[naam 2] ( [rekeningnummer] ) om 13:12 uur maakte zij nogmaals een bedrag van € 100,00 via Paysafe.Het telefoonnummer [telefoonnummer] is verbonden aan de Oppo telefoon.Op de iPhone van [veroordeelde] werd een afbeelding van een ING bankpas aangetroffen met daarop rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam 2] . Ook werd een screenshot van een foto met een telefoon aangetroffen. Op deze telefoon was een rekeningoverzicht te zien van de rekening [rekeningnummer] ten name van [naam 2] .
Veroordeelde is in de hoofdzaak vrijgesproken van de oplichting van [aangever 5] . Gezien het voorgaande bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank echter voldoende aanwijzingen dat de groep waarvan veroordeelde onderdeel uitmaakte verantwoordelijk was voor deze oplichting. De oplichting vond plaats vóórdat de groep bij de bungalow arriveerde, maar wel op de dag van aankomst. In totaal werd met de oplichting een bedrag van
€ 4.060,00 aan voordeel genoten.
Door aangeefster [aangever 8] is verder op 30 juni 2021 een bedrag van € 3.250,00 overgemaakt.
Aangeefster [aangever 15] heeft op 1 juli 2021 een bedrag van € 300,00 betaald.
Voor zover de raadsman heeft bedoeld het in de zaak van [medeverdachte] gevoerde verweer ook in deze zaak te voeren, overweegt de rechtbank het volgende.
De raadsman heeft bepleit deze aangifte niet aan veroordeelde valt toe te schrijven, nu de werkwijze een geheel andere was dan bij de andere oplichtingen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Aangeefster is in de periode dat de groep in de bungalow verbleef, op het moment dat de telefoon een mast in [plaats 1] aanstraalde, benaderd met de Oppo telefoon. Ook hier deed de oplichter zich blijkens de aangifte voor als het kind van aangeefster. De rechtbank komt hiermee tot de conclusie dat het dossier voldoende aanwijzingen bevat dat [aangever 15] is opgelicht door de groep in de bungalow.
De opbrengst uit de oplichtingen middels de Oppo telefoon komt daarmee op:
€ 4.060,00
€ 3.250,00
€ 300,00 +
€ 6.710,00
Uit de historische verkeersgegevens van de iPhone van [medeverdachte] volgt dat hij pas vanaf 1 juli 2021 in [plaats 1] was. Dat betekent dat [medeverdachte] niet in de bungalow aanwezig was op het moment dat aangeefster [aangever 8] werd opgelicht. Ook uit andere gegevens in het dossier is niet gebleken dat [medeverdachte] betrokken is geweest bij de oplichting van [aangever 8] en/of hieruit voordeel zou hebben genoten. Dat betekent dat ten aanzien van het door haar overgemaakte bedrag wordt uitgegaan van een verdeling over zes personen. Het resterende bedrag wordt verdeeld over zeven personen.
Dat brengt de rechtbank tot de volgende bedragen aan wederrechtelijk verkregen voordeel:
€ 3.250,00 / 6 =
€ 541,66 per betrokkene
(€ 4.060,00 + € 300,00 / 7 =)
€ 622,85 per betrokkene
Aangiftes te koppelen aan de Asus telefoon
Door aangever [aangever 12] is op 1 juli 2021 een bedrag van € 5.080,00 overgemaakt.
Het voordeel dat is voortgekomen uit deze aangifte kan verdeeld worden over zeven betrokkenen. Dit komt neer op een wederrechtelijk verkregen voordeel van:
€ 5.080,00 / 7 =
€ 725,71 per betrokkene.
Aangiftes te koppelen aan afbeeldingen op privétoestellen
Door aangeefster [aangever 7] is op 30 juni 2021 een bedrag overgemaakt van € 9.835,00.
Door aangeefster [aangever 6]
(de rechtbank merkt op dat bij vonnis is vastgesteld dat dat moet zijn [benadeelde] )is op 30 juni 2021 een bedrag overgemaakt van € 4.910,00.
Het voordeel dat is voortgekomen uit de oplichtingen waarvan de pleegdatum 30 juni 2021 is, kan verdeeld worden over zes betrokkenen.Gebleken is immers dat de iPhone van [medeverdachte] op die datum geen mast aanstraalde in [plaats 1] . Ook anderszins is niet uit het dossier gebleken dat hij bij deze oplichtingen betrokken was en/of hieruit voordeel zou hebben genoten.
Het voorgaande komt neer op een wederrechtelijk verkregen voordeel van:
(€ 9.835,00 + € 4.910,00 / 6 =)
€ 2.457,50 per betrokkene.
Door aangeefster [aangever 9] is op 1 juli 2021 een bedrag overgemaakt van € 5.000,00.
Door aangeefster [aangever 10] is op 1 juli 2021 een bedrag overgemaakt van € 1.850,00.
Door aangeefster [aangever 11] is op 1 juli 2021 een bedrag overgemaakt van € 5.140,00.
Door aangeefster [aangever 13] is op 2 juli 2021 een bedrag overgemaakt van € 3.750,00.
Door aangeefster [aangever 2] is op 2 juli 2021 een bedrag overgemaakt van € 7.350,00.Uit het dossier valt echter af te leiden dat een totaalbedrag van € 4.150,00 aan transacties is tegengehouden door de bank. De rechtbank concludeert dat dit bedrag niet door veroordeelde en de medebetrokkenen is genoten. Het wederrechtelijk verkregen voordeel dat is genoten uit deze oplichting komt daarmee op: € 7.350,00 - € 4.150,00 = 3.200,00.
De opbrengst uit deze oplichtingen komt daarmee op:
€ 5.000,00
€ 1.850,00
€ 5.140,00
€ 3.750,00
€ 3.200,00 +
€ 18.940,00
Het voordeel dat is voortgekomen uit de oplichtingen waarvan de pleegdatum 1 en 2 juli 2021 is, kan verdeeld worden over zeven betrokkenen.Dit komt neer op een wederrechtelijk verkregen voordeel van:
(€ 18.940,00 / 7 =)
€ 2.705,71 per betrokkene.
Totale opbrengst
Het voorgaande resulteert in de volgende berekening van de totale opbrengst voor veroordeelde:
€ 1.625,71
€ 2.490,00
€ 541,66
€ 622,85
€ 725,71
€ 2.457,50
€ 2.705,71 +
€ 11.169,14
Kosten verblijf bungalow
Uit onderzoek is gebleken dat de kosten voor het verblijf in de bungalow in totaal € 830,88 bedroegen. De rechtbank heeft bij vonnis geconcludeerd dat het verblijf van de zes personen in de bungalow tot doel had om de samenwerking bij het plegen van de WhatsApp-oplichtingen te vergemakkelijken. De kosten zullen daarom in mindering worden gebracht op het voordeel dat is genoten. Nu [medeverdachte] niet de gehele periode in de bungalow heeft verbleven, gaat de rechtbank uit van een verdeling van de kosten over zes personen, zodat de kosten per persoon neerkomen op (€ 830,88 / 6 =)
€ 138,48.
Overige kosten
Door de raadsman is bepleit dat er ook kosten zijn gemaakt voor de aanschaf van Prepaid telefoons, dan wel voor het afsluiten van één of meer telefoonabonnementen. Nergens uit het dossier is echter gebleken dat veroordeelde deze kosten heeft gemaakt. Ook van het afsluiten van een (of meerdere) abonnement(en) is de rechtbank niet gebleken. Veroordeelde heeft de door hem gemaakte kosten ook op geen enkele manier aannemelijk gemaakt door het overleggen van betalingsbevestigingen of bonnen.
Door de raadsman is verder bepleit dat het aannemelijk is dat er kosten zijn gemaakt voor de betaling van bijvoorbeeld geldezels. Daarbij verwijst de raadsman naar de verklaringen van een aantal van deze geldezels hierover. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Uit de door de raadsman genoemde verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] valt af te leiden dat aan hen weliswaar geld wordt beloofd voor het ter beschikking stellen van hun rekening en/of pinpas, maar uit geen van die verklaringen blijkt dat zij daadwerkelijk geld hebben ontvangen. Nadat er geld van hun rekening is gehaald, wordt de rekening door de bank geblokkeerd in verband met frauduleuze handelingen. Dat er kosten zijn gemaakt voor het betalen van deze geldezels is geenszins uit het dossier gebleken. Veroordeelde heeft ook deze kostenpost niet aannemelijk gemaakt.
Gezien het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de voornoemde kostenposten in mindering te brengen op het door veroordeelde genoten voordeel.
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengst € 11.169,14
Kosten € 138,48 -
Totaal wvv € 11.030,66
Redelijke termijn
Veroordeelde is sinds 4 juli 2021 bekend met de verdenking. De strafzaak is inhoudelijk behandeld op 4 april 2025, dus bijna vier jaar later. Dat betekent dat sprake is van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De vraag is of deze overschrijding van de redelijke termijn tot toepassing van een korting op het ontnemingsbedrag moet leiden. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. In de strafzaak heeft de rechtbank bij de beoordeling van de op te leggen straf al rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn door af te zien van de in beginsel passend geachte onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde daarmee voldoende is gecompenseerd voor de overschrijding van de redelijke termijn. Er bestaat geen aanleiding om daaraan in deze ontnemingszaak (opnieuw) consequenties te verbinden en de rechtbank zal daarvan dan ook afzien.
Conclusie
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot een bedrag van
€ 11.030,66en zal hem veroordelen tot betaling van dit bedrag aan de Staat.