ECLI:NL:RBGEL:2025:425

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
232057-22 ontneming
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken

Op 17 januari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij de handel in drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 36.298,75 bedraagt. De officier van justitie had gevorderd dat dit bedrag aan de Staat moest worden betaald, gebaseerd op de berekening van het voordeel dat de veroordeelde had genoten uit zijn drugshandel. De verdediging betwistte de hoogte van het geschatte voordeel en stelde dat de periode waarover het voordeel berekend moest worden, korter was dan door de politie was aangenomen. De rechtbank heeft de periode van 24 naar 21 maanden teruggebracht, en de berekening van het aantal transacties en de opbrengsten aangepast. De rechtbank heeft de verklaringen van de veroordeelde en de verdediging gewogen tegen de bewijsstukken, waaronder bankafschriften en aangetroffen voorwerpen tijdens de doorzoeking van de woning van de veroordeelde. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen en heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de veroordeelde verplicht tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Tegenspraak
Parketnummer: 05/232057-22 (ontneming)
Datum uitspraak : 17 januari 2025
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de Louise [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. J.J.A.P. van Breukelen, advocaat in Arnhem.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 54.990,-.

2.De procedure

De zaak is op een openbare terechtzitting onderzocht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
De verdediging heeft bepleit dat de periode waarover het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden berekend, begint in juli 2021. In die maand begon veroordeelde met de handel in drugs. De pleegperiode is dus 1,5 jaar en geen 2 jaar waar de politie vanuit is gegaan. Daarnaast fungeerde hij slechts als tussenpersoon. Zijn opdrachtgever bracht hem envelopjes, die hij naar klanten moest brengen. Dat leverde hem € 2,50 per bezorgd envelopje op. Er was sprake van circa 50 transacties per week. Uit de overgelegde bankafschriften blijkt niet van een luxe leven van veroordeelde. Integendeel, hij heeft diverse keren geld geleend van zijn moeder en ook van zijn zus.
Ten slotte moet ook rekening worden gehouden met het feit dat veroordeelde de drugs altijd per auto rondbracht. De reisafstand schat de verdediging op gemiddeld 5 kilometer retour per transactie. De brandstofkosten kunnen worden bepaald op € 0,23 per kilometer. De verdediging schat het wederrechtelijk verkregen voordeel primair op €5.265,- en subsidiair op € 7.020,-.

3.De beoordeling van de vordering

De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 17 januari 2025 tegen veroordeelde gewezen vonnis, waarbij veroordeelde ter zake van (onder meer) het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 351 dagen voorwaardelijk en een taakstraf voor de duur van 240 uren.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten en baseert zich op de volgende bewijsmiddelen. [1]
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel neemt de rechtbank het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht (hierna: het rapport) als uitgangspunt. In het rapport heeft de politie een berekening gemaakt van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank zal wel enkele nuanceringen aanbrengen in de berekening van het rapport.
De ontnemingsperiode
In het rapport is de politie uitgegaan van een periode lopend van 27 januari 2021 tot en met 27 januari 2023. [2] De rechtbank brengt de periode waarover het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt berekend op grond van de in het strafvonnis bewezen verklaarde periode terug van 24 naar 21 maanden. De rechtbank gaat aldus uit van een periode lopend van 1 april 2021 tot en met 27 januari 2023.
Het aantal transacties
Tijdens het verhoor van veroordeelde bij de rechter-commissaris heeft de raadsman van veroordeelde verklaard dat hij op het moment van aanhouding gemiddeld 10 deals per dag deed. [3] Er wordt bij de berekening in het rapport daarom uitgegaan van 10 deals per dag, van woensdag tot en met zondag. Dit betreffen 50 deals per week. Hiervan uitgaande zouden er 520 dagen x 10 deals = 5.200 deals hebben plaatsgevonden in genoemde periode. [4]
Ter terechtzitting heeft veroordeelde verklaard dat hij in de beginperiode van het dealen weinig afnemers had, maar dat zijn klantenkring – en daarmee het aantal transacties per dag – in de loop van de tijd groeide. [5] Dat komt de rechtbank aannemelijk voor. De rechtbank gaat daarom uit van gemiddeld 25 deals per week in de periode van 1 april 2021 tot 27 januari 2022 en gemiddeld 50 deals per week in de periode van 27 januari 2022 tot 27 januari 2023.
Inkomsten
De rechtbank verwerpt het standpunt van de verdediging dat veroordeelde slechts € 2,50 per afgeleverd envelopje zou hebben verdiend. Het is niet erg geloofwaardig dat iemand voor dergelijke kleine bedragen een lange gevangenisstraf riskeert. Daarnaast werden er voorwerpen, zoals weegschaaltjes, een brok cocaïne, veel geldbiljetten van € 50,- en verpakkingsmateriaal te weten honderden ponypacks in de woning van veroordeelde aangetroffen. [6] Daarnaast zaten er op één van de aangetroffen weegschaaltjes cocaïnesporen. [7] De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van veroordeelde niet strookt met de bij de doorzoeking in de woning aangetroffen voorwerpen.
Het rapport heeft als uitgangspunt genomen dat alle transacties een hoeveelheid van 0.5 gram betroffen. [8]
Evenals het rapport zal de rechtbank in het voordeel van veroordeelde tot uitgangspunt nemen dat alle transacties 0,5 gram cocaïne betroffen, hoewel duidelijk is dat er soms ook per gram werd verkocht. Veroordeelde heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij een gram cocaïne verkocht voor € 50,-. [9] De rechtbank zal in de berekening uitgaan van deze verkoopprijs.
De berekening van de opbrengst van de verkoop van cocaïne wordt dan als volgt:
42 weken x 25 x 0,5 gram x € 50,- = € 26.250,- in de periode 1 april 2021 tot 27 januari 2022.
52 weken x 50 x 0,5 gram x € 50,- = € 65.000,- in de periode 27 januari 2022 tot en met 27 januari 2023.
De totale opbrengst bedraagt:
€ 91.250,-(26.250 + 65.000).
De kosten
Om het wederrechtelijk verkregen voordeel te bepalen, dienen van de hiervoor genoemde omzet de kosten te worden afgetrokken.
Met betrekking tot de inkoop van de cocaïne zijn door de politie de volgende kosten berekend. Op basis van de drugsprijzenlijst bedraagt de prijs voor een kilo cocaïne € 28.850,- wat neerkomt op € 28,85 per gram. [10]
De rechtbank volgt het rapport voor wat betreft de kostprijs van de cocaïne: € 28,85 per gram. Het gaat in totaal om 1.825 gram verkochte cocaïne. De totale inkoopprijs voor deze hoeveelheid wordt dan
€ 52.651,25.
De rechtbank zal ook rekening houden met de brandstofkosten in verband met de aflevering van de drugs per auto. Anders dan waarvan de verdediging uitgaat, blijkt uit het procesdossier dat veroordeelde niet voor iedere aflevering van en naar zijn huis reed. Hij maakte ook wel ritten van de ene afnemer naar de andere afnemer zonder eerst naar huis te gaan. Het totale aantal gereden kilometers voor de 3.650 transacties stelt de rechtbank schattenderwijs vast op 10.000.
De officier van justitie heeft geen bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde kilometerprijs van € 0,23, zodat de rechtbank die ook tot uitgangspunt neemt. De totale brandstofkosten bedragen dan
€ 2.300,-.
Het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
Het totale wederrechtelijk verkregen voordeel stelt de rechtbank vast op:
€ 91.250,- opbrengst minus inkoop € 52.651,25 minus brandstofkosten € 2.300,- =
€ 36.298,75,-.
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot een bedrag van € 36.298,75 en zal hem veroordelen tot betaling van dit bedrag aan de Staat.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 36.298,75;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van dit bedrag;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op 216 dagen.
Aldus gegeven door mr. L.J. Saarloos (voorzitter), mr. A.P. Sno en mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 januari 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023042970, gesloten op 19 april 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht, p. 322.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring (artikelen 59a en 63 Wetboek van Strafvordering), blad 4.
4.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht, p. 322-323.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 januari 2025.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 225-228.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 238.
8.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht, p. 322.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring (artikelen 59a en 63 Wetboek van Strafvordering), blad 2.
10.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht, p. 324.