Uitspraak
1.De procedure
- de aktes van beide partijen.
3.Het geschil
alsmede de vrouw zal veroordelen in de proceskosten.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Gelderland op 22 januari 2025, is de kern van het geschil de vraag of de vrouw, na de echtscheiding, de helft van de door haar ontvangen kinderbijslag en het kindgebonden budget aan de man moet betalen. Partijen zijn op 21 november 2009 met elkaar gehuwd en hebben een zoon, geboren op [geboortedatum]. Na hun scheiding hebben de advocaten van beide partijen gesproken over de financiële afwikkeling en de verdeling van de zorgtaken. De man vorderde betaling van een bedrag van € 4.940,00, alsmede toekomstige betalingen van de kinderbijslag en het kindgebonden budget. De vrouw heeft in verzet gepleit tegen een eerder verstekvonnis van 1 mei 2024, waarin haar werd veroordeeld tot betaling aan de man.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vrouw tijdig en op de juiste wijze in verzet is gekomen. De man heeft de e-mail van 19 april 2022 overgelegd, waaruit blijkt dat de vrouw heeft ingestemd met de verdeling van de kinderbijslag en het kindgebonden budget. De kantonrechter oordeelt dat er een overeenkomst tot stand is gekomen op basis van artikel 6:217 lid 1 BW. De vrouw heeft echter onvoldoende onderbouwd dat de kosten van de zorg voor hun zoon nagenoeg volledig voor haar rekening komen, waardoor haar beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid wordt verworpen.
De kantonrechter heeft de vordering van de man deels toegewezen. De vrouw is vanaf het derde kwartaal van 2022 de helft van de kinderbijslag aan de man verschuldigd, en de man heeft recht op de helft van het kindgebonden budget over 2022. De vrouw heeft een bedrag van € 1.556,84 in mindering op de vordering van de man betaald, waardoor er een bedrag van € 430,71 resteert dat aan de man moet worden betaald, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.