ECLI:NL:RBGEL:2025:4213

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
AWB-24_7632
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete en waarschuwing wegens overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 3 juni 2025, wordt een beroep behandeld van eiseres, een gecertificeerd saneringsbedrijf, tegen een bestuurlijke boete en een waarschuwing opgelegd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De zaak betreft een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit, waarbij eiseres een boete van € 5.400 kreeg opgelegd wegens het niet naleven van veiligheidsvoorschriften tijdens asbestsanering. Eiseres was op 28 maart 2023 bezig met het verwijderen van asbesthoudende golfplaten en werd daarbij blootgesteld aan valgevaar. De rechtbank oordeelt dat de minister de boete niet hoefde te matigen en dat de waarschuwing terecht is gegeven. Eiseres voerde aan dat zij inspanningen had verricht om de overtreding te voorkomen, maar de rechtbank concludeert dat er geen veilige werkwijze was ontwikkeld en dat de opgelegde maatregelen niet adequaat waren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de boete en waarschuwing in stand blijven. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van veiligheidsvoorschriften in de asbestsector en de verantwoordelijkheden van werkgevers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/7632

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats 1], eiseres

(gemachtigde: mr. T. Segers),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

(gemachtigde: [naam gemachtigde]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een aan eiseres opgelegde boete en een gegeven waarschuwing preventieve stillegging van werk (waarschuwing) wegens overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit). Eiseres is het niet eens met de hoogte van de opgelegde boete en de gegeven waarschuwing. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de opgelegde boete en de gegeven waarschuwing.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de opgelegde boete niet hoeft te worden gematigd en dat de minister niet hoefde af te zien van het geven van de waarschuwing. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Bij afzonderlijke besluiten van 24 juli 2024 heeft de minister aan eiseres een boete opgelegd en een waarschuwing stillegging werk gegeven wegens overtreding van artikel 16, tiende lid, van de Arbowet en artikel 3.16 van het Arbobesluit. Met het bestreden besluit van 16 september 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij deze besluiten gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon A] en [persoon B] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van de minister, [persoon C] en [persoon D], beiden arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het opleggen van de boete en het geven van de waarschuwing aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eiseres, een gecertificeerd saneringsbedrijf, was op 28 maart 2023 bezig met het verwijderen van asbesthoudende golfplaten op het dak van een stal aan de [locatie] te [plaats 2]. Op 28 maart 2023 is [persoon C] (de arbeidsinspecteur) een onderzoek gestart naar aanleiding van een melding van [persoon E], toezichthouder van de Omgevingsdienst Noord-Holland. Op 8 mei 2023 heeft de arbeidsinspecteur op ambtsbelofte een boeterapport opgesteld.
4.1.
Het boeterapport vermeldt dat twee (ingeleende) werknemers van eiseres bezig waren met het saneren van asbesthoudende golfplaten van een dak, waarbij gebruik werd gemaakt van een torenkraan met daaraan hangend een werkplatform. Deze personen bevonden zich tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden in de kilgoot, langs de dakrand en werden daarbij blootgesteld aan valgevaar. Doordat er geen maatregelen waren getroffen om dit valgevaar tegen te gaan was er gevaar aanwezig voor deze werknemers om van een hoogte van meer dan 2,50 meter te vallen, namelijk circa 3,37 meter tot aan het maaiveld. Er was geen enkele voorziening getroffen of maatregel aangebracht om valgevaar tegen te gaan. Het was hier wel mogelijk een veilige steiger te plaatsen of doelmatige hekwerken (dakrandbeveiliging) toe te passen of andere doelmatige voorzieningen aan te brengen en deze waren wel aanwezig. Dit is een overtreding van artikel 16, tiende lid, van de Arbowet en artikel 3.16, eerste lid, van het Arbobesluit
4.2.
De minister heeft het boeterapport aan de besluitvorming ten grondslag gelegd en eiseres een boete van € 5.400 opgelegd. Daarnaast heeft de minister eiseres, omdat sprake is van een herhaaldelijke overtreding van artikel 3.16 van het Arbobesluit, de waarschuwing gegeven dat bij een toekomstige soortgelijke overtreding kan worden overgegaan tot stillegging van werk om verdere herhaling van de overtreding te voorkomen.
Wat is de omvang van het geschil?
5. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat artikel 3.16 van het Arbobesluit is overtreden. In geschil is of de boete moet worden gematigd en of de waarschuwing terecht is gegeven.
Moet de boete worden gematigd op grond van artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving (de Beleidsregel)?
6. Eiseres betoogt dat sprake is van omstandigheden die moeten leiden tot matiging van de hoogte van het boetebedrag, zoals vastgelegd in artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel.
6.1.
Op grond van artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel kunnen inspanningen van de werkgever, als hij aantoont dat hij inspanningen heeft verricht, gericht op het voorkomen van de overtreding in het concrete geval, leiden tot matiging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde normbedrag. De volgende inspanningen kunnen leiden tot een matiging van 25 procent per onderdeel:
ls de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende zijn geïnventariseerd en een veilige werkwijze is ontwikkeld die voldoet aan de vereisten van het bepaalde bij of krachtens de Arbowet;
als de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze;
als er adequate instructies zijn gegeven;
als er adequaat toezicht is gehouden.
6.2.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de boete niet heeft gematigd op grond van artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dat oordeel komt.
6.3.
Eiseres betoogt dat zij een veilige werkwijze heeft ontwikkeld op de projectlocatie [plaats 2]. Uit het werkplan volgt namelijk dat ten aanzien van de verwijdering van golfplaten in de kilgoten (waar het werkplatform niet volledig kan zakken), gebruik wordt gemaakt van een valstopapparaat. Hoewel deze werkwijze afwijkt van de standaardwerkmethode, [1] blijkt uit het rapport “(On)mogelijkheden m.b.t. de inzet van werkplatformen voor het saneren van asbestdaken” van [bedrijf] van 27 oktober 2024, dat in opdracht van eiseres is uitgevoerd, dat deze werkwijze veilig is. Volgens het onderzoek is het mogelijk om zonder valgevaar te werken buiten het werkplatform met behulp van een positioneringslijn die eventueel wordt gekoppeld aan een ‘galg’ aan de zijkant van het werkplatform. Daarnaast betoogt eiseres dat uit het werkplan volgt dat zij alle noodzakelijke middelen ter beschikking heeft gesteld om de werknemers in staat te stellen de voorgeschreven veilige werkwijze uit te voeren en dat zij adequate instructies heeft gegeven. Ten slotte betoogt eiseres dat er adequaat toezicht is gehouden. Zij wijst daarbij op de verklaring van de aangewezen Deskundig Toezichthouder Asbest (DTA-er). Omdat de DTA-er met grote regelmaat omhoog heeft gekeken, kan worden aangenomen dat er adequaat toezicht is gehouden.
6.3.1.
De rechtbank volgt de minister in het standpunt dat eiseres geen veilige werkwijze heeft ontwikkeld. Een veilige werkwijze is een werkwijze waarmee het risico op vallen zoveel mogelijk wordt voorkomen. Onderdeel van de werkwijze van eiseres is dat medewerkers bij een kilgoot waar de werkbak of het werkplatform niet volledig kan zakken, de werkbak of het werkplatform mogen verlaten met gebruik van een valstopapparaat. Dit is in strijd met artikel 7.23d van het Arbobesluit. De minister heeft terecht gesteld dat geen sprake kan zijn van een veilige werkwijze als deze in strijd is met het Arbobesluit. Het door eiseres overgelegde rapport van [bedrijf] doet daaraan niet af. Daargelaten dat dit rapport grotendeels is gebaseerd op de ervaringen van medewerkers in de asbestsanering, valt uit het rapport niet zonder meer af te leiden dat met de werkwijze die eiseres voorstaat geen valgevaar of beknellingsgevaar bestaat. Valgevaar en beknellingsgevaar kunnen bij asbestsaneringen tot ernstige ongevallen leiden. Er is dus geen sprake van een veilige werkwijze. Eiseres heeft ter zitting bevestigd dat uit de handleiding die behoort bij het werkplatform volgt dat het platform niet op hoogte mag worden verlaten. Met de door eiseres voorgestane werkwijze wordt de handleiding niet goed toegepast, zodat ook om die reden geen sprake is van een veilige werkwijze.
6.3.2.
Volgens vaste jurisprudentie kan bij de beoordeling of de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd, mede in aanmerking worden genomen dat geen sprake is van een veilige werkwijze. [2] Naar het oordeel van de rechtbank is, als gevolg van het ontbreken van een veilige werkwijze, ook niet voldaan aan de overige drie matigingsgronden. Nu er geen veilige werkwijze is ontwikkeld, kan er ook geen sprake zijn van noodzakelijke randvoorwaarden voor deze veilige werkwijze en kunnen er ook geen adequate instructies zijn gegeven. Verder kan, als geen sprake is van een veilige werkwijze, logischerwijs geen sprake zijn van adequaat toezicht op het naleven van een veilige werkwijze. Dat de DTA-er met grote regelmaat omhoog heeft gekeken, is daarom niet relevant. Bovendien blijkt uit de foto’s bij het boeterapport dat meerdere medewerkers op verschillende momenten buiten het werkplatform werkzaamheden verrichten en daarbij niet altijd waren aangelijnd. De minister heeft terecht geen aanleiding gezien tot matiging van de opgelegde boete op grond van artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel.
Moet de boete worden gematigd op grond van artikel 1, twaalfde lid, van de Beleidsregel?
7. Eiseres betoogt dat daarnaast sprake is van omstandigheden die moeten leiden tot matiging van de hoogte van het boetebedrag, zoals vastgelegd in artikel 1, twaalfde lid, van de Beleidsregel. Eiseres verwijst naar het Plan van Aanpak van 10 juni 2024 waaruit volgt dat eiseres maatregelen heeft getroffen om soortgelijke vervolgovertredingen te voorkomen.
7.1.
Op grond van artikel 1, twaalfde lid, van de Beleidsregel, kunnen maatregelen van de werkgever, als hij aantoont dat hij na de overtreding adequate maatregelen heeft genomen, leiden tot een boetematiging van 12,5%. Maatregelen zijn adequaat als zij:
zijn gericht op het voorkomen van dezelfde of soortgelijke overtredingen; en
zo snel mogelijk na de overtreding zijn genomen.
7.2.
Het Plan van Aanpak is volgens de beschrijving een verbeterplan met concrete actiepunten die moeten leiden tot een structurele verbetering van de veiligheidscultuur bij eiseres. Uit het Plan van Aanpak volgt dat eiseres het onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij een zogenaamde ‘zakgoot’) [3] noodzakelijk acht om het werkplatform op hoogte te verlaten en dat hiervoor een kader wordt opgesteld in het werkplan. Omdat het verlaten van het werkplatform op hoogte in strijd is met artikel 7.23d van het Arbobesluit, kunnen de maatregelen die volgen uit het Plan van Aanpak niet worden aangemerkt als maatregelen die zijn gericht op het voorkomen van dezelfde of soortgelijke overtreding. Bovendien zijn de genoemde maatregelen niet onverwijld genomen nu het Plan van Aanpak meer dan een jaar na de overtreding is opgesteld. De minister heeft daarom terecht de boete niet gematigd op grond van artikel 1, twaalfde lid, van de Beleidsregel.
Moet de boete worden gematigd op grond van artikel 5:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)?
8. Eiseres stelt dat haar inspanningen in het kader van de evenredigheidstoets meegenomen hadden moeten worden bij de heroverweging. Dit is ten onrechte niet gebeurd.
8.1.
De hoogte van de boete moet de minister op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. De hiervoor behandelde matigingsgronden zijn gebaseerd op artikel 5:46, tweede lid, van de Awb. Op grond van dit artikel kunnen ook nog andere relevante gronden aan de orde zijn op grond waarvan matiging mogelijk is. Voor feiten waaraan geen uitwerking is gegeven in de Beleidsregel wordt direct op grond van de artikelen 5:46 en 3:4 Awb bepaald wat de gevolgen daarvan zijn voor de hoogte van de boete. [4] Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat er geen andere relevante gronden zijn die niet al in de Beleidsregel zijn verwerkt. Omdat de door eiseres naar voren gebrachte verrichte inspanningen ter voorkoming van toekomstige overtredingen, al zijn verwerkt in artikel 1, twaalfde lid, van de Beleidsregel, kunnen deze niet leiden tot directe matiging op grond van artikel 5:46 Awb. De minister heeft daarom terecht de boete niet gematigd.
Had de minister de waarschuwing achterwege kunnen laten?
9. Eiseres betoogt dat de minister de waarschuwing achterwege had moeten laten, omdat de opgelegde boete moet worden gematigd.
9.1.
Op grond van artikel 4, derde lid, van de Beleidsregel preventieve stillegging arbeidswetten kan bij de overweging een waarschuwing tot preventieve stillegging achterwege te laten, rekening worden gehouden met het feit dat de toezichthouder de opgelegde boete heeft gematigd. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is er geen reden om de opgelegde boete te matigen. De minister heeft daarom de waarschuwing niet achterwege kunnen laten.
De veiligheid en uitvoerbaarheid
10. Tot slot het volgende. Ter zitting is gesproken over het spanningsveld dat bestaat tussen de veiligheid enerzijds en de uitvoerbaarheid anderzijds. In deze zaak heeft de minister er bijvoorbeeld op gewezen dat eiseres de asbestplaten van binnenuit had kunnen saneren, door in de stal een werkvloer aan te brengen en de aanwezige isolatie te verwijderen. Dat de stal nog in gebruik is, doet daar naar het oordeel van de minister niet aan af. Het valt te begrijpen dat deze wijze van denken over de uitvoerbaarheid schuurt met de realiteit. Het is ook om die reden dat (onder andere) eiseres aan [bedrijf] opdracht heeft verstrekt om te onderzoeken of een alternatieve werkwijze, waarbij het werkplatform wordt verlaten, toch veilig kan zijn. Eiseres wenst hierover in gesprek te blijven met de Inspectie SZW. Het komt de rechtbank voor dat de minister aandacht moet (blijven) hebben voor signalen uit de asbestsector dat de arbowetgeving in sommige gevallen te strikt is, waardoor het saneren van asbest en asbesthoudende producten van daken met de in de markt zijnde arbeidsmiddelen niet altijd op reële en efficiënte wijze kan worden uitgevoerd. In die zin is het raadzaam in gesprek te blijven over alternatieven die zowel veilig zijn als de uitvoerbaarheid vergroten, om te voorkomen dat een de sanering van asbestdaken vertraging oploopt.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van
mr. C. Ebbers, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:46
De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Arbeidsomstandighedenbesluit
Artikel 3.16 – Voorkomen valgevaar
Bij het verrichten van arbeid waarbij valgevaar bestaat is zo mogelijk een veilige steiger, stelling, bordes of werkvloer aangebracht of is het gevaar tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen.
Er is in elk geval sprake van valgevaar bij aanwezigheid van risico verhogende omstandigheden, openingen in vloeren, of als het gevaar bestaat om 2,5 meter of meer te vallen.
Hekwerken en leuningen worden als doelmatig aangemerkt indien zij tenminste tot 1 meter boven het werkvlak beveiliging bieden tegen vallen, dan wel voldoen aan het voor vloerafscheiding bepaalde bij of krachtens het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Het eerste lid is niet van toepassing op arbeid onder omstandigheden waarin het gebruik van ladders en trappen is toegestaan als bedoeld in artikel 7.23, tweede lid.
Indien de in het eerste lid genoemde voorzieningen niet of slechts ten dele kunnen worden aangebracht of indien het aanbrengen of wegnemen daarvan grotere gevaren meebrengt dan de arbeid ter beveiliging waarvan zij zouden moeten dienen, zijn ter voorkoming van het gevaar voldoende sterke en voldoende grote vangnetten op doelmatige plaatsen en wijze aangebracht of worden doelmatige veiligheidsgordels met vanglijnen van voldoende sterkte gebruikt dan wel worden andere technische middelen toegepast, die ten minste een zelfde mate van beveiliging van de in het eerste lid bedoelde arbeid geven. Daarbij hebben maatregelen gericht op collectieve bescherming de voorrang boven maatregelen gericht op individuele bescherming.
Artikel 7.18b – Hijs- en hefwerktuigen voor personen
1. In aanvulling op de artikelen 7.18 en 7.18a zijn hijs- en hefwerktuigen die zijn bestemd en ingericht voor het hijsen of heffen van personen, met zodanige voorzieningen uitgerust dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat:
a. het hijs- of hefplatform voor personen naar beneden valt,
b. personen van dit platform vallen,
c. een persoon die van het hijs- of hefwerktuig gebruik maakt wordt verpletterd, beklemd raakt of wordt aangestoten, in het bijzonder als gevolg van een onopzettelijk contact met een voorwerp.
2. Een hijs- of hefwerktuig als bedoeld in het eerste lid, heeft voorts een zodanige voorziening, dat bij een mankement aan het werktuig de veiligheid van personen die zich op het hijs- of hefplatform voor personen bevinden, zoveel mogelijk is gewaarborgd en dat hun bevrijding mogelijk is.
3. Indien het gevaar, bedoeld in het eerste lid, onder a, om redenen in verband met de terreinomstandigheden en het hoogteverschil niet met behulp van een veiligheidsvoorziening kan worden vermeden, is in de ophanging van het hijs- of hefplatform een geschikte kabel, ketting of een andere voorziening met een verhoogde veiligheidscoëfficiënt toegepast.
4. In het geval, bedoeld in het derde lid, wordt de goede staat van de in de ophanging toegepaste kabel, ketting of andere voorziening elke werkdag gecontroleerd.
Artikel 7.23d. – Toepassing werkbakken en werkplatforms
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
a. werkbak: een bak waar vanuit arbeid kan worden verricht en die rondom is voorzien van hekwerken waarmee wordt voorkomen dat een persoon op hoogte uit de bak kan klimmen of vallen;
b. werkplatform: een platform waar vanuit arbeid kan worden verricht en dat met uitzondering van één zijde is voorzien van hekwerken of waarvan het hekwerk aan een zijde kan worden geopend en waarmee het valgevaar van een persoon op hoogte vanaf het werkplatform wordt voorkomen.
2. Artikel 7.18, vierde lid, is niet van toepassing op arbeid verricht door personen vanuit een werkbak die of een werkplatform dat is gekoppeld aan een hijswerktuig, indien vanuit de werkbak of het werkplatform werkzaamheden worden verricht op plaatsen die moeilijk bereikbaar zijn en waarbij geen andere meer geëigende arbeidsmiddelen of werkmethoden beschikbaar zijn om die plaatsen veilig te bereiken.
3. Het is verboden aan te vangen met de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, voordat:
a. door de werkgever een schriftelijk werkplan is opgesteld, waarin ten minste is aangegeven:
1. de onderbouwing waarom voor de moeilijk bereikbare plaatsen geen voor het vervoer van personen ontworpen geëigende arbeidsmiddelen beschikbaar zijn, dan wel dat de inzet daarvan gelet op de aanwezige omgevingsfactoren tot een onveilige situatie zal gaan leiden;
2. de onderbouwing waarom er evenmin andere werkmethoden zijn waarmee die plaatsen veilig bereikt kunnen worden bij de aanwezige omgevingsfactoren; en
b. tevens in het werkplan is geoordeeld, uitgewerkt en vastgelegd hoe, op de locatie waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden, die werkzaamheden veilig worden verricht.
4. Onverminderd artikel 4.47c worden werkzaamheden waarbij gebruik wordt gemaakt van een werkbak of een werkplatform uiterlijk twee dagen voor aanvang van de werkzaamheden door de werkgever gemeld aan de toezichthouder. De melding bevat ten minste een beknopte beschrijving van:
a. de locatie waar de werkzaamheden worden verricht;
b. het aantal betrokken personen; en
c. de datum en het tijdstip waarop de werkzaamheden aanvangen, alsmede de duur ervan.
5. Bij ministeriele regeling kan worden bepaald in welke bijzondere spoedeisende situaties de melding, in afwijking van het vierde lid, op een ander tijdstip kan plaatsvinden.
6. De op grond van het vierde lid gemelde gegevens kunnen worden ingezien door de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, of bij het ontbreken daarvan, door de belanghebbende werknemers.
7. Bij toepassing van het tweede lid worden uitsluitend werkbakken of werkplatforms gebruikt waarbij de volle belasting van de werkbak of het werkplatform en het bijbehorend hijsgereedschap niet meer bedraagt dan 25% van de maximale werklast van de hijskraan, tenzij er een technische voorziening is getroffen die de werklast begrenst op 50% of minder van de maximale werklast die met de hijskraan kan worden gehesen.
8. Bij toepassing van het tweede lid is de bedieningsplaats van het hijswerktuig permanent bemenst.
9. Bij toepassing van het tweede lid wordt de werkbak of het werkplatform op hoogte niet verlaten door de personen die zich daarop bevinden en niet betreden door de personen die zich buiten de werkbak of het werkplatform bevinden.
10. Bij toepassing van het tweede lid geldt ten aanzien van de hijskraan die in combinatie met een werkbak of werkplatform wordt gebruikt, dat:
a. met een mobiele hijskraan, waaraan een bemande werkbak of een bemand werkplatform is bevestigd, niet wordt gereden;
b. met een op een kraanbaan rijdende hijskraan met een bemande werkbak of een bemand werkplatform met een snelheid van maximaal 2,5 km/uur wordt gereden;
c. de snelheid waarmee de last verticaal wordt verplaatst, de hoeksnelheid waarmee de giek wordt gedraaid en de snelheid waarmee de vlucht wordt gewijzigd, niet hoger zijn dan één kwart van de snelheid van de hijskraan waarvoor deze is ontworpen; en
d. de windsnelheid, gemeten aan het hoogste punt van het hijswerktuig, niet meer bedraagt dan 13,8 m/s en evenmin hoger is dan de windsnelheden die voor het hijswerktuig in normaalbedrijf toelaatbaar zijn.
11. Bij toepassing van het tweede lid geldt ten aanzien van de betrokken personen dat:
a. zij bij de werkzaamheden beschikken over een doeltreffend communicatiemiddel; en
b. er doeltreffende voorzieningen zijn getroffen om hen bij gevaar te kunnen evacueren.
Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving
Artikel 1 – Boeteoplegging
11. Indien de werkgever aantoont dat hij inspanningen heeft verricht, gericht op het voorkomen van de overtreding in het concrete geval, kan dit leiden tot matiging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde normbedrag. De volgende inspanningen kunnen leiden tot een matiging van 25% per onderdeel:
a. als de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende zijn geïnventariseerd en een veilige werkwijze is ontwikkeld die voldoet aan de vereisten van het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet;
b. als de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze;
c. als er adequate instructies zijn gegeven;
d. als er adequaat toezicht is gehouden.
12. Indien de werkgever aantoont dat hij na de overtreding adequate maatregelen heeft genomen, kan dit leiden tot een boetematiging van 12,5%. Maatregelen zijn adequaat als zij:
a. zijn gericht op het voorkomen van dezelfde of soortgelijke overtredingen; en
b. zo snel mogelijk na de overtreding zijn genomen.
Beleidsregel preventieve stillegging arbeidswetten
Artikel 4 – Het achterwege laten van een waarschuwing of van een bevel tot preventieve stillegging
3. Bij de overweging een waarschuwing of een bevel tot preventieve stillegging achterwege te laten kan rekening worden gehouden met het feit dat de toezichthouder de opgelegde boete heeft gematigd.

Voetnoten

1.Waarbij de werkzaamheden uitgevoerd moeten worden vanaf het werkplatform met gebruik van gebiedsbegrenzende positioneringslijnen, in combinatie met een verbod om van het werkplatform af te stappen.
2.ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:940, ro. 7.2.
3.Ook wel kilgoot genoemd.
4.Stcrt. 2015 nr. 46081, p. 3