ECLI:NL:RBGEL:2025:4302

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
051889-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een minderjarige in het kader van jeugdstrafrecht

Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak van de verlenging van de PIJ-maatregel voor een minderjarige, geboren in 2001. De rechtbank heeft de maatregel, die oorspronkelijk op 5 juni 2021 is ingegaan, verlengd met zestien maanden. De beslissing volgt op een vordering van de officier van justitie, die op 1 april 2025 is ingediend, en is gebaseerd op een advies van deskundigen en eerdere processtukken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de PIJ-maatregel is opgelegd voor misdrijven die gevaar veroorzaken voor de veiligheid van anderen, namelijk diefstal met geweld in vereniging en afpersing. De rechtbank oordeelt dat de verlenging van de maatregel noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van de betrokkene, die nog begeleiding nodig heeft om zich buiten de jeugdinrichting staande te houden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een kortere verlenging, ondanks het verzoek van de betrokkene om de maatregel met acht maanden te verlengen. De rechtbank heeft het recidiverisico en de noodzaak voor verdere begeleiding in overweging genomen en concludeert dat de PIJ-maatregel met zestien maanden moet worden verlengd. De rechtbank heeft ook de einddatum van de maatregel na verlenging vastgesteld, die onvoorwaardelijk eindigt op 7 september 2027, mits er geen nieuwe situaties optreden die de termijn van de maatregel tijdelijk stopzetten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Parketnummer : 05-051889-20
Datum uitspraak: 3 juni 2025
Beslissing op de vordering tot verlenging plaatsing inrichting voor jeugdigen van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken (artikel 6:2:22 jo 6:6:31 Wetboek van Strafvordering)
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene] (hierna: betrokkene),

geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] (São Paolo),
op dit moment verblijvende in [verblijfplaats] , [adres] , [postcode] in [plaats 1] .
Raadsvrouw: mr. C.H. van Keulen, advocaat in Amsterdam.

De procedure

De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft bij vonnis van 21 mei 2021 aan betrokkene de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel) opgelegd. Betrokkene is bij dit vonnis veroordeeld voor diefstal met geweld in vereniging en afpersing.
De termijn van de maatregel is ingegaan op 5 juni 2021.
Bij beslissing van deze rechtbank van 13 juni 2023 is de PIJ-maatregel verlengd voor de duur van twee jaren.
De officier van justitie heeft op 1 april 2025 de vordering ingediend tot verlenging van de PIJ-maatregel met zestien maanden.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de processtukken, waaronder:
- het advies van [verblijfplaats] van 28 maart 2025;
- een geïntegreerd psychologisch en psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 26 februari 2025;
- een afschrift van de aantekeningen over de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene.
Tijdens de zitting van 20 mei 2025 zijn gehoord:
- betrokkene;
- raadsvrouw mr. C.W. Dirkzwager (waarnemend voor mr. Van Keulen);
- de deskundige mw. C. Cépèro;
- de officier van justitie.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft de vordering toegelicht en heeft deze gehandhaafd.

Het standpunt van betrokkene

Door en namens betrokkene is verzocht om de PIJ-maatregel met acht maanden te verlengen. De PIJ-maatregel duurt al vier jaar. De behandeling van betrokkene heeft bijna acht maanden stilgestaan door een incident waar betrokkene niets mee te maken had. Het is daarom belangrijk dat tempo gemaakt gaat worden met het traject van betrokkene. Er moeten snel stappen worden gezet om betrokkene gemotiveerd te houden en zodat hij over acht maanden kan starten met een STP.

Het advies van [verblijfplaats]

Uit het adviesrapport van 28 maart 2025 en de toelichting van de deskundige komt, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren. De PIJ-maatregel loopt inmiddels vier jaar. Echter zien de deskundigen dat het effect van de behandeling op intrapsychisch niveau uitblijft en de mogelijkheden van betrokkene om zich te ontwikkelen steeds beperkter worden. De behandeling richt zich nu op het opbouwen van voldoende beschermende factoren zoals wonen en werken in omgevingen met voldoende toezicht en veel duidelijkheid en controle. Het uitstroomdoel is nu [plaats 2] : een relatief kleine stad, in tegenstelling tot grotere steden als Rotterdam en Amsterdam, waar betrokkene veel antisociale jongeren kent. De reclassering doet onderzoek of de gemeente Den Haag de financiële verplichtingen van betrokkene kan overnemen. Als dit lukt, kan betrokkene op de middellange termijn overgeplaatst worden naar [Forensisch Centrum] om de resocialisatie te vergemakkelijken. In maart 2025 heeft betrokkene de eendaagse begeleide verlofstatus toegekend gekregen. Hij is nu driemaal op verlof gegaan. Vaker was niet mogelijk vanwege personeelstekorten. De inschatting van de deskundigen is dat minimaal een half jaar nodig is voor deze verlofstatus, mits betrokkene blijft meewerken. Ook voor de volgende stappen in het verlof zoals onbegeleid verlof en een STP-traject, schatten de deskundigen in dat telkens minimaal een half jaar nodig zal zijn. Daarom vinden de deskundigen een verlenging van de maatregel voor de duur van zestien maanden noodzakelijk. Betrokkene is geneigd de verantwoordelijkheid voor het slagen van zijn behandeling buiten zichzelf neer te leggen. Een kortere verlenging zal ervoor zorgen dat verdachte daaraan rechten meent te kunnen ontlenen en de verantwoordelijkheid voor de voortgang vooral bij de begeleiding gaat neerleggen.

De beoordeling door de rechtbank

Voor een verlenging van de PIJ-maatregel is vereist dat:
  • de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen;
  • de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de maatregel eist;
  • de verlenging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van betrokkene.
Op basis van het verlengingsadvies en de toelichting van de deskundige ter zitting is de rechtbank van oordeel dat aan de vereisten is voldaan en dat verlenging van de PIJ-maatregel is geïndiceerd. De maatregel is opgelegd voor een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor personen (diefstal met geweld in vereniging en afpersing). Vanwege het nog steeds hoge recidiverisico en het daarin gelegen gevaar voor de veiligheid van anderen is een verlenging van de maatregel noodzakelijk. Ook is een verlenging in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van betrokkene. Betrokkene heeft nog begeleiding nodig om zichzelf staande te kunnen houden buiten de JJI. De PIJ-maatregel moet dus naar het oordeel van de rechtbank worden verlengd.
De vraag die de rechtbank in dit geval vervolgens moet beantwoorden is met welke termijn de PIJ-maatregel moet worden verlengd: met zestien maanden of korter, bijvoorbeeld acht maanden, zoals door betrokkene is verzocht. De rechtbank begrijpt dat het frustrerend voor betrokkene is dat een incident (waarbij enig aandeel van betrokkene niet is komen vast te staan) heeft gezorgd voor vertraging van zijn traject. Het recidiverisico is echter niet verminderd in deze periode en betrokkene kan dan ook niet sneller naar buiten. Er zijn nog minimaal zestien maanden van de PIJ-maatregel nodig. Een toetsmoment over acht maanden om te kijken of betrokkene dan daadwerkelijk kan starten met STP, vindt de rechtbank niet nodig. De rechtbank heeft vertrouwen in de JJI dat zij de juiste begeleiding aan betrokkene zal bieden. Bovendien ligt de verantwoordelijkheid voor het verloop van het traject ook bij betrokkene zelf. Hij zal zich de komende periode moeten blijven inzetten om over een tijd te kunnen starten met STP. Een zitting over acht maanden zal naar het oordeel van de rechtbank onnodig druk op betrokkene leggen.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de PIJ-maatregel conform het advies moet worden verlengd met een termijn van zestien maanden.
Op grond van artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering moet de rechtbank in de beslissing tot verlenging van de maatregel aangeven wanneer de maatregel (na verlenging) onvoorwaardelijk eindigt. De maatregel begon op 5 juni 2021 en eindigt zonder verlenging voorwaardelijk op 15 mei 2025. De rechtbank verlengt de maatregel nu met zestien maanden. Als de maatregel daarna niet opnieuw wordt verlengd en zich geen situaties voordoen waardoor de termijn van de maatregel tijdelijk wordt stopgezet (bijvoorbeeld weglopen), eindigt de maatregel voorwaardelijk op 7 september 2026 en onvoorwaardelijk op 7 september 2027.
De rechtbank merkt op dat zij bij de berekening van deze data heeft aangesloten bij artikel 88 van het Wetboek van Strafrecht, waaruit volgt dat onder een maand wordt verstaan 30 dagen en dat zij zich bij die berekening heeft gebaseerd op de stukken die zich nu in het dossier bevinden.
De rechtbank neemt bij haar beslissing de desbetreffende wetsartikelen in aanmerking.

De beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
[betrokkene], voornoemd, voor een periode van
zestien maanden.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.M.L. Tomassen, voorzitter en kinderrechter, mr. M. Rietveld en mr. J.M. Moorman, als kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Duis-van Grol, griffier, en uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juni 2025.