ECLI:NL:RBGEL:2025:4341

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
C/05/441402 / HZ ZA 24-324
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluiting dekking brandverzekering door bestemmingswijziging en onbevoegd gebruik

In deze zaak vordert [eiser], eigenaar van een bedrijfspand in Eindhoven, schadevergoeding van Achmea Schadeverzekeringen N.V. na een brand in zijn pand op 13 mei 2023. Achmea weigert de schade te vergoeden, omdat zij stelt dat er sprake is van een bestemmingswijziging die [eiser] niet heeft gemeld. De rechtbank Gelderland heeft op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelt dat Achmea zich terecht beroept op de uitsluiting van dekking in de verzekeringsovereenkomst vanwege de bestemmingswijziging. [eiser] had het pand in 2014 verzekerd, maar na het leegstaan van het pand sinds juni 2021 en het gebruik door onbevoegden, is de bestemming van het pand gewijzigd. De rechtbank concludeert dat Achmea, als zij op de hoogte was geweest van de leegstand, andere voorwaarden zou hebben gesteld en dat de uitsluiting van dekking van toepassing is. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van Achmea, die in totaal € 15.509,00 bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/441402 / HZ ZA 24-324
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. E.J. Eijsberg,
tegen
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
te Apeldoorn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Achmea,
advocaat: mr. B.M. Stroetinga.

1.De zaak in het kort

[eiser] is eigenaar van een bedrijfspand in Eindhoven. Hij heeft het pand tegen onder meer brand verzekerd bij Achmea. In 2023 heeft brand gewoed in het pand. Het pand stond destijds leeg en was door onbevoegden in gebruik genomen. Achmea weigert de brandschade te vergoeden. Volgens Achmea is sprake van een bestemmingswijziging die [eiser] ten onrechte niet aan Achmea heeft gemeld. Als Achmea had geweten dat het pand leeg stond, dan zou zij naar eigen zeggen andere clausules op het polisblad hebben opgenomen en zou een aantal preventiemaatregelen onderdeel zijn geworden van de verzekeringsovereenkomst. [eiser] is het niet met Achmea eens. Hij wil met deze procedure bereiken dat Achmea alsnog zijn schade vergoedt. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 november 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 januari 2025
- de B16-formulieren van beide partijen van 16 april 2025 waarin zij meedelen dat zij geen overeenstemming hebben bereikt over een minnelijke regeling en dat zij vonnis vragen.
2.2.
Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.
3. De feiten
3.1.
[eiser] is vastgoedbelegger en projectontwikkelaar. In 2014 heeft hij het Philips Lighting Application Centre (hierna: het pand) in Eindhoven gekocht. Op 30 december 2014 heeft [eiser] het pand in eigendom verkregen.
3.2.
Per 30 december 2014 heeft [eiser] het pand via zijn assurantietussenpersoon (Rabobank) in verzekering gegeven bij Achmea. Het pand is met een verzekerde som van € 3,5 miljoen aangetekend op de Bedrijven Compact Polis (BCP; productie 1 van [eiser]) van [eiser].
3.3.
Op de BCP-verzamelpolis zijn de Verzekeringsvoorwaarden MKB, versie 5.4 van toepassing verklaard. Op de polis is vermeld dat hoofdstuk 1 Gebouwen, Paragraaf 1 (Brand) en 2 (Storm) van toepassing zijn. Paragraaf 1 (Brand) luidt onder meer als volgt:
“(…)
Uitsluitingen
De volgende uitsluitingen zijn van toepassing (de tekst van deze uitsluitingen leestuin het algemene deel van dit hoofdstuk):
(…)

het gedrag van de verzekerde (1)
(…)

bestemmingswijziging (12)
(…)”
3.4.
Ook zijn volgens het polisblad de clausules “Onbevoegd in gebruik nemen” en “Buiten gebruik of leegstaand” van toepassing. Deze clausules luiden (in versie 7.1 van de Verzekeringsvoorwaarden, productie 11 van [eiser]):
“(…)
006 Onbevoegd in gebruik nemenBij het door (een) onbevoegde(n) wederrechtelijk in gebruik nemen van het gebouw, is de verzekerde verplicht, binnen drie dagen nadat hij daarvan kennis heeft genomen, de maatschappij hieromtrent te informeren. Als de verzekerde dit niet tijdig meldt, hoeft de maatschappij geen schade te vergoeden. De maatschappij behoudt zich het recht voor om binnen veertien dagen na kennisgeving de premie en/of voorwaarden te herzien. Tien dagen nadat de maatschappij hiervan melding heeft gedaan aan de verzekerde worden de gewijzigde voorwaarden van kracht.
007 Buiten gebruik of leegstaand
Zodra het gebouw voor bedrijfsdoeleinden in gebruik wordt genomen, dient de maatschappij hiervan onmiddellijk in kennis gesteld te worden om het risico opnieuw te beoordelen en eventueel premie en/of voorwaarden te herzien.
(…)”
3.5.
Hoofdstuk 1 Gebouwen, Paragraaf 0: Algemeen deel Gebouwen, van de verzekeringsvoorwaarden luidt onder meer als volgt:
“(…)
Uitsluitingen
Hieronder volgt de tekst van de in dit hoofdstuk meest voorkomende uitsluitingen. In de paragraaf waarin de dekking is omschreven is aangegeven welke uitsluiting voor die dekking geldt:
(…)
1.
Schade als gevolg van het gedrag van verzekerde
De verzekering geeft geen dekking:

als de verzekerde een verplichting die hij volgens de verzekering heeft, niet is nagekomen en hijonsdaardoor in een redelijk belang heeft geschaad;
(…)
12 BestemmingswijzigingDe verzekering geeft geen dekking in geval van bestemmingswijziging van hetgebouwwaardoor ditgebouwaan meer gevaar wordt blootgesteld en wij de verzekering niet of niet op dezelfde voorwaarden zouden hebben afgesloten. Hierbij is niet van belang ofuof verzekerde wetenschap had van de bestemmingswijziging.
(…)”
3.6.
Bij e-mail van 10 september 2019 (productie 2 van [eiser]) heeft [eiser] desgevraagd aan Rabobank laten weten dat het pand nooit heeft leeggestaan, dat er tijdelijk bedrijfjes in zitten en dat het pand volgend jaar wordt gesloopt. Rabobank heeft aan Achmea doorgegeven dat van leegstand geen sprake was.
3.7.
Op 16 september 2019 heeft Achmea een nieuwe polis afgegeven (productie 3 van [eiser]). Daarop zijn de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden voor het pand uitgebreid tot hoofdstuk 1 Gebouwen Paragraaf 1 (Brand), 2 (Storm), 3 (Inbraak, diefstal, vandalisme), 4 (Waterschade en overige gevaren) en 6 (Inductie, over- en onderspanning). De clausules “Onbevoegd in gebruik nemen” en “Buiten gebruik of leegstaand” zijn van de polis verwijderd. De clausule “Leegstand” is eraan toegevoegd. Deze clausule luidt:
“(…)
006 Leegstand
Voor leegstaande delen (buiten gebruik) van het gebouw geldt een brand-/stormdekking.
(…)”
3.8.
Tijdens de coronapandemie hebben de twee voornaamste huurders van het pand de huur opgezegd. Sinds juni 2021 stond het pand leeg.
3.9.
Naar aanleiding van meldingen dat onbevoegden het pand binnengingen, heeft [eiser] onder meer de deuren en ramen op de begane grond laten blokkeren en hekwerk rondom het pand laten plaatsen.
3.10.
Op 13 mei 2023 is brand uitgebroken in het pand. [eiser] heeft de brand op 15 mei 2023 gemeld bij Rabobank. De dag daarna is de brand ook bij Achmea gemeld.
3.11.
Naar aanleiding van de schademelding heeft Achmea opdracht gegeven aan een onderzoeksbureau om onderzoek te verrichten naar de toedracht van de brand. In het kader van dat onderzoek heeft het onderzoeksbureau tweemaal met [eiser] gesproken.
3.12.
Bij brief van 5 december 2023 (productie 8 van [eiser]) heeft Achmea aan [eiser] laten weten dat de brandschade niet voor vergoeding in aanmerking komt. Achmea heeft zich daarbij beroepen op de uitsluitingen “Bestemmingswijziging” en “Schade als gevolg van het gedrag van verzekerde”. Daarnaast heeft zij zich op het standpunt gesteld dat niet is voldaan aan de mededelingsplicht bij risicowijziging. Volgens Achmea had [eiser] aan haar moeten melden dat het pand lange tijd leegstond en dat zich al geruime tijd onbevoegden in het pand ophielden en daaraan schade toebrachten. De leegstand leverde een bestemmingswijziging op, die Achmea – als zij daarvan op de hoogte zou zijn geweest – niet (zonder meer) zou hebben geaccepteerd. Zij zou dan de clausule “Onbevoegd in gebruik nemen” weer op de polis hebben geplaatst en ook preventiemaatregelen hebben voorgeschreven.
3.13.
Bij brief van 18 december 2023 (productie 9 van [eiser]) heeft (de advocaat van) [eiser] bezwaar gemaakt tegen het afwijzende dekkingsstandpunt van Achmea en onverkort aanspraak gemaakt op uitkering.
3.14.
Bij e-mail van 17 januari 2024 (productie 12 van [eiser]) heeft Achmea haar afwijzende standpunt gehandhaafd.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat Achmea is gehouden dekking te verlenen voor de brandschade van 13 mei 2023 en is gehouden de schade te vergoeden die [eiser] als gevolg van de brand heeft geleden en lijdt, te vermeerderen met de wettelijke rente;
II. Achmea veroordeelt om aan [eiser] te betalen € 1.060.000,00 aan opstalschade, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. Achmea veroordeelt om aan [eiser] te betalen € 135.190,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
IV. Achmea veroordeelt om aan [eiser] de buitengerechtelijke kosten te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente;
V. Achmea veroordeelt in de proceskosten.
4.2.
Achmea voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.3.
De rechtbank zal hierna voor zover nodig nader ingaan op de stellingen van partijen.

5.De beoordeling

De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af
5.1.
De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af, omdat Achmea zich op goede gronden beroept op de uitsluiting “Bestemmingswijziging”. Hierna licht de rechtbank toe hoe zij tot dat oordeel komt.
De uitsluiting “Bestemmingswijziging” is van toepassing op de verzekeringsovereenkomst
5.2.
[eiser] stelt zich primair op het standpunt dat de uitsluiting “Bestemmingswijziging” niet van toepassing is op de verzekeringsovereenkomst, zodat Achmea daarop geen beroep kan doen. Hij voert daartoe aan dat deze uitsluiting is opgenomen in Hoofdstuk 1, Paragraaf 0 van de verzekeringsvoorwaarden. Die paragraaf is volgens [eiser] niet van toepassing op de verzekeringsovereenkomst. Op het polisblad van 16 september 2019 – en het ten tijde van de brand geldende polisblad van 22 november 2022 – zijn immers uitsluitend Hoofdstuk 1, paragraaf 1, 2, 3, 4 en 6 van de verzekeringsvoorwaarden van toepassing verklaard, aldus [eiser].
5.3.
De rechtbank verwerpt dit standpunt. In Paragraaf 1 (Brand) van de verzekeringsvoorwaarden staan – op pagina 12 van 48 – de uitsluitingen vermeld die op deze paragraaf van toepassing zijn. Bestemmingswijziging is daar één van. Achmea kan zich dus in beginsel op die uitsluiting beroepen.
5.4.
Dat Paragraaf 0 op het polisblad niet afzonderlijk van toepassing is verklaard, maakt het voorgaande niet anders. Paragraaf 1 verwijst voor de tekst van de uitsluitingen naar het algemene deel van Hoofdstuk 1 en dat algemene deel is Paragraaf 0 (Algemeen deel Gebouwen). Indirect is Paragraaf 0 dus wel degelijk van toepassing.
Er is sprake van een bestemmingswijziging
5.5.
[eiser] stelt zich subsidiair op het standpunt dat geen sprake is van een bestemmingswijziging in de zin van de verzekeringsvoorwaarden. Daartoe voert hij aan dat in de verzekeringsvoorwaarden geen definitie is opgenomen van het begrip “bestemmingswijziging”. Aangezien sprake is van eenzijdig door Achmea opgestelde verzekeringsvoorwaarden, komt het dan volgens [eiser] aan op de zin die hij redelijkerwijs aan het begrip “bestemmingswijziging” mocht toekennen. Alleen in sprekende gevallen van bestemmingswijziging is ruimte voor gevolgen voor het recht op uitkering, aldus [eiser]. Daarvan is volgens [eiser] geen sprake. Achmea wist dat het pand, al dan niet tijdelijk, (grotendeels) leeg zou kunnen staan. [eiser] heeft Achmea in 2019 immers geïnformeerd over de tijdelijke verhuur van (delen van) het pand. Achmea heeft dat geaccepteerd en heeft de dekking, voorwaarden en premie daarop afgestemd, aldus [eiser]. Zo heeft Achmea de clausule “Leegstand” aan de polis toegevoegd. Volgens [eiser] levert het volledig leegstaan geen wezenlijk ander gebruik van het pand op dan het grotendeels leegstaan ervan en overigens ook geen groter gevaar. Ook bij het (groten)deels leegstaan van het gebouw bestaat een risico dat derden leegstaande delen van het gebouw onbevoegd in gebruik nemen, aldus [eiser].
5.6.
De rechtbank verwerpt ook dit standpunt van [eiser] en is van oordeel dat sprake is van een bestemmingswijziging in de zin van de verzekeringsvoorwaarden. In 2019 waren nog bedrijfjes in het pand gevestigd en waren mogelijk delen van het pand niet verhuurd. Vanaf juni 2021 tot aan de brand in 2023 was de situatie wezenlijk anders. Nadat in juni 2021 de laatste huurders waren vertrokken, stond het pand helemaal leeg en werd het vervolgens gebruikt door onbevoegden, ondanks alle maatregelen van [eiser] om dat tegen te gaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat gebruik van een pand door onbevoegden meer gevaar oplevert, namelijk een verhoogd risico op schade (zoals door brand). Als een pand in gebruik is, zoals wanneer het geheel of gedeeltelijk is verhuurd, is er immers (nagenoeg) dagelijks controle op het (normale) gebruik van het pand. Gezien het voorgaande is de bestemming van het pand in juni 2021 gewijzigd in de zin van de polisvoorwaarden.
Achmea zou de verzekering niet of niet op dezelfde voorwaarden hebben afgesloten
5.7.
Achmea stelt zich op het standpunt dat zij, als zij had geweten dat het pand leegstond, (opnieuw) de clausule “Onbevoegd in gebruik nemen” op het polisblad zou hebben opgenomen, welk standpunt door [eiser] op zichzelf niet is betwist. Daarnaast zou Achmea een aantal preventiemaatregelen hebben verlangd – zoals brand-/inbraakalarm, leegstandbeheer, beperkte toegankelijkheid, verlichting en afscherming pand tegen onbevoegd gebruik – met bijbehorende preventieclausules die verval van dekking impliceren als daaraan niet is voldaan.
5.8.
[eiser] stelt zich meer subsidiair op het standpunt dat onaannemelijk is dat Achmea preventiemaatregelen zou hebben verlangd, omdat Achmea dit eerder – toen het pand als volledig leegstaand was verzekerd – ook niet heeft gedaan en niet valt in te zien waarom zij dat nu wel zou doen naar aanleiding van een melding dat het pand weer leeg zou staan.
5.9.
De rechtbank verwerpt ook dit standpunt van [eiser]. Achmea heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat leegstand risico’s oplevert en dat Achmea daarom bij leegstand preventiemaatregelen verlangt. Volgens Achmea werd het pand in 2014 verzekerbaar geacht terwijl het leegstond, nu zou zij dat anders beoordelen. Dat staat Achmea vrij en zij hoeft dat ook niet nader te motiveren (vgl. Hoge Raad 19 januari 1990, NJ 1990/780, ECLI:NL:PHR:1990:AD1006).
Achmea hoeft de schade van [eiser] niet te vergoeden
5.10.
Omdat sprake is van een bestemmingswijziging in de zin van de polisvoorwaarden, beroept Achmea zich op goede gronden op de uitsluiting “Bestemmingswijziging”. Zij stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat de brandschade van [eiser] niet voor vergoeding in aanmerking komt. Hieruit volgt dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen. Aan wat partijen over en weer verder nog hebben aangevoerd, komt de rechtbank niet toe.
[eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten.
5.11.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De rechtbank begroot de proceskosten van Achmea op:
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
8.714,00
(2 punten × € 4.357,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
15.509,00

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 15.509,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J.M. Weijnen en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
JE/AW