ECLI:NL:RBGEL:2025:4263

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
305252-22 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit oplichtingen door een groep, met specifieke aandacht voor de rolverdeling en berekening van het voordeel

Op 9 mei 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij een serie oplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten van in totaal € 11.030,66, dat is verkregen door het plegen van oplichtingen in de periode van 28 juni tot en met 4 juli 2021. De officier van justitie had een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen en de veroordeelde te verplichten dit bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en geconcludeerd dat de berekening van het voordeel, zoals gepresenteerd door de officier van justitie, niet volledig correct was. De rechtbank heeft het rapport over het wederrechtelijk verkregen voordeel als uitgangspunt genomen en enkele correcties aangebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde samen met anderen in een bungalow verbleef, waar vanuit oplichtingen werden gepleegd. De rechtbank heeft de rolverdeling binnen de groep en de betrokkenheid van de veroordeelde bij de oplichtingen in overweging genomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de ontnemingsvordering toegewezen en het bedrag vastgesteld op € 11.030,66, met de verplichting tot betaling aan de Staat. De rechtbank heeft ook overwogen dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, maar heeft besloten dat dit geen invloed had op de ontnemingsvordering.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 05/305252-22 (ontneming)
Datum uitspraak : 9 mei 2025
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[veroordeelde],
geboren op [geboortedag 1] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. M.J. van den Hoonaard, advocaat in Apeldoorn.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en dat de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 63.885,00.

2.De procedure

De zaak is op de openbare terechtzitting van 4 april 2025 onderzocht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering aangepast. De officier van justitie sluit in zijn berekening van het genoten voordeel aan bij de bedragen zoals vermeld op de definitieve tenlastelegging. Die bedragen per aangever bij elkaar opgeteld, is hetgeen dat volgens het Openbaar Ministerie aan voordeel is gegenereerd. Het voordeel dat is genoten als gevolg van feit 2 (aangeefster [aangever 1] ) was nog niet meegenomen in het gevorderde bedrag en dient daar nog bij opgeteld te worden. Het gaat om een bedrag van € 4.980,00.
Uit het dossier is verder naar voren gekomen dat enkele van de door aangevers betaalde bedragen zijn tegengehouden door de bank. Deze aangevers hebben het bedrag wel overgemaakt, maar verdachte heeft hiervan geen voordeel genoten. Deze bedragen dienen daarom op de vordering in mindering te worden gebracht.
Het gaat om de volgende bedragen:
  • € 4.150,00 inzake aangeefster [aangever 2] ;
  • € 2.990,00 inzake aangeefster [aangever 3] ;
  • € 1.990,00 inzake aangeefster [aangever 4] .
In totaal komt het te vorderen bedrag daarmee op:
(€ € 63.885,00 + € 4.980,00 - € 4.150,00 - € 2.990,00 - € 1.990,00 =) € 59.735.
De officier van justitie wijkt met het voorgaande af van de berekening zoals die is gemaakt in het Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel (hierna: het rapport).
De verdediging heeft primair verzocht de ontnemingszaak af te splitsen van de hoofdzaak, nu de officier van justitie onaangekondigd is uitgegaan van een andere berekening dan de berekening zoals die volgt uit het rapport. Ter terechtzitting is de toelichting bij de berekening door de officier van justitie onduidelijk gebleven.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de berekening zoals gemaakt door de officier van justitie onjuist is, nu daarbij geen rekening is gehouden met de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel over de vermeende betrokkenen zoals die uit het dossier volgt. De verdediging verzoekt de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel te schatten op basis van het rapport, rekening houdend met de volgende kanttekeningen daarbij.
De raadsman heeft in de hoofdzaak vrijspraak bepleit als het gaat om aangevers [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 7] , [aangever 8] , [aangever 9] , [aangever 10] , [aangever 11] , [aangever 12] , [aangever 2] en [aangever 13] . Ten aanzien van deze bedragen is niet aannemelijk geworden dat deze ten goede zijn gekomen aan verdachte.
In de berekening is verder onterecht een bedrag meegenomen dat zou zijn betaald door [aangever 14] blijkens haar aangifte. In die zaak leek sprake van een vorm van bankhelpdeskfraude, waarbij een koerier een bankpas is komen ophalen. Dat is een andere modus operandi dan die bij de feiten waarvan verdachte wordt verdacht. Het is niet aannemelijk geworden dat de opgenomen bedragen ten goede zijn gekomen van [medeverdachte] , [veroordeelde] of één van de andere medeverdachten.
Door de raadsman is verzocht de vordering te matigen, in die zin dat de bedragen die zien op de voornoemde aangevers niet worden meegenomen in de berekening.

3.De beoordeling van de vordering

Het verzoek tot afplitsing van de ontnemingszaak
De rechtbank constateert dat de officier van justitie in afwijking van het rapport een andere berekening heeft gemaakt van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie heeft voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel aangesloten bij de bedragen zoals die uit de definitieve tenlastelegging volgen. Zoals hierna zal blijken, zal de rechtbank deze berekening niet volgen. Zij zal het rapport als uitgangspunt nemen. Nu de verdediging op voorhand kennis heeft kunnen nemen van het rapport en bij pleidooi een standpunt heeft ingenomen omtrent de juistheid van de berekeningen in het rapport, zal de rechtbank overgaan tot beoordeling van de vordering tot ontneming. Het verzoek tot afsplitsing van de ontnemingszaak wordt daarom afgewezen.
De grondslag van de vordering
De rechtbank heeft heden, 9 mei 2025, vonnis gewezen tegen verdachte. Daarbij is hij veroordeeld ter zake van oplichting van in totaal dertien aangevers in de periode van 28 juni 2021 tot en met 4 juli 2021 (feit 1) en op 22 juni 2021 (feit 2). Aan hem (hierna verder: veroordeelde) is – kortgezegd – een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van 5 maanden en een taakstraf van 240 uren.
De grondslag voor de ontnemingsvordering is een veroordeling voor strafbare feiten. Voor de ontnemingsvordering betekent dit dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gelet op voordeel dat afkomstig is uit de strafbare feiten die veroordeelde heeft begaan en strafbare feiten waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door veroordeelde zijn begaan (artikel 36e, lid 2 Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde oplichtingen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel staat dat veroordeelde ook andere strafbare feiten (eveneens oplichtingen) heeft begaan en daar voordeel uit heeft gekregen. Er zijn voldoende aanwijzingen dat veroordeelde meer personen heeft opgelicht dan uit de bewezenverklaring van het vonnis van 9 mei 2025 volgt. Zij baseert zich daarbij op de volgende bewijsmiddelen. [1]
In het vonnis van 9 mei 2025 is vastgesteld dat verdachte, tezamen met vijf anderen (waaronder medeveroordeelde [medeveroordeelde] ), in de periode van 28 juni tot en met 5 juli 2021 in een bungalow in [plaats 1] verbleef. Vanuit deze bungalow werden door deze groep oplichtingen (middels zogenaamde WhatsAppfraude) gepleegd. De groep communiceerde ten tijde van de oplichtingen met elkaar via een Snapchatgroep. Er werden prepaid telefoons gebruikt om de slachtoffers te benaderen. Drie van deze telefoons werden aangetroffen in de auto waarin veroordeelde samen met [medeveroordeelde] en [medeverdachte] zat op het moment dat zij werden aangehouden. Het ging om telefoons van het merk Huawei, Oppo en Asus. Vaststaat dat [veroordeelde] de gebruiker was van de Huawei telefoon. [medeveroordeelde] was met zijn Snapchataccount ingelogd op de Asus en de Oppo telefoon. In de periode dat de groep in de bungalow in [plaats 1] verbleef, maakten alle drie de prepaid telefoons gebruik van een mast aan de [adres 2] in [plaats 1] . [2] Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee aannemelijk geworden dat de aangevers die benaderd zijn met één van deze telefoons in de periode van 28 juni tot en met 4 juli 2021, werden opgelicht door de groep die in de bungalow verbleef. Dit geldt blijkens hun aangifte voor aangevers [aangever 14] [3] , [aangever 5] [4] en [aangever 15] [5] . De rechtbank zal als het gaat om deze aangevers in de berekening nog enkele specifieke opmerkingen plaatsen ter onderbouwing.
De verdeling
Veroordeelde heeft geen inzicht gegeven in de werkwijze en de rolverdeling binnen de groep die van 28 juni tot en met 5 juli 2021 in de bungalow verbleef en hij heeft geen aanknopingspunten gegeven voor de verdeling van het gezamenlijk behaalde voordeel. De rechtbank is van oordeel dat dit wel op zijn weg had gelegen, gezien de intensiteit van de samenwerking en de grote mate van afstemming tussen de personen in de bungalow, zoals die onder meer is gebleken uit de gesprekken in de Snapchatgroep. Ook de andere verdachten in het onderzoek hebben geen inzicht gegeven in de verdeling van het behaalde voordeel. Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank het genoten voordeel per aangever pondspondsgewijs verdelen over de betrokkenen die op het moment van de oplichting in de bungalow aanwezig waren, zoals dat ook in het rapport is gedaan.
Ten aanzien van (medeverdachte) [medeverdachte] overweegt de rechtbank nog het volgende.
Hoewel [medeverdachte] in de hoofdzaak is vrijgesproken, heeft de rechtbank in het vonnis overwogen dat het dossier aanwijzingen bevat dat ook hij betrokken was bij het plegen van de oplichtingen. De telefoon van [medeverdachte] straalde in de periode van 1 juli tot en met 4 juli 2021 eveneens een mast aan in [plaats 1] . [6] [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij (na zijn werk) in de bungalow is geweest. [7] Verder maakte hij ook deel uit van de Snapchatgroep, waarin de betrokkenen communiceerden over deze oplichtingen. [8] Voor zover [medeverdachte] – blijkens de historische verkeersgegevens van zijn telefoon – in de bungalow aanwezig was op het moment dat de betreffende oplichting plaatsvond, zal de rechtbank hem daarom meenemen in de verdeling van het verkregen voordeel.
Op grond van al het voorgaande, zal de rechtbank het rapport – met daarop enkele correcties – als uitgangspunt nemen. In het rapport heeft de politie de bedragen zoals betaald door de hiervoor besproken aangevers bij elkaar opgeteld. De kosten die de groep heeft gemaakt voor het verblijf in de bungalow zijn op dit genoten voordeel in mindering gebracht. Dit brengt de rechtbank tot de volgende berekening van het (totale) wederrechtelijk verkregen voordeel.
Opbrengst
Aangiftes te koppelen aan de Huawei
Aangeefster [aangever 14] heeft op 1 juli 2021 een bedrag overgemaakt van
€ 2.700,00. [9]
Door de raadsman is bepleit dat deze aangifte niet aan veroordeelde valt toe te schrijven, nu de werkwijze een geheel andere was dan bij de andere oplichtingen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Aangeefster is in de periode dat de groep in de bungalow verbleef, op het moment dat de telefoon een mast in [plaats 1] aanstraalde, benaderd met de Huawei telefoon. Ook zij ontving een bericht waarin de oplichter zich voordeed als haar kind. Het rekeningnummer op naam van [naam 1] waarnaar aangeefster geld moest overmaken, komt bovendien ook voor in de aangifte van [aangever 11] . De rechtbank acht hiermee voldoende aannemelijk geworden dat [aangever 14] is opgelicht door de groep in de bungalow.
Door aangeefster [aangever 4] is voorts op 1 juli 2021 een bedrag van € 4.980,00 overgemaakt. [10] Uit het dossier valt echter af te leiden dat de transactie van € 1.990,00 door de bank is tegengehouden. De rechtbank concludeert dat dit bedrag niet door veroordeelde en de medebetrokkenen is genoten. Het wederrechtelijk verkregen voordeel dat is genoten uit deze oplichting komt daarmee op: € 4.980,00 - € 1.990,00 = € 2.990,00.
Door aangeefster [aangever 16] is op 2 juli 2021 een bedrag van € 5.690,00 overgemaakt. [11]
Ook aangeefster [aangever 3] is benaderd met de Huawei telefoon. Zij heeft op 2 juli 2021 geld overgemaakt, maar deze transactie is tegengehouden door de bank. Veroordeelde en de medebetrokkenen hebben daarom geen voordeel genoten uit deze oplichting. In afwijking van het rapport zal de rechtbank het bedrag niet meenemen in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De opbrengst uit de oplichtingen middels de Huawei telefoon komt daarmee op:
€ 2.700,00
€ 2.990,00
€ 5.690,00 +
€ 11.380,00.
Het voordeel dat is voortgekomen uit de aangiftes waarvan de pleegdatum 1 en 2 juli 2021 is, kan verdeeld worden over zeven betrokkenen. [12]
Dit komt neer op een wederrechtelijk verkregen voordeel van:
(€ 11.380,00 / 7 =)
€ 1.625,71 per betrokkene.
Ook aangeefster [aangever 1] is blijkens haar aangifte benaderd met de Huawei telefoon, zij het dat deze oplichting is gepleegd op 22 juni 2021. Zij heeft een bedrag van
€ 4.980,00 overgemaakt.
De rechtbank gaat – evenals de politie in het rapport – gezien de pleegdatum van deze oplichting uit van een andere verdeling. In het dossier bevindt zich een Snapchatgesprek tussen [veroordeelde] en gebruiker [gebruiker] waarin op 23 juni 2021 het volgende wordt gedeeld:
- [plaats 2]
- [postcode 2]
- [adres 3]
- [geboortedag 2] -1943
- Mevrouw [aangever 1]
- 2990
- En 1990
- Gegooid op baro rekn nr. [13]
De rechtbank heeft in het vonnis vastgesteld dat deze gegevens zien op aangeefster [aangever 1] . Vaststaat ook dat gebruiker [gebruiker] onderdeel uitmaakte van de groep die verbleef in de bungalow. Gezien het voorgaande, concludeert de rechtbank dat [veroordeelde] en [gebruiker] betrokken waren bij de oplichting van [aangever 1] . Het voordeel zal worden verdeeld over [veroordeelde] en [gebruiker] . Het uit deze oplichting voortgekomen voordeel komt daarmee op:
(€ 4.980 / 2 =)
€ 2.490,00 per betrokkene.
Aangiftes te koppelen aan de Oppo telefoon
Aangeefster [aangever 5] is op 28 juni 2021 08:39 uur benaderd met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Om 11:38 uur maakte zij een bedrag van € 3.960,00 over naar de rekening van
[naam 2] ( [rekeningnummer] ) om 13:12 uur maakte zij nogmaals een bedrag van € 100,00 via Paysafe. [14] Het telefoonnummer [telefoonnummer] is verbonden aan de Oppo telefoon. [15] Op de iPhone van [veroordeelde] werd een afbeelding van een ING bankpas aangetroffen met daarop rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam 2] . Ook werd een screenshot van een foto met een telefoon aangetroffen. Op deze telefoon was een rekeningoverzicht te zien van de rekening [rekeningnummer] ten name van [naam 2] . [16]
Veroordeelde is in de hoofdzaak vrijgesproken van de oplichting van [aangever 5] . Gezien het voorgaande bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank echter voldoende aanwijzingen dat de groep waarvan veroordeelde onderdeel uitmaakte verantwoordelijk was voor deze oplichting. De oplichting vond plaats vóórdat de groep bij de bungalow arriveerde, maar wel op de dag van aankomst. In totaal werd met de oplichting een bedrag van
€ 4.060,00 aan voordeel genoten.
Door aangeefster [aangever 8] is verder op 30 juni 2021 een bedrag van € 3.250,00 overgemaakt. [17]
Aangeefster [aangever 15] heeft op 1 juli 2021 een bedrag van € 300,00 betaald. [18]
Voor zover de raadsman heeft bedoeld het in de zaak van [medeverdachte] gevoerde verweer ook in deze zaak te voeren, overweegt de rechtbank het volgende.
De raadsman heeft bepleit deze aangifte niet aan veroordeelde valt toe te schrijven, nu de werkwijze een geheel andere was dan bij de andere oplichtingen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Aangeefster is in de periode dat de groep in de bungalow verbleef, op het moment dat de telefoon een mast in [plaats 1] aanstraalde, benaderd met de Oppo telefoon. Ook hier deed de oplichter zich blijkens de aangifte voor als het kind van aangeefster. De rechtbank komt hiermee tot de conclusie dat het dossier voldoende aanwijzingen bevat dat [aangever 15] is opgelicht door de groep in de bungalow.
De opbrengst uit de oplichtingen middels de Oppo telefoon komt daarmee op:
€ 4.060,00
€ 3.250,00
€ 300,00 +
€ 6.710,00
Uit de historische verkeersgegevens van de iPhone van [medeverdachte] volgt dat hij pas vanaf 1 juli 2021 in [plaats 1] was. Dat betekent dat [medeverdachte] niet in de bungalow aanwezig was op het moment dat aangeefster [aangever 8] werd opgelicht. Ook uit andere gegevens in het dossier is niet gebleken dat [medeverdachte] betrokken is geweest bij de oplichting van [aangever 8] en/of hieruit voordeel zou hebben genoten. Dat betekent dat ten aanzien van het door haar overgemaakte bedrag wordt uitgegaan van een verdeling over zes personen. Het resterende bedrag wordt verdeeld over zeven personen. [19]
Dat brengt de rechtbank tot de volgende bedragen aan wederrechtelijk verkregen voordeel:
€ 3.250,00 / 6 =
€ 541,66 per betrokkene
(€ 4.060,00 + € 300,00 / 7 =)
€ 622,85 per betrokkene
Aangiftes te koppelen aan de Asus telefoon
Door aangever [aangever 12] is op 1 juli 2021 een bedrag van € 5.080,00 overgemaakt.
Het voordeel dat is voortgekomen uit deze aangifte kan verdeeld worden over zeven betrokkenen. Dit komt neer op een wederrechtelijk verkregen voordeel van:
€ 5.080,00 / 7 =
€ 725,71 per betrokkene. [20]
Aangiftes te koppelen aan afbeeldingen op privétoestellen
Door aangeefster [aangever 7] is op 30 juni 2021 een bedrag overgemaakt van € 9.835,00.
Door aangeefster [aangever 6]
(de rechtbank merkt op dat bij vonnis is vastgesteld dat dat moet zijn [benadeelde] )is op 30 juni 2021 een bedrag overgemaakt van € 4.910,00.
Het voordeel dat is voortgekomen uit de oplichtingen waarvan de pleegdatum 30 juni 2021 is, kan verdeeld worden over zes betrokkenen. [21] Gebleken is immers dat de iPhone van [medeverdachte] op die datum geen mast aanstraalde in [plaats 1] . Ook anderszins is niet uit het dossier gebleken dat hij bij deze oplichtingen betrokken was en/of hieruit voordeel zou hebben genoten.
Het voorgaande komt neer op een wederrechtelijk verkregen voordeel van:
(€ 9.835,00 + € 4.910,00 / 6 =)
€ 2.457,50 per betrokkene.
Door aangeefster [aangever 9] is op 1 juli 2021 een bedrag overgemaakt van € 5.000,00.
Door aangeefster [aangever 10] is op 1 juli 2021 een bedrag overgemaakt van € 1.850,00.
Door aangeefster [aangever 11] is op 1 juli 2021 een bedrag overgemaakt van € 5.140,00.
Door aangeefster [aangever 13] is op 2 juli 2021 een bedrag overgemaakt van € 3.750,00.
Door aangeefster [aangever 2] is op 2 juli 2021 een bedrag overgemaakt van € 7.350,00. [22] Uit het dossier valt echter af te leiden dat een totaalbedrag van € 4.150,00 aan transacties is tegengehouden door de bank. De rechtbank concludeert dat dit bedrag niet door veroordeelde en de medebetrokkenen is genoten. Het wederrechtelijk verkregen voordeel dat is genoten uit deze oplichting komt daarmee op: € 7.350,00 - € 4.150,00 = 3.200,00.
De opbrengst uit deze oplichtingen komt daarmee op:
€ 5.000,00
€ 1.850,00
€ 5.140,00
€ 3.750,00
€ 3.200,00 +
€ 18.940,00
Het voordeel dat is voortgekomen uit de oplichtingen waarvan de pleegdatum 1 en 2 juli 2021 is, kan verdeeld worden over zeven betrokkenen. [23] Dit komt neer op een wederrechtelijk verkregen voordeel van:
(€ 18.940,00 / 7 =)
€ 2.705,71 per betrokkene.
Totale opbrengst
Het voorgaande resulteert in de volgende berekening van de totale opbrengst voor veroordeelde:
€ 1.625,71
€ 2.490,00
€ 541,66
€ 622,85
€ 725,71
€ 2.457,50
€ 2.705,71 +
€ 11.169,14
Kosten
Kosten verblijf bungalow
Uit onderzoek is gebleken dat de kosten voor het verblijf in de bungalow in totaal € 830,88 bedroegen. De rechtbank heeft bij vonnis geconcludeerd dat het verblijf van de zes personen in de bungalow tot doel had om de samenwerking bij het plegen van de WhatsApp-oplichtingen te vergemakkelijken. De kosten zullen daarom in mindering worden gebracht op het voordeel dat is genoten. Nu [medeverdachte] niet de gehele periode in de bungalow heeft verbleven, gaat de rechtbank uit van een verdeling van de kosten over zes personen, zodat de kosten per persoon neerkomen op (€ 830,88 / 6 =)
€ 138,48.
Overige kosten
Door de raadsman is bepleit dat er ook kosten zijn gemaakt voor de aanschaf van Prepaid telefoons, dan wel voor het afsluiten van één of meer telefoonabonnementen. Nergens uit het dossier is echter gebleken dat veroordeelde deze kosten heeft gemaakt. Ook van het afsluiten van een (of meerdere) abonnement(en) is de rechtbank niet gebleken. Veroordeelde heeft de door hem gemaakte kosten ook op geen enkele manier aannemelijk gemaakt door het overleggen van betalingsbevestigingen of bonnen.
Door de raadsman is verder bepleit dat het aannemelijk is dat er kosten zijn gemaakt voor de betaling van bijvoorbeeld geldezels. Daarbij verwijst de raadsman naar de verklaringen van een aantal van deze geldezels hierover. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Uit de door de raadsman genoemde verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] valt af te leiden dat aan hen weliswaar geld wordt beloofd voor het ter beschikking stellen van hun rekening en/of pinpas, maar uit geen van die verklaringen blijkt dat zij daadwerkelijk geld hebben ontvangen. Nadat er geld van hun rekening is gehaald, wordt de rekening door de bank geblokkeerd in verband met frauduleuze handelingen. Dat er kosten zijn gemaakt voor het betalen van deze geldezels is geenszins uit het dossier gebleken. Veroordeelde heeft ook deze kostenpost niet aannemelijk gemaakt.
Gezien het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de voornoemde kostenposten in mindering te brengen op het door veroordeelde genoten voordeel.
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengst € 11.169,14
Kosten € 138,48 -
Totaal wvv € 11.030,66
Redelijke termijn
Veroordeelde is sinds 4 juli 2021 bekend met de verdenking. De strafzaak is inhoudelijk behandeld op 4 april 2025, dus bijna vier jaar later. Dat betekent dat sprake is van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De vraag is of deze overschrijding van de redelijke termijn tot toepassing van een korting op het ontnemingsbedrag moet leiden. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. In de strafzaak heeft de rechtbank bij de beoordeling van de op te leggen straf al rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn door af te zien van de in beginsel passend geachte onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde daarmee voldoende is gecompenseerd voor de overschrijding van de redelijke termijn. Er bestaat geen aanleiding om daaraan in deze ontnemingszaak (opnieuw) consequenties te verbinden en de rechtbank zal daarvan dan ook afzien.
Conclusie
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot een bedrag van
€ 11.030,66en zal hem veroordelen tot betaling van dit bedrag aan de Staat.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 11.030,66;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van dit bedrag;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op 180 dagen.
Aldus gegeven door mr. H.C. Leemreize, (voorzitter), mr. J.M. Breimer en mr. A. de Gooijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2025.
Mr. De Gooijer is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer Eagle / ON3R021096, gesloten op 17 november 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2018, 2020-2021.
3.Proces-verbaal van aangifte [aangever 14] , p. 2976.
4.Proces-verbaal van aangifte [aangever 5] , p. 2941.
5.Proces-verbaal van aangifte [aangever 15] , p. 2969-2970.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2018, 2020.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 506.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2531.
9.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 17.
10.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 17.
11.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 17.
12.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 17.
13.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 17-18.
14.Proces-verbaal van aangifte [aangever 5] , p. 2941.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1360.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1892-1893.
17.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 18.
18.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 18.
19.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 18-19.
20.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 19.
21.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 20.
22.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 20.
23.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 20.