ECLI:NL:RBGEL:2025:432

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
184757-24 en 13-156987-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen voor plofkraak in Tiel met explosief en diefstal van geld

Op 22 januari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie 27-jarige mannen uit Amsterdam, die verantwoordelijk werden gehouden voor een plofkraak op 4 juni 2024 bij een geldautomaat in Tiel. De rechtbank heeft de mannen veroordeeld tot gevangenisstraffen van 40 maanden, 28 maanden en 16 maanden. Tijdens de plofkraak werd een bedrag van €45.760,- gestolen, en de explosie veroorzaakte aanzienlijke schade aan het pand. De rechtbank oordeelde dat de mannen niet alleen de explosie hadden veroorzaakt, maar ook dat zij zich de toegang tot de geldautomaat hadden verschaft door middel van braak. De verdachten werden beschuldigd van medeplichtigheid aan de plofkraak en de diefstal, waarbij de rechtbank vaststelde dat er sprake was van gemeen gevaar voor goederen en mogelijk levensgevaar voor omstanders. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachten voldoende was bewezen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die materiële schade had geleden door de plofkraak. De uitspraak benadrukt de ernst van plofkraken en de gevolgen daarvan voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05-184757-24 en 13-156987-21 (tul)
Datum uitspraak : 22 januari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] in [plaats 1]
raadsvrouw: mr. K.C. van Hoogmoed, advocaat in Haarlem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 juni 2024 te Tiel , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door:
  • met explosief materiaal naar de ATM-geldautomaat aan het Plein 15A-B te Tiel , te gaan en/of;
  • dat explosief materiaal te plaatsen in/bij de ATM-geldautomaat aan het Plein 15A-B te Tiel en/of;
  • dat explosief materiaal tot ontploffing te brengen, ten gevolge waarvan die voornoemde ATM-geldautomaat is vernield;
terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor het pand en/of de omliggende panden waarin de geldautomaat zich bevond en de in dat/die pand(en) aanwezige inventaris/goederen en/of;
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoner(s) van het/de pand(en) waarin en/of omliggende panden waarin de geldautomaat zich bevond
te duchten was.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , in elk geval een of meer personen, op of omstreeks 4 juni 2024 te Tiel , althans in Nederland, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht door:
  • met explosief materiaal naar de ATM-geldautomaat aan het Plein 15A-B te Tiel , te gaan en/of;
  • dat explosief materiaal te plaatsen in/bij de ATM-geldautomaat aan het Plein 15A-B te Tiel en/of;
  • dat explosief materiaal tot ontploffing te brengen, ten gevolge waarvan die voornoemde ATM-geldautomaat is vernield;
terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor het pand en/of de omliggende panden waarin de geldautomaat zich bevond en de in dat/die pand(en) aanwezige inventaris/goederen en/of;
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoner(s) van het/de pand(en) waarin en/of omliggende panden waarin de geldautomaat zich bevond
te duchten was,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar, als medeplichtige opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft, door
  • (enkele uren voorafgaand aan het strafbare feit) op voorverkenning te gaan in de omgeving van die geldautomaat en/of;
  • in de nacht van 3 op 4 juni 2024 met medeverdachten in het nabijgelegen [hotel] te Tiel te verblijven en/of;
  • [medeverdachte 1] met het weggenomen geld en/of voorwerpen (gelijkend aan) die bij het begaan van het strafbare feit zijn gebruikt, zoals een explosief en/of bivakmutsen en/of schoenen, als chauffeur te vervoeren met een auto en/of;
  • na het krijgen van een volgteken van de politie zijn auto te stoppen waardoor [medeverdachte 1] gelegenheid kreeg de auto te verlaten en met (een deel van) het weggenomen geld voor de politie te vluchten;
2.
hij op of omstreeks 4 juni 2024 te Tiel , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van €45.760,00,-, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [bank] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s), zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het bovenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in elk geval een of meer personen, op of omstreeks 4 juni 2024 te Tiel , althans in Nederland, een geldbedrag van €45.760,00,- in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [bank] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar, als medeplichtige opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft
verschaft, door:
  • (enkele uren voorafgaand aan het strafbare feit) op voorverkenning te gaan in de omgeving van die geldautomaat en/of;
  • in de nacht van 3 op 4 juni 2024 met medeverdachten in het nabijgelegen [hotel] te Tiel te verblijven en/of;
  • [medeverdachte 1] met het weggenomen geld en/of voorwerpen (gelijkend aan) die bij het begaan van het strafbare feit zijn gebruikt, zoals een explosief en/of bivakmutsen en/of schoenen, als chauffeur te vervoeren met een auto en/of;
  • na het krijgen van een volgteken van de politie zijn auto te stoppen waardoor [medeverdachte 1] gelegenheid kreeg de auto te verlaten en met (een deel van) het weggenomen geld voor de politie te vluchten;
3.
hij op of omstreeks 4 juni 2024 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een explosief, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden
heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het onder feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair en feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde medeplegen. Zij voert daartoe aan dat geen sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. De raadsvrouw heeft eveneens vrijspraak bepleit voor de onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan de plofkraak en de diefstal met braak. Zij voert daartoe aan dat niet voldaan is aan het vereiste van dubbel opzet, nu de wetenschap op het gronddelict niet kan worden bewezen. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit, nu bewijs voor de wetenschap bij verdachte van de aanwezigheid van het explosief ontbreekt. Verder heeft de raadsvrouw ten aanzien van feit 1 nog (subsidiair) aangevoerd dat het onderdeel ‘levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel’ niet bewezen kan worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
t.a.v. feit 1 en feit 2
Aangiftes
Aangever [benadeelde] heeft verklaard dat hij op 4 juni 2024 omstreeks 05:30 uur werd gebeld door een van zijn medewerkers (die tegenover het restaurant woont) dat er een plofkraak was gepleegd bij het restaurant van aangever op het Plein 15 A-B in Tiel . De plofkraak had plaatsgevonden bij de ATM automaat die aan de voorzijde in het pand zit. Er was veel schade aan en in het pand. [2]
Aangever [aangever] heeft namens [bank] aangifte gedaan. Op 4 juni 2024 om 05:20 uur kreeg het bedrijf een melding dat de geldautomaat offline is gegaan. In de cassettes die in de geldautomaat zitten zat € 46.070,00. Dat is verdeeld over twee cassettes, één voor de biljetten van twintig euro en één voor de biljetten van vijftig euro. In het aflegbakje zaten twee biljetten van twintig euro en één biljet van vijftig euro, dus het totale bedrag van de machine op dat moment was € 46.160,00. Als de ATM niet gecontroleerd wordt geopend, dan ontstaat er een ontploffing zodat het geld besmeurd raakt met blauwe inkt. [3] Aangever heeft € 400,00 terug ontvangen van [bedrijf] . Deze € 400,00 was besmeurd met inkt en werd dus bestempeld als vals geld. Dat betekent dat in totaal € 45.760,00 is gestolen. [4]
Camerabeelden van de plofkraak
Op de camerabeelden van het terras en de ingang van het restaurant is te zien dat een persoon met een donkerkleurig regenpak en een bivakmuts over zijn hoofd en gezicht om 05:21:17 uur het camerabeeld binnen komt lopen. Deze persoon (NN1) draagt een langwerpig voorwerp in zijn handen waarmee hij in de richting van het restaurant loopt. De persoon steekt het langwerpig voorwerp, dat een platte kant aan het uiteinde heeft, meermalen ergens tussen. Om 05:21:25 draait NN1 met zijn gezicht naar de camera en is te zien dat de persoon opvallend donkere en brede wenkbrauwen heeft. Om 05:21:28 uur komt een ander persoon (NN2) vanuit de linkerzijde het camerabeeld inlopen. Hij draagt eenzelfde regenpak als NN1, draagt een sporttas over zijn schouder en loopt met een breekijzer. NN2 neemt het voorwerp van NN1 over. NN1 staat naast de bezorgscooters en blijft om zich heen kijken terwijl NN2 continue tracht iets te forceren bij de geldautomaat. [5]
Op de camerabeelden die zijn gemaakt door getuige [getuige] , gefilmd met een mobiele telefoon, waarop de ingang van het restaurant duidelijk zichtbaar is, is te zien dat één persoon met versnelde pas het restaurant binnen rent. Deze persoon (NN1) draagt een donkerkleurig regenpak voorzien van een reflecterende grijze streep, zwarte schoenen met een witte zool, handschoenen en (donkerkleurige gezichts- en hoofdbedekking, gelijkend op) een bivakmuts. Rechts van het restaurant staat een tweewielig motorvoertuig, zwart van kleur. Kort nadat NN1 weer buiten het pand staat, komt een tweede persoon (NN2) het pand uit lopen. Deze persoon loopt naar buiten met een grote donkerkleurige sporttas in zijn rechterhand. Deze persoon draagt een identiek regenpak als persoon NN1. Daarnaast draagt de persoon ook zwarte schoenen met een witte zool, handschoenen en (donkerkleurige gezichts- en hoofdbedekking, gelijkend op) een bivakmuts. NN2 draagt op zijn hoofd een lamp die brandt. Beide personen lopen naar het geparkeerde motorvoertuig. NN2 stapt als bestuurder op het motorvoertuig, hij draagt de sporttas daarbij over zijn schouder. NN1 stapt op als bijrijder. Beide personen rijden weg op het motorvoertuig in de richting van de Waterpoort. [6]
Schade en chemisch sporenbeeld
De geldautomaat aan de voorzijde van het restaurant was volledig vernield en verspreid over het plein voor het restaurant lagen restanten tot aan de overzijde (circa 15 meter) afkomstig van de geldautomaat. Gezien de schade aan de geldautomaat moet er sprake zijn geweest van een explosieve kracht. In en rondom de uitgifte lade lag residu afkomstig van het gebruikte explosief. Binnen rondom de geldautomaat lag over nagenoeg de gehele vloer blauwe "plofinkt". Het te duchten gevaar voor goederen is aantoonbaar. Door een explosief te plaatsen in een geldautomaat is er aanzienlijke schade ontstaan aan en in het pand. [7]
Het NFI heeft de bemonsteringen die zijn genomen op de plaats delict onderzocht. Het chemisch sporenbeeld past bij een ontploffing van een explosieve lading op basis van in ieder geval kaliumperchloraat en aluminium(poeder). Mengsels op basis van kaliumperchloraat en een metaalpoeder staan ook wel bekend onder de naam 'flitspoeder'. Flitspoeders zijn krachtige pyrotechnisch mengsels. Al bij geringe opsluiting zal het ontsteken van flitspoeder leiden tot een explosie. [8]
Aanhouding medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en aantreffen goederen
Op 4 juni 2024 vond een verkeerscontrole gericht op rijscholen, taxi’s en leerlingenvervoer plaats op de parkeerplaats van de Maarsseveense plassen. Een taxi van het merk Mercedes met blauw kenteken [kenteken] reed de Zuilense Ring op in de richting van Utrecht-Noord. De motoragent is voor de Mercedes gaan rijden en gaf een volgteken middels het transparant aan de achterzijde van de dienstmotor. Daarbij draaide de motoragent zich om, wees de bestuurder aan en maakte een zwaai met zijn rechterarm van beneden naar boven als teken dat hij mee moest rijden. De Mercedes reed achter de agent aan. Ter hoogte van de afrit Maarssen-Dorp verliet de Mercedes vlak voor het puntstuk de rijbaan, voegde uit en volgde de motoragent niet meer. De motoragent is via de oprit achter de Mercedes aangereden. Bij een rood verkeerslicht heeft de motoragent de bestuurder aangesproken op het negeren van het volgteken en aangegeven dat hij nu moest volgen. Hij hoorde dat de bestuurder zei dat hij het niet had gezien. De motoragent zag dat de bijrijdersstoel niet bezet was door een persoon. De motoragent is vervolgens met de Mercedes achter zich aan gekeerd bij de verkeerslichten om weer naar de Zuilensering terug te rijden. Na het keren zag de agent dat de Mercedes stopte, het portier rechtsachter open ging en dat er een jongen uitstapte en wegrende. De jongen had een zwarte tas bij zich. De motoragent heeft het wegrennen van de jongen via de portofoon doorgegeven aan collega’s en is vervolgens met de Mercedes achter zich aan naar de controleplaats gereden. Vervolgens is de motoragent naar de plaats waar de inmiddels – door collega’s – aangehouden jongen zich bevond gereden. Hij herkende de jongen als de jongen die zojuist uit de Mercedes was gestapt en weg was gerend. De jongen bleek verdachte [medeverdachte 1] te zijn. Verdachte [medeverdachte 1] heeft voor zijn aanhouding met zijn hand in de struiken gezeten; op deze plek in de struiken is een zwarte Apple iPhone aangetroffen. De bestuurder van de taxi bleek verdachte [medeverdachte 2] te zijn. [9]
Bij de aanhouding van verdachte [medeverdachte 1] zaten er blauwe (inkt) vlekken op de linkerhand van verdachte en op de buitenzijde van zijn rechter biceps zat een blauwe veeg. [10]
In de omgeving van de aanhouding van verdachte [medeverdachte 1] is met een hondengeleider gezocht naar de tas die verdachte [medeverdachte 1] bij zich had toen hij de Mercedes uitstapte en wegrende. Ter hoogte van het fietspad aan het Jan van Wijkpad lagen meerdere briefjes van vijftig en twintig euro. Bij het viaduct dat over de Zuilense Ring heen gaat, staat een schutting die ongeveer 1.50 meter hoog is. In de bosschages trof verbalisant op de grond een doorzichtig zakje aan met daarin een enorme hoeveelheid twintig euro biljetten. Iets verder lagen meerdere losse briefjes in de bosschages. Dit waren wederom briefjes van vijftig en twintig euro. De briefjes zaten onder de blauwe inkt. In de bosschages over de schutting zag verbalisant een witte Action tas liggen met daaromheen meerdere biljetten. Iets verder in de bosschages lag een zwarte tas met daarin een flesje met geel achtige vloeistof, ducttape, een tangetje om draden te strippen en andere onbekende producten. [11]
De taxi, Mercedes met kenteken [kenteken] , is onderzocht. In de kofferbak is onder andere een grijze vuilniszak met daarin een zwart breekijzer met daarop blauwe inktvlekken aangetroffen. In de binnenruimte voorin de taxi is op de middenconsole en op de zitting van de passagiersstoel een plastic zakje met bankbiljetten aangetroffen. Op de vloer voor de passagiersstoel lag een grijze vuilniszak met daaronder onder andere een paar ‘Nike’ sportschoenen. In de binnenruimte bij de achterportieren en de achterbank rechts is in het deurvak van het rechter achterportier één paar grijze werkhandschoenen aangetroffen. Op de achterbank lag een grote zwarte big bag met blauwe inktvlekken en met nog wat blauwe inkt bevuilde bankbiljetten. Op de vloer voor de rechter achterbank zitting lag een grijze vuilniszak met een rode bandsluiting. Deze vuilniszak was gevuld met een witte plastic tas waarin een zwarte draad aan een met zwart tape beplakt pakket zat, een zogenaamd ‘Fasia’ pakket. Zowel de zwarte draad als het zwarte Fasia pakket waren met blauwe inkt besmeurd. In deze vuilniszak zaten verder nog, onder meer, de volgende voorwerpen:
  • fles met etiket spa water met gele vloeistof
  • een paar Adidas sportschoenen bevuild met blauwe inkt
  • een paar Nike sportschoenen bevuild met blauwe inkt
  • twee bivakmutsen ( [AAIE-nummer 1] en [AAIE-nummer 2] )
  • drie paar handschoenen met inkt besmeurd
  • twee paar regenpakken, waarvan één zwart en één donkerblauw, beide voorzien van reflector strepen en ogenschijnlijk besmeurd met blauwe inkt
  • met inkt besmeurde bankbiljetten.
In de binnenruimte bij de achterbank aan de linkerzijde lag in het deurvak van het linker achterportier een cap en op de achterbank links achter een andere zwarte pet. Op de achterbank links lag een Decathlon tas met daarin een Albert Heijn tas. In de Albert Heijn tas zaten twee regenpakzakjes en in een van de regenpakzakjes zat een stroomkabel haspeltje. In de Albert Heijn tas zaten verder vijf badstof handdoeken, waarvan er één was bevuild met blauwe inkt. Op de zitting van de achterbank werd een keycard van het [hotel] aangetroffen. [12]
Pasjes hotel [hotel] op naam van verdachte [medeverdachte 2]
De in de taxi aangetroffen kamerpasjes van hotelketen [hotel] stonden op naam van [medeverdachte 2] , [adres 2] , [postcode 2] [plaats 3] . De kamerpassen waren afgegeven voor kamer [kamernummer 1] in het [hotel] te [plaats 2] . In de registratie stond dat het rijbewijs was gecontroleerd. Het opgegeven telefoonnummer betrof [telefoonnummer 1] . De boeking van de kamer was gedaan op 3 juni 2024 om 16:56 uur via Booking.com. In de hotelregistratie staat dat een gast voor kamer [kamernummer 1] op 3 juni 2024 om 23:28 uur is ingecheckt in het hotel in Tiel . De kamerpassen zijn in de nacht van 3 op 4 juni 2024 meerdere keren gebruikt bij de kaartlezer van kamer [kamernummer 1] , namelijk op 4 juni 2024 om 00:15, 01:49, 03:28 en 04:10 uur (eerste pas) en om 05:34 en 07:13 uur (tweede pas). [13] Uit de bevindingen van analyse over historische telefoongegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] volgt dat dit nummer in de periode van 17 december 2023 tot en met 17 juni 2024 in gebruik is geweest in het toestel met IMEI-nummer: [IMEI-nummer 1] (met controlegetal [controlegetal] ). Dit IMEI-nummer komt overeen met een op 28 juni 2024 onder verdachte [medeverdachte 2] in beslag genomen telefoon. [14]
Camerabeelden hotel [hotel] in Tiel
Op camerabeelden is te zien dat om 03:29 uur twee mannen het hotel binnenlopen. Zij stappen de lift in, stappen de lift uit en lopen richting de kamers [kamernummer 1] - [kamernummer 2] . Om 04:12 uur komt een derde man het hotel binnen lopen. Hij stapt de lift in. De eerste twee mannen, waarvan één met een blauwe plastic tas en de andere met een witte tas in de hand, komen uit de gang naar kamers [kamernummer 1] - [kamernummer 2] en lopen naar de lift en. Op het moment dat de lift opengaat, komt de derde man uit de lift en gaat in gesprek met de andere twee mannen. Ze lopen met zijn drieën de gang weer in. Ze komen vervolgens met zijn drieën weer terug en stappen de lift in. Ze stappen gezamenlijk de lift uit en lopen richting de receptie. Ze verlaten om 04:15 uur het hotel.
Om 05:36 uur komt de derde man het hotel weer binnen. Hij stapt de lift in en loopt richting de kamers met nummer [kamernummer 1] - [kamernummer 2] . Hij komt die gang weer uit, stapt de lift in, stapt beneden weer uit en verlaat om 06:29 uur het hotel.
Tussen 06:18 uur en 07:26 uur komen twee mannen het hotel in. Een van de twee mannen heeft een grijze joggingbroek om zijn nek hangen. Dit is een soortgelijke broek als verdachte [medeverdachte 1] tijdens zijn aanhouding droeg. De twee mannen stappen de lift in, komen er uit en lopen naar de hotelkamers [kamernummer 1] - [kamernummer 2] .
Op de beelden van 4 juni 2024 tussen 09:25 uur en 10:28 uur is te zien dat er een persoon het hotel uitliep. Deze persoon is gekleed in een zwart vest, waarvan hij de capuchon op heeft, een grijze joggingbroek en witte sneakers. Deze persoon droeg een zwarte rugzak op zijn rug, zoals de persoon eerder op beeld deze ook droeg. Verder droeg de persoon een grijze tas, model shopper, met blauwe handvatten. Zie afbeelding 23 ter verduidelijking. Zo'n soortgelijke tas is
aangetroffen in de taxi waarin verdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] reden voor hun aanhouding. [15]
DNA op bivakmutsen
Het NFI heeft twee bivakmutsen ( [AAIE-nummer 1] en [AAIE-nummer 2] ) die uit de vuilniszak achter de rechter voorstoel van de taxi komen onderzocht op de aanwezigheid van DNA. De bivakmutsen zijn ter hoogte van de mondregio bemonsterd.
  • DNA-profiel [AAIE-nummer 1] #01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [medeverdachte 1] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon.
  • DNA-profiel [AAIE-nummer 2] #01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van [medeverdachte 2] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon.
Vergelijking goederen in taxi met camerabeelden plofkraak en camerabeelden [hotel]
De camerabeelden afkomstig van [hotel] in Tiel van 4 juni 2024 tussen 04:00 en 04:30 uur en de camerabeelden van de plofkraak op het adres Plein 38 te Tiel zijn vergeleken met de goederen die zijn aangetroffen in de taxi die werd bestuurd door verdachte [medeverdachte 2] .
  • in de taxi lagen twee regenpakken waar blauwe vlekken op zijn aangetroffen. De verdachten van de plofkraak droegen regenpakken waarvan de reflectoren, in ieder geval qua positie, overeenkomen met de regenpakken die in de taxi zijn aangetroffen;
  • tijdens het verlaten van het [hotel] in de vroege ochtend van 4 juni draagt één van de personen een zwarte pet met een klein wit logo. In de taxi is een zwarte pet met klein wit logo aangetroffen;
  • tijdens het verlaten van het [hotel] in de vroege ochtend van 4 juni draagt één van de personen een blauwe Albert Heijn tas. In de taxi is een blauwe Albert Heijn tas met vermoedelijk inkt in beslag genomen;
  • in de taxi zijn twee zwarte bivakmutsen aangetroffen. Twee van de verdachten van de plofkraak droegen tijdens het strafbare feit beide een bivakmuts;
  • in de taxi is een paar zwarte schoenen van het merk Nike aangetroffen. Op camerabeelden van [hotel] van 4 juni 2024 in de vroege ochtend is te zien dat één van de personen dezelfde of in ieder geval vrijwel dezelfde schoenen aanheeft;
  • in de taxi is nog een paar zwarte Nike schoenen aangetroffen. Deze schoenen hebben een witte zool waarbij de achterkant oploopt en hoger is. Het bekende Nike logo aan de zijkant is donker van kleur. Eén van de verdachten van de plofkraak heeft soortgelijke schoenen aan;
  • op camerabeelden van het [hotel] zien we een persoon met een geel shirt onder zijn trui. Verdachte [medeverdachte 2] had tijdens zijn aanhouding een geen (rechtbank: vermoedelijk is bedoeld ‘geel’) t-shirt aan;
  • dezelfde persoon als hierboven beschreven (met het gele t-shirt) draagt op de camerabeelden van [hotel] een opvallende zilverkleurige bril met ronde glazen. Tijdens zijn aanhouding op 4 juni 2024 droeg verdachte [medeverdachte 2] een zilveren bril met ronde glazen;
  • op de plaats delict van de plofkraak is een schoenspoor aangetroffen. Hierin zit in de voorzijde van de schoen een opvallend golfpatroontje en in de achterkant een open vlak.
In de taxi is een schoen in beslag genomen met een blauwe vloeistof, vermoedelijk inkt aan de onderzijde. De voorzijde van de onderkant van de schoen heeft net als het schoenspoor op de plaats delict een golfpatroon en aan de achterzijde (onderkant) zit een open vlak met een Nike logo;
- op camerabeelden van [hotel] Tiel is te zien dat drie personen zich op 4 juni 2024 omstreeks 04.15 uur op de elfde verdieping van het [hotel] Tiel bevinden. De personen komen uit de richting van hotelkamers [kamernummer 1] t/m [kamernummer 2] . Kamer [kamernummer 1] was op dat moment gereserveerd door verdachte [medeverdachte 2] . [17]
Zoektermen op telefoon verdachte [medeverdachte 2]
In de taxi waarin verdachte [medeverdachte 2] reed tijdens zijn aanhouding werden twee telefoons aangetroffen, waaronder een iPhone SE met IMEI [IMEI-nummer 2] en telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Aan de app ‘Uber’ op deze telefoon was de naam van [verdachte] gekoppeld met e-mailadres [e-mailadres 1] . Vanuit Uber Support waren op 20 mei 2024 en 29 mei 2024 in totaal drie berichten verstuurd gericht aan “ [verdachte] ”. Op de telefoon werd een afbeelding van een selfie aangetroffen, die overeenkwam met het uiterlijk van verdachte [medeverdachte 2] ten tijde van zijn aanhouding. Het is zeer waarschijnlijk dat deze telefoon in gebruik was bij verdachte. Bij de searched items werd op 25 mei 2024 gezocht op ‘plofkraak culemborg’, ‘plofkraak delft’, ‘plofkraak franeker’, ‘plofkraak rai’ en ‘plofkraak rai amsterdam’. [18]
Telefoons verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] stralen zendmasten in Tiel aan op 4 juni 2024
De telefoon van verdachte [medeverdachte 2] met IMEI [IMEI-nummer 2] maakte op 4 juni 2024 tussen 02:15:58 uur en 10:15:58 uur gebruik van meerdere zendmastlocaties in Tiel . Op 04 juni 2024 om 02:15:58 uur en 03:01:31 uur worden Cell-ID’s met de zendmastlocatie op de [adres 3] te Tiel gebruikt. [19]
De telefoon die bij de aanhouding van verdachte [medeverdachte 1] in beslag is genomen had IMEI-nummer [IMEI-nummer 3] . Op 4 juni 2024 vanaf 02:02:32 uur worden er Cell-ID’s met zendmastlocaties in Tiel gebruikt. De gebruikte zendmastlocaties op de [adres 4] , [adres 5] en [adres 3] liggen in de nabijheid van het adres Plein 38 te Tiel waar de plofkraak heeft plaatsgevonden. [20]
Een van de telefoons van verdachte [medeverdachte 2] is op 28 juni 2024 in beslag genomen. Het IMEI-nummer van deze iPhone 13 betrof [controlegetal] met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [21] Op 04 juni 2024 om 00:42:29 uur, 04:11:13 uur, 07:18:24 uur en 09:20:48 uur worden met dit IMEI-nummer Cell-ID’s met de zendmastlocatie op de [adres 6] te Tiel gebruikt. [22]
Zoektermen en reservering op telefoon verdachte [medeverdachte 2]
Tijdens de aanhouding van verdachte [medeverdachte 2] op 27 augustus 2024 werd (ook) een telefoon in beslag genomen. De Apple ID van de witte iPhone is gekoppeld aan het emailadres [e-mailadres 2] . Op de telefoon is verder nog een foto van een presentielijst aangetroffen met daarop de naam [medeverdachte 2] en er staan tientallen berichten op het toestel met berichten die zijn gericht aan [medeverdachte 2] . Op 2 juni 2024 is er tussen 16:10 en 16:07 uur via WhatsApp een gesprek geweest met telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Hierin vraagt de verzender aan de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 3] om een regenpak bij de Action te halen. Op 3 juni 2024 is er om 16:52 uur een bericht binnengekomen van Booking.com met daarin een reserveringsbevestiging. Op 4 juni 2024 is er om 09:01, 10:52 en 11:28 uur en op 7 juni 2024 om 02:44 uur in Google gezocht met de tekst ‘Plofkraak Tiel ’. Op 4 juni 2024 is er om 11:37 uur in Google gezocht met de tekst “Wat als je niet uitcheckt bij [hotel] ” en de tekst ”Moet je speciaal in hotel zijn om uit te checken [hotel] ”. [23]
Verdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij verdachte [medeverdachte 1] op 3 juni 2024 vanuit [plaats 3] via Maarssen naar Tiel heeft gebracht. Verdachte [medeverdachte 2] heeft een deel van de nacht in Tiel doorgebracht bij het [hotel] . Hij heeft verklaard dat hij en verdachte [medeverdachte 1] op 4 juni 2024 vanuit Tiel via Maarssen weer onderweg naar [plaats 3] waren. Verdachte [medeverdachte 1] zat rechts achterin de taxi. [24]
Conclusie
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [medeverdachte 2] op 4 juni 2024 op het Plein in Tiel een plofkraak hebben gepleegd en dat zij daarbij een geldbedrag van € 45.760,00 hebben gestolen door middel van braak.
Gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel (t.a.v. feit 1)
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of door de ontploffing gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De rechtbank dient daarvoor te beoordelen of dat gevaar ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest.
Dat er gemeen gevaar voor goederen heeft bestaan door de ontploffing staat vast en wordt niet door de verdediging betwist. De verdediging heeft wel betwist dat hierdoor levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat ten tijde van het tot ontploffing brengen van het explosief personen aanwezig waren in het pand of de omliggende panden. Dat betekent dat de rechtbank evenmin kan vaststellen dat door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was. Ook als er wel bewoners aanwezig waren in het pand en/of in de omliggende panden, kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat door de ontploffing voor deze bewoners levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Verdachte zal daarom van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Medeplegen of medeplichtigheid
De rechtbank moet vervolgens beoordelen hoe de betrokkenheid van verdachte [medeverdachte 2] bij het ten laste gelegde juridisch moet worden gekwalificeerd.
Vaststaat dat verdachte [medeverdachte 2] de bestuurder was van de taxi en dat hij verdachte [medeverdachte 1] heeft vervoerd van [plaats 3] via Maarssen naar verschillende plekken in Tiel in de buurt van de locatie waar de plofkraak en diefstal hebben plaatsgevonden. In de taxi zijn daarnaast spullen aangetroffen die verband houden met de plofkraak, waaronder met inkt besmeurde biljetten en op de achterbank een grote zwarte big bag met blauwe inktvlekken. Ook staat vast dat hij op 4 juni 2024 met de medeverdachten in het [hotel] in Tiel is geweest. De rechtbank overweegt dat op basis van het dossier niet is vast te stellen dat verdachte [medeverdachte 2] aanwezig was op het Plein in Tiel op het moment dat de plofkraak plaatsvond. Op de camerabeelden is te zien dat de medeverdachten samen op een motorfiets wegrijden bij de plaats delict. Niet kan worden vastgesteld dat de rol van verdachte als chauffeur van voldoende gewicht is geweest om als medepleger te worden aangemerkt. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Wel stelt de rechtbank op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte wist of minst genomen moet hebben geweten wat verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van plan waren. Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte [medeverdachte 2] met verdachte [medeverdachte 1] naar Tiel is gereden, waarna zij op verschillende tijdstippen in de buurt van de locatie van de plofkraak in Tiel zijn geweest. Verdachte [medeverdachte 2] is op 4 juni 2024 met de medeverdachten in het [hotel] in Tiel geweest kort voor en na de plofkraak. In de taxi van verdachte [medeverdachte 2] zijn verschillende voorwerpen aangetroffen die verband houden met de plofkraak, waaronder met inkt besmeurde biljetten en op de achterbank een grote zwarte big bag met blauwe inktvlekken. Daarnaast heeft verdachte in eerste instantie geen (blijvend) gevolg gegeven aan het volgteken van de motoragent. Nadat hij door de agent werd aangesproken heeft hij na het keren van de taxi aan verdachte [medeverdachte 1] de mogelijkheid gegeven - door de auto te laten stoppen - die auto te verlaten en met (een deel van) het weggenomen geld voor de politie te vluchten.
De verklaring van verdachte, dat hij die nacht op verzoek van een vriend als taxichauffeur heeft gefungeerd zonder te weten met welk doel en zonder afspraken te hebben gemaakt over betaling, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande ongeloofwaardig. De rechtbank betrekt daarbij bovendien dat in de telefoon van verdachte op 25 mei 2024 gezocht is op ‘plofkraak culemborg’, ‘plofkraak delft’, ‘plofkraak franeker’, ‘plofkraak rai’ en ‘plofkraak rai amsterdam’.
Op grond van al het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opzettelijk behulpzaam is geweest bij de plofkraak en de diefstal met braak, zoals onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair ten laste is gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op het behulpzaam zijn bij en op het plegen van de plofkraak en de diefstal met braak.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van meerdaadse samenloop tussen de onder
feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde feiten.
t.a.v. feit 3
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij op 4 juni 2024 in Maarssen samen met een ander een explosief voorhanden heeft gehad. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat verdachte zich op die datum met medeverdachte [medeverdachte 1] in de taxi bevond. Verdachte bestuurde de taxi en verdachte [medeverdachte 1] zat op de achterbank, waar later ook de tas met daarin het explosief is aangetroffen. Het explosief lag op de vloer voor de rechter achterbank in een grijze vuilniszak en was besmeurd met blauwe inkt. Verdachte heeft ontkend op de hoogte te zijn geweest van de aanwezigheid van het explosief.
De omstandigheden waaronder het explosief is aangetroffen, in de taxi van verdachte vlak nadat er met een soortgelijk explosief een plofkraak is gepleegd, zijn opmerkelijk te noemen. De rechtbank kan echter niet uitsluiten dat verdachte inderdaad niet wist dat er een (nog een) explosief in de grijze vuilniszak zat die op de achterbank van de taxi lag.
Er zijn geen bewijsmiddelen die op wetenschap van de verdachte wijzen. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat verdachte een dusdanige wetenschap van feitelijke betrokkenheid bij het aangetroffen explosief heeft gehad dat hij als medepleger moet worden beschouwd.
Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] ,
in elk geval een of meer personen,op
of omstreeks4 juni 2024 te Tiel ,
althans in Nederland,opzettelijk een ontploffing teweeg
heeft/hebben gebracht door:
  • met explosief materiaal naar de ATM-geldautomaat aan het Plein 15A-B te Tiel , te gaan en
  • dat explosief materiaal te plaatsen in
  • dat explosief materiaal tot ontploffing te brengen, ten gevolge waarvan die voornoemde ATM-geldautomaat is vernield;
terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor het pand en
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoner(s) van het/de pand(en) waarin en/of omliggende panden waarin de geldautomaat zich bevond
te duchten was,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar, als medeplichtige opzettelijk behulpzaam is geweest
en/of opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft, door
  • (enkele uren voorafgaand aan het strafbare feit) op voorverkenning te gaan in de omgeving van die geldautomaat en/of;
  • in de nacht van 3 op 4 juni 2024 met medeverdachten in het nabijgelegen [hotel] te Tiel te verblijven en
  • [medeverdachte 1] met het weggenomen geld en
  • na het krijgen van een volgteken van de politie zijn auto te stoppen waardoor [medeverdachte 1] gelegenheid kreeg de auto te verlaten en met (een deel van) het weggenomen geld voor de politie te vluchten;
2.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ,
in elk geval een of meer personen,op of omstreeks 4 juni 2024 te Tiel ,
althans in Nederland,een geldbedrag van €45.760,00,-
in elk geval enig goed,
dat
/diegeheel of ten dele aan [bank] , in elk geval aan een ander toebehoorde
(n),
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/ofdat
/dieweg te nemen goed onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
, verbreking en/of inklimming, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar, als medeplichtige opzettelijk behulpzaam is geweest
en/of opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft
verschaft, door:
  • (enkele uren voorafgaand aan het strafbare feit) op voorverkenning te gaan in de omgeving van die geldautomaat en/of;
  • in de nacht van 3 op 4 juni 2024 met medeverdachten in het nabijgelegen [hotel] te Tiel te verblijven en
  • [medeverdachte 1] met het weggenomen geld en
  • na het krijgen van een volgteken van de politie zijn auto te stoppen waardoor [medeverdachte 1] gelegenheid kreeg de auto te verlaten en met (een deel van) het weggenomen geld voor de politie te vluchten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
meerdaadse samenloop van
feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
feit 2 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 44 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte geen relevante documentatie heeft en dat hij erg heeft geleden onder de voorlopige hechtenis. Verdachte is zijn werk en chauffeurspas kwijtgeraakt. Daarnaast heeft hij studievertraging opgelopen. Verdachte heeft het mentaal zwaar in detentie wat somberheidsklachten met zich brengt. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feitenVerdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid van een plofkraak in Tiel en daarmee aan een gewelddadige en gevaarlijke vorm van vermogenscriminaliteit. Het gaat om brutale en zeer ernstig feiten die in de directe omgeving onrust veroorzaakten, temeer nu de geldautomaat zich in een woongebied bevond. Bij de plofkraak is een groot geldbedrag buit gemaakt, waarvan bijna de helft nooit is teruggevonden. Verdachten hebben enorme risico’s die bij een plofkraak komen kijken, op de koop toegenomen, puur voor eigen financieel gewin. Er is sprake van aanzienlijke schade voor zowel de restauranteigenaar in wiens pand de geldautomaat was gevestigd als voor de eigenaar van de geldautomaat. Daarnaast hebben plofkraken tot gevolg dat banken hun geldautomaten uit openbare ruimtes verwijderen, waardoor ook in bredere zin sprake is van maatschappelijke schade.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachteUit het strafblad van verdachte d.d. 2 december 2024 blijkt dat hij eenmaal eerder is veroordeeld voor een vernieling. Uit het rapport van de reclassering d.d. 12 december 2024 blijkt dat vanwege de stellig ontkennende houding van verdachte, de reclassering geen plan van aanpak kan opstellen. De reclassering adviseert bij een veroordeling dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden.
ConclusieDe rechtbank heeft voor wat betreft de op te leggen straf aansluiting gezocht bij wat in soortgelijke gevallen wordt opgelegd en heeft daarbij tevens acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor het plegen van een plofkraak met gemeen gevaar voor goederen wordt een oriëntatiepunt gegeven van 2 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het vertrekpunt voor de strafoplegging bij medeplichtigheid is twee derde deel van het vertrekpunt voor de pleger.
De rechtbank constateert dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, gelet op de veroordeling op 14 juni 2024, maar ziet gelet op de aard van de overtreding (RVV-overtreding van dezelfde pleegdatum als onderhavige feiten) geen aanleiding om daar in de strafmaat rekening mee te houden. Alles afwegende en gelet op hetgeen in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorbracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde] heeft in verband met feit 1 en feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 9.473,00 aan materiële schade en € 600,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële gedeelte van de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor wat betreft het gevorderde smartengeld heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen de tenlastegelegde feiten en de sluiting van het restaurant. Nader onderzoek naar de inkomstenderving zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering tot vergoeding van de immateriële schade komt niet voor vergoeding in aanmerking, nu het in dit geval gaat om “materiële schade op afstand” en niet om een door de benadeelde gestelde aantasting in de persoon op andere wijze. Daarom moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De benadeelde heeft gesteld twee weken (van 22 juli 2024 tot en met 5 augustus 2024) zijn zaak te hebben moeten sluiten om de ravage op te ruimen en de schade te (laten) herstellen. Als gevolg hiervan is de benadeelde partij inkomsten misgelopen, waarvan hij vergoeding vordert. De inkomstenderving in genoemde periode is door de benadeelde partij berekend op een bedrag van € 9.473,00. Ter onderbouwing zijn door de benadeelde partij jaarcijfers overgelegd.
Verdachte heeft de noodzaak van herstel niet betwist. Mede in dat licht is de rechtbank van oordeel dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de tenlastegelegde feiten en de tijdelijke sluiting van het restaurant (bestaande uit een pizzeria en ijssalon) ten behoeve van de herstelwerkzaamheden door een aannemer. Dat de door de benadeelde partij overgelegde cijfers zien op de periode juli tot en met september en dat het aannemelijk is dat ook het restaurant van benadeelde in die periode enkele weken gesloten is in verband met vakantie, zoals door de verdediging is gesteld, is evenwel een onvoldoende gemotiveerde betwisting van de gestelde hoogte van de inkomstenderving gedurende de twee genoemde weken. Dit bedrag komt de rechtbank bovendien niet bovenmatig voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. De vordering voor wat betreft de inkomstenderving (tot een hoogte van € 9.473,00) zal dan ook worden toegewezen.
De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt door de rechtbank gesteld op 5 augustus 2024. Verdachte is vanaf die datum wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft gesteld dat hij op de voet van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht heeft op vergoeding van smartengeld vanwege een ‘aantasting in persoon op andere wijze’.
De rechtbank is van oordeel dat door de benadeelde onvoldoende is onderbouwd dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De verwijzingen naar (de confrontatie met) de verwoesting van zijn pizzeria, de schaamte voor het gevaar voor de omliggende woningen en de stress over de wederopbouw van zijn restaurant zijn daarvoor onvoldoende. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 13-156987-21)

De politierechter heeft verdachte op 2 december 2022 ter zake een vernieling veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 200,00.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft bepleit dat een tenuitvoerlegging niet passend is nu het een ander soort feit betreft en het feit ruim 3,5 jaar geleden is gepleegd. Indien de rechtbank tot een veroordeling komt, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank ziet geen reden om de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer te leggen. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 48, 49, 57, 63, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 2 december 2022 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een geldboete ter hoogte van € 200,00 (parketnummer 13-156987-21);

De vordering van de benadeelde partij

  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder nummer 1 en 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 9.473,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 9.473,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 82 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Klaasen (voorzitter), mr. S.H. Keijzer en mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer en mr. T.H. Boshuizen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummers PL0600-2024255352 en PL0900-2024175707, onderzoek DELAGE/ON5R024053 gesloten op 3 oktober 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] , p. 86-88
3.Proces-verbaal van aangifte [aangever] (namens [bank] ), p. 92-93, proces-verbaal van verhoor aangever [aangever] , p. 94-96.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 116.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 168.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 166-168.
7.het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 199-203 (met bijlagen, p. 204-215).
8.NFI-rapport d.d. 1 november 2024, p. 10-23 (aanvullend procesdossier).
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22-23.
10.Proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon, p. 31-33 (met fotobijlagen, p. 36-39).
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 36-37.
12.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 46-55 (met fotobijlagen, p. 56-137).
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 141-142, proces-verbaal van bevindingen, p. 139.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 149.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 171-184.
16.NFI rapport d.d. 6 september 2024, p. 239-245.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 188-195.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 144-148.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 164-165.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 156-160.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 149.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 150-155.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4-9 (aanvullend procesdossier).
24.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 januari 2025.