Op 26 mei 2025 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het dealen en/of voorhanden hebben van verdovende middelen, specifiek cocaïne en MDMA. De zaak kwam aan het licht na de aanhouding van een medeverdachte op verdenking van huiselijk geweld, waarbij de politie de mobiele telefoon van deze medeverdachte in beslag nam. Uit het onderzoek naar de inhoud van deze telefoon kwamen meerdere militairen, waaronder de verdachte, in beeld in verband met het mogelijk verstrekken of aanwezig hebben van harddrugs.
De officier van justitie en de verdediging stelden dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De militaire kamer concludeerde dat het enkele feit dat de verdachte WhatsApp-gesprekken had gevoerd waarin vermoedelijk over drugs werd gesproken, niet voldoende was om te bewijzen dat hij in de tenlastegelegde periode daadwerkelijk cocaïne of MDMA aanwezig had gehad of had verstrekt. De gesprekken gaven geen concrete aanwijzingen dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij drugshandel.
Daarom heeft de militaire kamer besloten om de verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.