Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot bekrachtiging van een ouderschapsplan en een convenant beëindiging samenleving. De ouders, beiden wonende te [woonplaats], hebben gezamenlijk een verzoek ingediend om het ouderschapsplan, dat zij hebben opgesteld naar aanleiding van hun gezamenlijke gezag over hun minderjarige kind, te bekrachtigen en aan de beschikking te hechten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het gezag over hun kind, en dat zij op basis van artikel 1:247a van het Burgerlijk Wetboek verplicht zijn een ouderschapsplan op te stellen. De rechtbank heeft het verzoek om het ouderschapsplan aan de beschikking te hechten toegewezen, omdat de wetgever belang hecht aan de mogelijkheid voor ouders om een executoriale titel te verkrijgen door opname van het ouderschapsplan in de beschikking.
Echter, het verzoek van de ouders om het convenant beëindiging samenleving te bekrachtigen, is afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de wettelijke grondslag voor het opnemen van tussen partijen getroffen regelingen in een beschikking, zoals in dit geval het convenant, is gelegen in artikel 819 van het Wetboek van Rechtsvordering. Dit artikel is specifiek van toepassing op (echt)scheidingszaken, en aangezien de ouders ex-samenwoners zijn, kunnen zij dit verzoek niet indienen. De rechtbank heeft verder opgemerkt dat het convenant betrekking heeft op de verdeling van gezamenlijk vermogensbestanddelen, waarvoor de algemene regels van dagvaardingsprocedure van toepassing zijn. De ouders zijn wel gebonden aan de afspraken in het convenant, maar het kan niet worden opgenomen in de beschikking. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en aangegeven dat hoger beroep mogelijk is binnen drie maanden na de uitspraak.