ECLI:NL:RBGEL:2025:4318

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
60776.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaken op basis van onvoldoende bewijs uit WhatsApp-gesprekken

Op 26 mei 2025 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van cocaïne. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,-. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was. De zaak kwam aan het licht na de aanhouding van een medeverdachte op verdenking van huiselijk geweld, waarna onderzoek werd ingesteld naar de inbeslaggenomen mobiele telefoon van deze medeverdachte. Uit de inhoud van de WhatsApp-gesprekken bleek dat de verdachte met de medeverdachte sprak over vermoedelijke drugs, maar de militaire kamer oordeelde dat dit alleen niet voldoende bewijs opleverde voor de tenlastelegging. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om te bewijzen dat de verdachte in de tenlastegelegde periode cocaïne aanwezig had gehad. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.060776.24
Datum uitspraak : 26 mei 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. M. Kalle, advocaat in Middelburg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 november 2020 tot en met 11 december 2020 te Den Helder en/of aan boord van een marineschip gelegen in de haven van Den Helder, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 500,-.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Aanleiding onderzoek
Op 30 september 2022 is medeverdachte [medeverdachte] door de politie aangehouden op verdenking van huiselijk geweld. Hierna is een onderzoek ingesteld naar de inhoud van de inbeslaggenomen mobiele telefoon van deze medeverdachte. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek kwamen meerdere militairen, waaronder verdachte, in beeld in verband met het mogelijk verstrekken dan wel aanwezig hebben van (hard)drugs en is een breder onderzoek gestart.
Vrijspraak
Aan verdachte is – kort gezegd - ten laste gelegd dat hij opzettelijk cocaïne aanwezig heeft gehad.
Uit het onderzoek aan de mobiele telefoon van medeverdachte [medeverdachte] is naar voren gekomen dat verdachte enkele WhatsApp-gesprekken heeft gevoerd met [medeverdachte] waarin volgens de politie vermoedelijk over drugs wordt gesproken. Onder andere spreekt verdachte over “snuif” en appt dat “hij 100 gaat pinnen” waarna [medeverdachte] aangeeft dat hij “4 heeft besteld”. Ook appt verdachte “was leuk wit zakje, sleutel was wit” en geeft hij aan dat “deze chiller is als de vorige”.
De militaire kamer overweegt dat het enkele feit dat verdachte WhatsApp-gesprekken heeft gevoerd over vermoedelijk bepaalde soorten drugs en met medeverdachte [medeverdachte] in dat kader spreekt over geld dat hij zou hebben gepind, onvoldoende is om te bewijzen dat verdachte in de periode van 24 november 2020 tot en met 11 december 2020 cocaïne aanwezig heeft gehad. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten waaruit blijkt dat verdachte in de tenlastegelegde periode (hard)drugs aanwezig heeft gehad. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De militaire kamer spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. Y. van Wezel (rechters) en Kol mr. H.M. Stratenus (militair lid), in tegenwoordigheid van T.H. Boshuizen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 mei 2025.