021 door Defensie teruggevorderd nadat de Afdeling Rechtspositie (REPOS) op 9 maart 2021 het naderhand ingediende rekest van verdachte had afgewezen. [37]
Verdachte heeft op 9 januari 2020 bij Defensie, via het systeem DIDO ++, onder de noemer voorgeschoten bedragen in het kader van teambuilding/representatie, declaraties ingediend voor de aankoop van chocolade. Hierbij waren tevens de aankoopbonnen gevoegd. Het betrof hier een declaratie voor een aankoop ter waarde van € 164,25 waarbij was aangegeven dat de chocolade was aangeschaft op 29 oktober 2019. Daarnaast betrof het een declaratie voor een aankoop ter waarde van € 246,-. In dit geval was door verdachte aangegeven dat de chocolade was aangeschaft op 9 november 2019. Uit het onderzoek van het rekeningnummer van verdachte bleek dat de chocolade in beide gevallen door verdachte betaald is op 21 december 2019. Beide bedragen zijn op 15 januari 2020 op de rekening van verdachte bijgeschreven. [38]
In de periode van 2017 tot en met 2021 heeft verdachte ten behoeve van zijn functie voor VOSS en het MND meerdere dienstreizen naar het buitenland gemaakt. In een aantal gevallen, waaronder de dienstreizen in de periode van 9 april 2019 t/m 20 april 2019, 7 mei 2021 t/m 21 mei 2021 en 18 augustus 2021 t/m 3 september 2021 waren dit reizen naar het Caribisch gebied. Ten behoeve van deze reizen zijn door verdachte achteraf kosten gedeclareerd waarbij in de omschrijving is aangegeven dat dit was voor een extra, tweede koffer. Ook is een declaratie ingediend ten behoeve van kosten voor een late check-in. [39]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 3 tenlastegelegd.
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft bepleit dat hij integraal moet worden vrijgesproken omdat hij zijn declaraties altijd nauwgezet en naar waarheid heeft ingevuld.
Beoordeling door de militaire kamer
Declaratie uitruil Macbook Pro
In de Regeling cafetariamodel defensie, geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2019 is in artikel 5 lid 1 onder c bepaald dat:
Voor zover de geldende fiscale bepalingen dit mogelijk maken worden de onderstaande bestedingsmogelijkheden als doelen aangemerkt: c. een computer mede te gebruiken voor werk of studie, inclusief computer accessoires en een computer verzekering.
In lid 2 is bepaald dat:
Voor de in het eerste lid, onder b en c, genoemde bestedingsmogelijkheden gelden de volgende voorwaarden: c. de aanschaf wordt gedaan in hetzelfde kalenderjaar als de aanvraag.
In de uitleg ten aanzien van ‘Uitruil van fiets en/of computer’, op de Selfservice pagina van P&O op Intranet Defensie, staat het volgende aangegeven:
In de maand december is het niet mogelijk om tegen het salaris uit te ruilen, omdat verrekening in hetzelfde jaar moet plaatsvinden. [40]
Verdachte heeft op 29 november 2019 via email contact gezocht met de frontoffice van het Diensten Centrum Human Resources (verder: DCHR). Hij heeft gevraagd of hij de PC, die hij op maandag 2 december 2019 wilde gaan kopen, kon uitruilen middels het Cafetariamodel defensie. DCHR heeft aangegeven dat dit, op grond van de regeling, voor een in december aangekochte computer niet mogelijk was. Wanneer hij de aankoop in november 2019 zou doen, was het nog wel mogelijk. [41]
Op 18 november 2020, om 12:01 uur, benadert verdachte opnieuw de Frontoffice van DCHR. Hij geeft aan dat hij, ten aanzien van zijn in 2019 gekochte MacBook Pro, gebruik wil maken van de uitruil mogelijkheid op grond van het cafetariamodel. Hij krijgt via het systeem echter de melding dat deze in hetzelfde kalender jaar gekocht moet zijn. Hij geeft bij DCHR aan dat hij zich tekort gedaan voelt en vraagt om een oplossing. DCHR antwoordt op 19 november 2020 om 11:40 uur, dat verdachte de mogelijkheid heeft om door middel van Defensieformulier (Dfe) [nummer] een rekest bij zijn personeelsdienst in te dienen. [42]
Uit onderzoek is gebleken dat verdachte op 18 november 2020 om 11:53 uur via Dido een declaratie heeft ingediend voor de Apple Macbook Pro. Hij geeft daarbij aan dat deze is gekocht op 1 december 2020. Tevens is een factuur bijgevoegd waarop de aankoopdatum van 1 december 2019 staat vermeld. [43]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat wanneer in het systeem wordt ingevuld dat de aankoop is gedaan in 2019, de aanvraag automatisch zou zijn gestopt. De gebruiker krijgt dan een foutmelding te zien. Dit wordt de validatie genoemd waarmee wordt voorkomen dat niet wordt voldaan aan de fiscale regelgeving. Ook heeft de getuige verklaard dat hij verdachte op 30 december 2020 via de mail heeft gevraagd naar de beslissing van REPOS op het door hem ingediende rekest. Verdachte gaf toen aan dat het rekest via de P&O adviseur naar zijn [functie 7] , Kolonel [getuige 5] , was gestuurd voor advies. [44]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij op 23 november 2020 het rekest heeft ondertekend met een positief advies en het verzoek om coulant te zijn ten aanzien van de verzoeker (zijnde verdachte). Hij heeft echter ook aan verdachte gezegd dat hij hem weinig kans gaf. [45]
Omdat het rekest niet door REPOS bleek te zijn ontvangen is het op 30 december 2020 alsnog naar REPOS gestuurd ter beoordeling. Op 9 maart 2021 is het verzoek van verdachte om gebruik te maken van de uitruilmogelijkheid afgewezen vanwege het feit dat de aankoop niet in 2020 maar in 2019 was gedaan. [46]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de Macbook Pro als [functie 4] van het MND heeft gekocht voor een stagiaire die de computer voor het werk nodig zou hebben. Hij heeft de datum op de factuur niet aangepast en hij heeft na indiening meteen een rekest ingediend. Nu het door hem ontvangen bedrag na de afwijzing van zijn rekest al op zijn salaris is ingehouden, is de zaak wat hem betreft opgelost. [47]
Conclusie
De militaire kamer stelt op grond van het voornoemde vast dat verdachte, toen hij de declaratie tot uitruil voor de zijn computer indiende, op de hoogte was van het feit dat dit alleen mogelijk was wanneer de computer ook daadwerkelijk in 2020 zou zijn gekocht. DCHR heeft hem dit immers tot tweemaal toe schriftelijk laten weten. Daarnaast is de regeling en ook de toelichting op het P&O portaal hieromtrent duidelijk. Desondanks heeft verdachte, zonder het antwoord op het door hem ingediende rekest af te wachten, de declaratie ingediend. Om te voorkomen dat zijn declaratie vanwege het validatiesysteem niet zou worden geaccepteerd heeft verdachte bewust een aankoopdatum van 2020 (in plaats van de werkelijke datum in 2019) vermeld. De militaire kamer acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk valselijk opmaken van de declaratie. Dat het aanvankelijk toegekende en uitgekeerde bedrag van € 750,- uiteindelijk door defensie in april 2021, na afwijzing van zijn rekest, weer is ingevorderd op het salaris van verdachte doet hier niets aan af. Geheel terzijde wordt opgemerkt dat de uitleg van verdachte, dat hij als [functie 4] van de stichting MND een Macbook Pro voor een stagiaire wilde aanschaffen via een systeem dat is bedoeld voor verrekening met privé-salaris terwijl de stichting MND eigen budget had, weliswaar zeer onwaarschijnlijk en onbegrijpelijk, maar hoe dan ook niet tot een ander oordeel dient te leiden.
Declaratie aankoop chocolade
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij, als [functie 4] MND, geregeld dozen chocolade kocht voor relaties waar hij, ook tijdens zijn dienstreizen, mee in gesprek ging. Soms moest hij de chocolade met spoed bestellen (bij voorbeeld voorafgaand aan een dienstreis), dit door iemand anders laten ophalen om vervolgens zelf op een later moment te betalen. Hij verklaart dat het in die gevallen kan kloppen dat de datum van aankoop niet correspondeert met de datum van uiteindelijke betaling. De militaire kamer kan op grond van het dossier niet vaststellen of daar in dit geval sprake van is geweest. Desondanks acht de militaire kamer een dusdanige handelswijze niet onaannemelijk. Op grond van het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting heeft de militaire kamer niet de overtuiging gekregen dat verdachte de declaraties opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en spreekt verdachte daarom vrij van dit gedeelte van het tenlastegelegde.
Declaraties koffers en late check-in:
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij in de dienstreisdeclaraties van verdachte meerdere malen heeft gezien dat er kosten zijn gedeclareerd voor een tweede koffer. Via het reisbureau defensie kan worden aangegeven hoeveel koffers je mee wilt nemen. Standaard is om een privé koffer mee te nemen en een koffer voor militaire uitrusting of tenue. Wil je meer koffers meenemen, dan wordt het reisbureau bij Defensie kritisch. Het vliegticket, met inbegrip van de hoeveelheid koffers, wordt door het reisbureau defensie via VCK Travel geboekt. [48]
Volgens getuige [getuige 1] blijkt uit de declaraties, ingediend door verdachte, dat hij bijvoorbeeld een extra koffer declareert. Als omschrijving zet hij er dan bij dat er geen tweede koffer is bijgeboekt. Uit onderzoek blijkt dat dit onjuist is; er is wel een tweede koffer bijgeboekt door VCK travel. Dus hij heeft een derde koffer meegenomen, en declareert deze als tweede koffer. Hij declareert dan €200,- voor het bijboeken van een tweede koffer. Hij kan gewoon regelen dat hij een derde koffer mee mag nemen, dit boeken ze dan erbij, aldus [getuige 1] . Dit geldt voor de dienstreis in de periode 09-04-2019 - 20-04-2019, er zijn 2 koffers geboekt en in de declaratie wordt een 2e koffer gedeclareerd. [49]
Uit onderzoek blijkt dat verdachte declaraties heeft ingediend ten behoeve dienstreizen van 27 oktober 2018, 9 april 2019 en 11 april 2019, met de omschrijving “tweede koffer” of “extra ruimbagage”. [50] Verdachte heeft in de opmerkingen bij zijn declaraties meermalen aangegeven dat hij een tweede koffer bij moest boeken. [51] Ook gaf hij aan in de opmerkingen dat de tweede koffer niet in het systeem zat. [52] Uit navraag bij VCK Travel en de KLM bleek echter dat verdachte in totaal drie koffers heeft meegenomen, waarvan er twee door VCK Travel waren geboekt. Daarnaast heeft verdachte aangegeven dat er extra kosten waren gemaakt bij het inchecken, te weten €61,70. Navraag bij VCK Travel heeft uitgewezen dat dit kosten waren voor het kopen van een nieuw ticket omdat verdachte laat bij de check-in counter aankwam. [53]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij extra koffers mee moest nemen omdat het werk dat van hem eist (totale uitrusting). [54]
Conclusie:
De militaire kamer is op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte willens en wetens in zijn dienstreis-declaratie valselijk informatie heeft verstrekt ten aanzien de kosten voor extra koffers. Ondanks de mogelijkheid om via het reisbureau Defensie toestemming te vragen om, naast het gebruikelijke aantal van twee koffers, een derde mee te nemen, heeft hij deze kosten willen verhalen door dit als tweede koffer op te voeren. De militaire kamer acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
De militaire kamer constateert dat een deel van de in de tenlastelegging genoemde declaraties, betreffende dienstreizen naar het Caribisch gebied gemaakt op 7 mei 2021 tot en met 21 mei 2021 en 18 augustus 2021 tot en met 3 september 2021, zijn ingediend buiten de tenlastegelegde periode.
De militaire kamer spreekt verdachte daarom vrij van valsheid in geschrifte ten aanzien van deze declaraties.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij als militair op
één ofmeer tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 01 april 2017 tot en met 01 maart 2021, in de gemeente
(n
)of nabij 's-Gravenhage en
/of[plaats 1] en
/of[plaats 3] en
/of[plaats 4] en
/ofHaarlemmermeer, in elk geval in Nederland, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk wederrechtelijk één of meer motorrijtuigen, (diverse personenauto's met verscheidene registratietekens/kentekens), bij de krijgsmacht in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt;
2.
hij op
één ofmeer tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 april 2017 tot en met 31 december 2017 te [plaats 1] en
/of[plaats 2] , althans in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift(en) opgelegde verplichting, te weten artikel 108 Algemeen militair ambtenarenreglement en
/of, althans in samenhang met, artikel 4 derde lid, en
/ofartikel 12, eerste lid, aanhef en onder a Regeling huisvesting en voeding militairen (van 7 juni 2004)
opzettelijk heeft nagelaten tijdig aan Facilitair Bedrijf Defensie van de [kazerne] , althans het ministerie van Defensie, de benodigde gegevens te verstrekken en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten verdachtes recht op verlening van huisvesting door Defensie op de [kazerne] en
/ofvrijstelling voor het betalen van de (eigen) bijdrage voor huisvesting en
/ofvrijstelling voor het betalen van de (eigen) bijdrage voor voeding, dan wel voor de hoogte of de duur van die
verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte,
(telkens) opzettelijk nagelaten om onverwijld en/of uit eigen beweging het Facilitair Bedrijf Defensie van de [kazerne] , althans, het ministerie van Defensie, er (volledig) van op de hoogte te stellen dat hij, verdachte, (gemiddeld) niet meer dan 3 nachten per week gebruik maakte van de verleende huisvesting en/of opzettelijk nagelaten om onverwijld en/of uit eigen beweging het gebruik van de verleende huisvesting bij het Facilitair Bedrijf Defensie, althans het ministerie van Defensie, op te zeggen en te beëindigen
en
/of
hij op
één ofmeer tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2018 tot en met 1 januari 2021 te [plaats 1] en
/of[plaats 2] , althans in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift
(en
)opgelegde verplichting, te weten artikel 108 Algemeen militair ambtenarenreglement en
/of, althans in samenhang met, artikel 4, derde lid, en
/ofartikel 9, eerste lid aanhef en onder a, Regeling huisvesting en voeding militairen 2018 (inwerking getreden op 1 januari 2018)
opzettelijk heeft nagelaten tijdig aan Facilitair Bedrijf Defensie van de [kazerne] , althans het ministerie van Defensie de benodigde gegevens te verstrekken en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten verdachtes recht op verlening van huisvesting door Defensie op de [kazerne] en
/ofvrijstelling van het betalen van de (eigen) bijdrage voor huisvesting en
/ofeen tegemoetkoming in de kosten van voeding, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming,
immers heeft verdachte,
(telkens) opzettelijk nagelaten om onverwijld en
/ofuit eigen beweging het Facilitair Bedrijf Defensie van de [kazerne] , althans het ministerie van Defensie, er (volledig) van op de hoogte te stellen dat hij, verdachte, (gemiddeld) niet meer dan 4 nachten, althans niet meerdere nachten per week, gebruik maakte van de verleende huisvesting en
/ofopzettelijk nagelaten om onverwijld en
/ofuit eigen beweging het gebruik van de verleende huisvesting bij het Facilitair Bedrijf Defensie, althans het ministerie van Defensie, op te zeggen en te beëindigen;
3.
hij op
één ofmeer tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 01 april 2017 tot en met 01 maart 2021 in de gemeente 's-Gravenhage en/of [plaats 1]
en/of, althans in Nederland
meermalen
, althans eenmaal,
één of meer (digita
(a)l
(e
)geschrift
(en
) (respectievelijk
)
  • een declaratieformulier ten behoeve van uitruil Apple Macbook (in het systeem DIDO en/of DIDO ++) (pag. 897) en
  • één of meer declaratieformulier(en) voor teambuilding/relatiegeschenken (in het systeem DIDO en/of DIDO ++) (pag. 912) en/of
  • één ofmeer declaratieformulier
    (en
    )voor diverse reiskosten en/of dienstreizen buitenland (in het systeem DIDO en/of DIDO ++)(pag. 1105-1132),
zijnde
(een) (digita
(a)l
(e
)geschrift
(en
) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken en
/ofdoor anderen te doen gebruiken,
valselijk en
/ofin strijd met de waarheid heeft opgemaakt
en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsenen daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin, dat valselijk, immers in strijd met de waarheid, (zakelijk weergegeven)
(respectievelijk
)
  • voornoemd declaratieformulier (uitruil Apple MacBook) te voorzien van een aankoop/aanschafdatum 01 december 2020, terwijl in werkelijkheid de aankoopdatum 02 december 2019 is (pag. 897) en
  • voornoemde declaratieformulier(en) (teambuilding/relatiegeschenken) te voorzien van een aankoop/aanschafdatum 29 oktober 2019 voor een bedrag van

€ 164,25, terwijl in werkelijkheid de aankoop/aanschafdatum 21 december 2019 is en/of te voorzien van een aankoopdatum/aanschafdatum van 09 november 2019 voor een bedrag van €246,-, terwijl in werkelijkheid de aankoop/aanschafdatum 21 december 2019 is (pag. 912) en/of

- op voornoemde declaratieformulier
(en
)(diverse reiskosten en/of dienstreizen) als toelichting onder componenten
en/of op bijbehorende betaalbewijzen/bonnen te vermelden:2de koffer zat niet in het systeem en/of extra kosten inchecken (pag. 1105 t/m 1106) en/oftweede koffer (bijlage 7 pag. 1125, bijlage 9 pag. 1128, bijlage 10 pag. 1129, bijlage 11 pag. 1130)
en/of voor de tweede koffer (bijlage 12 pag. 1131 t/m 1132),terwijl het bleek te gaan om een extra 3e koffer
en/of een nieuw vluchtticket (pag. 1093 t/m 1094 bijlage 2 pag. 1099 t/m 1104),
en bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, voornoemde valse declaratieformulier(en) ter declaratie heeft overlegd en
/ofingediend en
/ofverwerkt in de systemen DIDO en/of DIDO ++.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk wederrechtelijk enig motorrijtuig gebruiken, dat bij de krijgsmacht in gebruik is, meermalen gepleegd;
feit 2:
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming/de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming;
feit 3:
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis en tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte, die ten tijde van het plegen van de misdrijven de rang van [rang] had en daarnaast [functie 4] was van de stichting MND, heeft zich gedurende een periode van ongeveer vier jaren schuldig gemaakt aan militaire joyriding, het nalaten van het verstrekken van benodigde gegevens en valsheid in geschrift. Verdachte heeft veelvuldig zo niet structureel misbruik gemaakt van dienstauto’s van Defensie door er zonder toestemming privé mee te rijden dan wel voor het woon- werkverkeer te gebruiken. Daarnaast heeft hij meerdere valse declaraties ingediend en heeft hij opzettelijk nagelaten de juiste gegevens te verstrekken ten aanzien van de legering waardoor hij onterecht een tegemoetkoming voedingskosten en reiskosten heeft ontvangen. Verdachte heeft aldus met grote regelmaat en op grote schaal het vertrouwen van zijn werkgever geschonden om zichzelf te bevoordelen.
De militaire kamer rekent hem deze feiten zwaar aan, temeer daar van een onderofficier en nota bene [functie 4] van de MND voorbeeldgedrag mag worden verwacht.
Anderzijds houdt de militaire kamer ook rekening met de gevolgen die de feiten voor verdachte hebben gehad, zoals zijn schorsing bij Defensie, en het tijdsverloop tussen het plegen van de feiten en het onderzoek ter terechtzitting. Onder andere omstandigheden zou een dergelijk feitencomplex wellicht aanleiding geven om een hogere straf op te leggen, maar gelet hierop zal de militaire kamer aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand en een taakstraf voor de duur van 120 uren opleggen. De hoogte van de taakstraf is lager dan de eis van de officier van justitie, omdat de militaire kamer minder bewezen acht dan de officier van justitie. De militaire kamer zal, gelet op het gegeven dat de feiten van enige tijd geleden zijn en verdachte in de tussentijd niet opnieuw in aanraking is geweest met politie en justitie, bij de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd van 2 jaren opleggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225 en 227b van het Wetboek van Strafrecht;
- 166 van het Wetboek van Militair Strafrecht;
- 11 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs ( voorzitter ), mr. R.M.H. Pennings en Kolonel mr. H.M. Stratenus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 mei 2025.
mr. C.F. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , opperwachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2207081 235.5884. AMB, onderzoek 27BASS, gesloten op 18 juli 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal nulmeting [verdachte] , p. 12-13.
3.Proces-verbaal onderzoek PNOD gebruik [verdachte] 01 april 2017 t/m 01 maart 2021, p. 190-192 en verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 24 maart 2025.
4.Proces-verbaal van onderzoek aantallen verreden kilometers door [verdachte] , p. 1764-1765.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 323-327.
6.Proces-verbaal van aangifte jegens adjudant [verdachte] , p. 453-454.
7.Proces-verbaal van bevindingen Regelgeving omtrent dienstauto’s en dienstreizen, p. 128-133 (met bijlagen, p. 137-183).
8.Aanwijzing SG A/928 Faciliteiten Netwerken Defensie, p. 182-183.
9.Nota omvorming SG-aanwijzing A/928 naar HDP-Aanwijzing Defensienetwerken, p. 184-185.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 402 (met bijlage, p. 407).
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 436-437.
12.Proces-verbaal van onderzoek aantallen verreden kilometers door [verdachte] , p. 1764-1765.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 190-193 (bijlagen p. 194 e.v.).
14.Proces-verbaal PNOD gebruik naar [kapper] door [verdachte] , p. 200-201.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 214- 216.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 214-216.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 411-413.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 1549-1551.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 382-383.
20.Proces-verbaal van bevindingen telefonisch gesprek met [getuige 7] , p. 393-394.
21.Proces-verbaal van bevindingen telefonisch gesprek met [getuige 8] , p. 1608-1609.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 231 (met bijlage op p. 234).
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 231-232 (met bijlage op p. 234).
24.E-mailbericht van [naam 4] d.d. 5 juni 2020, p. 235.
25.Nota autorisatie FG-voertuig [verdachte] van de Defensie Materieel Organisatie, p. 1763.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1761 en 1762.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 368-369.
28.Proces-verbaal onderzoek PNOD gebruik [verdachte] 01 april 2017 t/m 01 maart 2021, p. 190-192.
29.Formulier huisvesting door defensie (DFE009), p. 487-488, 489-490 en 491-492.
30.Proces-verbaal van bevindingen ontvangen tegemoetkoming voedingskosten, p. 499-501 (met bijlagen op p. 502-507).
31.Proces-verbaal van bevindingen ontvangen tegemoetkoming niet dagelijks reizen, p. 732-733 (met bijlagen, p. 734-735.
32.Proces-verbaal van aangifte jegens adjudant [verdachte] , p. 454-455.
33.Regeling huisvesting en voeding militairen, p. 461-462.
34.Regeling huisvesting en voeding militairen 2018 (RHVM 2018), p. 467-470 en Nota uitvoeringsbepalingen Regeling huisvesting en voeding militairen 2018, p. 474-475.
35.Formulier Huisvesting door Defensie 2018, p. 489-490.
36.Formulier Huisvesting door Defensie 2019, p. 491-492.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 893-899 (met bijlagen p. 900-910).
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 911-915.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 916-930.
40.Regeling cafetariamodel Defensie, p. 900-901; Toelichting Uitruil fiets en/of computer/tablet, p.902.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 894-895.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 896.
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 896-897.
44.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 1157; Proces-verbaal van bevindingen, p. 896-897.
45.Proces-verbaal van getuige, p. 1218; Proces-verbaal van bevindingen, p. 855.
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 908-909.
47.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 24 maart 2025.
48.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 1287.
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 917.
50.Proces-verbaal van bevindingen, p. 924-296.
51.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1125.
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1105.
53.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1099-1101; bijlage 7, p. 1124-1125.
54.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 maart 2025.