In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de teruggave van een waarborgsom van € 1.900,00. De huurovereenkomst tussen partijen was op 16 april 2018 aangegaan en had een looptijd tot 30 november 2028. [eiser] heeft de overeenkomst op 30 mei 2024 opgezegd en de woning op 29 juni 2024 opgeleverd. [gedaagde] heeft echter nagelaten de waarborgsom terug te betalen, ondanks een positieve verhuurdersverklaring van 19 juli 2024 waarin werd bevestigd dat [eiser] geen huurachterstand had en de woning goed had bewoond.
De kantonrechter oordeelde dat [eiser] de huurovereenkomst correct had opgezegd en dat [gedaagde] verplicht was de waarborgsom binnen een maand na oplevering terug te betalen. De rechter wees de vordering van [eiser] tot terugbetaling van de waarborgsom toe, evenals de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2024. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat [eiser] niet had aangetoond dat aan de vereisten voor deze kosten was voldaan. [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 597,00 werden vastgesteld.
De uitspraak benadrukt de rechten van huurders met betrekking tot waarborgsommen en de verplichtingen van verhuurders bij beëindiging van huurovereenkomsten. De kantonrechter bevestigde dat de huurovereenkomst tussentijds kon worden opgezegd en dat de waarborgsom terugbetaald moest worden, ongeacht de verlenging van de huurovereenkomst.