I voor recht verklaart dat zij het recht had om haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst met Isolatiebeer op te schorten nu de gedaagde in vrijwaring ( [rechtspersoon] ) de vordering van gedaagde in reconventie (Isolatiebeer) achterhield in verband met de wanprestatie van de gedaagde in vrijwaring (de rechtbank begrijpt: Isolatiebeer),
II Isolatiebeer veroordeelt aan Vink te betalen een bedrag van € 8.708,37 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2023,
III voor recht verklaart dat Isolatiebeer schadeplichtig is jegens Vink wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst tussen Isolatiebeer en Vink,
IV althans voor recht verklaart dat Isolatiebeer Vink vrijwaart voor de schade die Isolatiebeer door de overeengekomen activiteiten heeft veroorzaakt,
V Isolatiebeer op de hiervoor vermelde gronden zal veroordelen tot vergoeding van de schade van Vink nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van het ontstaan van de schade,
VI voor recht verklaart dat Vink haar betalingsverplichting jegens Isolatiebeer heeft mogen opschorten en ook opgeschort mag houden totdat ook in de schadestaatprocedure(s) tussen Vink, Isolatiebeer en [rechtspersoon] met betrekking tot de door verweerster in reconventie, eiseres in reconventie (bedoeld zal zijn: Vink) geleden en nog te lijden schade door het wanpresteren van Isolatiebeer, een in kracht van gewijsde gegane beslissing zal zijn gewezen, dan wel totdat tussen partijen dienaangaande een minnelijke regeling overeen is gekomen,
VII het door Isolatiebeer gelegde beslag niet van waarde zal verklaren en dienovereenkomstig op zal heffen,
VIII Isolatiebeer zal veroordelen in de kosten van dit geding.