In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 1 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil over zwangerschapsdiscriminatie. De verzoekster, een zwangere werkneemster, had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die op 31 mei 2024 afliep. De werkneemster stelde dat haar arbeidsovereenkomst niet was verlengd vanwege haar zwangerschap, wat volgens haar een verboden onderscheid op grond van zwangerschap zou vormen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkneemster voldoende feiten heeft aangevoerd die het vermoeden van zwangerschapsdiscriminatie kunnen ondersteunen, zoals een gesprek op 16 november 2023 waarin haar zwangerschap ter sprake kwam en de irritatie van de werkgever over haar zwangerschap.
Echter, de werkgever, Bakkerij Schuld B.V., heeft aangetoond dat de beslissing om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen niet te maken had met de zwangerschap van de werkneemster, maar met organisatorische veranderingen binnen het bedrijf en de wens om te voorkomen dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou ontstaan. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever erin geslaagd was te bewijzen dat er geen verboden onderscheid was gemaakt en wees de verzoeken van de werkneemster af. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.