ECLI:NL:RBGEL:2025:4114

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
05/171973-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorbereiden van het produceren van cocaïne in een laboratorium

Op 26 mei 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorbereiden van het produceren van cocaïne in een laboratorium. De zaak kwam voort uit een melding van Misdaad Anoniem, die leidde tot een doorzoeking van de woning van de verdachte. Tijdens deze doorzoeking werden aanzienlijke hoeveelheden chemicaliën en apparatuur aangetroffen die gebruikt konden worden voor de productie van cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking rechtmatig was, ondanks de bezwaren van de verdediging over mogelijke vormverzuimen. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen die bestemd waren voor het bereiden van cocaïne, en de rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, evenals een maatregel tot kostenverhaal voor de gemaakte kosten van de ontmanteling van het laboratorium. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de risico's die verbonden zijn aan het gebruik van de woning voor drugshandel, en nam daarbij de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/171973-24
Datum uitspraak : 26 mei 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1974 op [geboorteplaats] ,
laatst ingeschreven op het adres: [adres 1] , [postcode 1] in [woonplaats] .
raadsman: mr. G.J. Gerrits, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2024 tot en met 24 mei 2024 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- een (grote) hoeveelheid versnijdingsmiddelen voorhanden te hebben, te weten 92 kilo Procaïne
HCL, 35 kilo cafeïne, 600 liter aceton, 41 liter zoutzuur en/of 1 liter ammonia, en
- een woonruimte en kelderbox ter beschikking te stellen, en
- handschoenen, gelaatsmaskers, een centrifuge, een droogmachine, een werkbril, een ventilator, een droognet, een afzuiger, kommen, een weegschaal, kunststof bakken, emmers, jerrycans,
sealapparaat en vacuümzakken en/of een mixer voorhanden te hebben.
2a. Overwegingen over de rechtmatigheid van het bewijs
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat sprake is van een vormverzuim dat moet leiden tot uitsluiting van bewijs. De verdenking tegen verdachte was niet voldoende concreet genoeg om de woning en de bijbehorende berging te mogen binnentreden en te doorzoeken. De MMA-melding levert op zichzelf geen voldoende ernstige verdenking op. De informatie van Liander over het energieverbruik betreft een periode van zeven maanden en geen drie maanden zoals de fraude-inspecteur meent. De fraude-inspecteur heeft daarnaast niet gezegd dat er sprake was van een illegale aansluiting. Hij heeft enkel geconstateerd dat de installatiezegels niet goed zouden zijn aangebracht. Hoe dit kan gebeuren en welke conclusies daaruit moeten worden getrokken is niet gebleken. Het binnentreden en het doorzoeken van de woning was dan ook onrechtmatig. Daarnaast is er geen toestemming gevraagd om de bergingsruimte/kelder te doorzoeken. Evenmin blijkt dat daartoe een machtiging door de rechter-commissaris is verstrekt. De doorzoeking van de berging heeft dus ook niet op rechtmatige wijze plaatsgevonden. Hiermee is het recht op privacy van verdachte geschonden, zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Dit is een ernstig en onherstelbaar vormverzuim dat bewijsuitsluiting tot gevolg dient te hebben.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de doorzoeking van de woning en de bergingsruimte rechtmatig was. De informatie uit de MMA-melding was concreet. Er werd een specifiek adres genoemd waar zich vermoedelijk een hennepkwekerij zou bevinden, alsook verdachte omstandigheden die daarbij zouden kunnen passen. De MMA-melding is verstrekt aan Liander. Een fraude inspecteur heeft geconstateerd dat het verbruik van de woning afwijkt van het normale verbruik en heeft vervolgens in de meterkast gezien dat de installateurzegels niet goed zijn aangebracht. Gezien deze bevindingen is de politie met een machtiging ter inbeslagneming ter plaatse gegaan. Toen bleek dat er een productielaboratorium ten behoeve van harddrugs werd aangetroffen, is er een rechter-commissaris ingeschakeld voor een doorzoeking. De berging behoort tot de woning. Indien dit niet tot de woning behoort, dan was de situatie in de woning voor de politie voldoende om op eigen titel de berging te doorzoeking. Er is daarom geen sprake van een vormverzuim.
Beoordeling door de rechtbank
Op 21 mei 2024 werd er een Melding Misdaad Anoniem (MMA) vastgelegd in de politiesystemen. In deze melding stond dat er op het adres [adres 2] , [postcode 2] in [plaats] zich vermoedelijk een hennepkwekerij bevond. De ramen waren bij een lagere temperatuur beslagen en de woning werd regelmatig bezocht door vage types. Er werden dozen en zakken de woning in- en uitgebracht. Dit zou ongeveer drie maanden aan de gang zijn. Het adres en de genoemde signalen werden gedeeld met de netbeheerder, te weten: Liander. Op 23 mei 2024 werd er in het politiesysteem informatie vanuit Liander vastgelegd. Dit betrof de informatie dat het verbruik tussen juli 2023 en januari 2024 2800 kWh was. Dit strookt niet met het standaard jaarverbruik, te weten: ongeveer 3000 kWh. [1] De rechtbank is van oordeel dat deze informatie voldoende specifiek, betrouwbaar en concreet was om een redelijk vermoeden te rechtvaardigen dat in de woning aan het [adres 2] in [plaats] een hennepkwekerij kon zitten als bedoeld in artikel 9 van de Opiumwet. Hierdoor was de politie bevoegd deze woning te betreden. Na het binnentreden en het aantreffen van meerdere jerrycans, een tafel met daarop wit poeder en een afzuiginstallatie is de situatie bevroren. [2] Er is contact opgenomen met de rechter-commissaris. Er is mondeling een vordering tot doorzoeking ter inbeslagname ingediend. De rechter-commissaris heeft de vordering toegewezen. [3] De rechtbank is van oordeel dat de doorzoeking hiermee rechtmatig was.
Ten aanzien van de bergingsruimte/kelderbox
De rechtbank stelt voorop dat voor het binnentreden van een bergingsruimte/kelderbox in beginsel geen machtiging tot binnentreden op grond van de Algemene wet op het binnentreden nodig is. Het betreft immers geen woning in de zin van laatstgenoemde wet. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat er op het moment van binnentreden van de kelderbox voldoende verdenking ten aanzien van een overtreding van de Opiumwet bestond. Er werden immers in de woning eerder genoemde goederen aangetroffen. Pas na deze waarnemingen betraden verbalisanten de kelderbox, daartoe bevoegd op grond van artikel 9 lid 1 sub [naam 1] van de Opiumwet.
Dit alles brengt met zich dat er geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Er bestaat derhalve geen aanleiding om de resultaten van de doorzoeking in de woning en de kelderbox uit te sluiten van het bewijs.
2b. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de in de woning aangetroffen goederen niet bestemd waren voor het bereiden, bewerken, verwerken of vervaardigen van cocaïne. Daarnaast is verdachte niet als medepleger betrokken geweest bij het mogelijkerwijs produceren van procaïne-HCL. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte contacten heeft onderhouden met een of meerdere personen over het voorbereiden of bevorderen van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van cocaïne. Verdachte heeft zijn woning ter beschikking gesteld, waarbij hij geen wetenschap heeft gehad van datgene wat zich daar heeft afgespeeld. Ook was het verdachte niet bekend dat er 92 kilogram procaïne (HCL), 35 kilogram cafeïne, 600 liter aceton, 41 liter zoutzuur en/of 1 liter ammonia in de woning aanwezig zou zijn geweest. Daarnaast kunnen deze hoeveelheden niet worden vastgesteld, bij gebreke van een proces-verbaal of kennisgeving van inbeslagneming.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 2] betraden op 24 mei 2024 de woning aan het [adres 2] in [plaats] . Zij liepen naar de bovenverdieping. Daar zagen zij een aantal jerrycans staan, een tafel met daarop wit poeder en een afzuiginstallatie. In verband met mogelijke gevaarlijke stoffen werd er gewacht op de forensische opsporing en de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO). [5] Toen de LFO-experts de trap opliepen naar de eerste verdieping van de woning, roken zij een sterke geur van aceton. Zij zagen dat de woonkamer van deze verdieping geheel in gebruik werd genomen voor het vervaardigen/bewerken van vermoedelijk verdovende middelen. Vervolgens bekeken zij de bij de woning behorende kelderbox. Hier troffen zij een groot aantal jerrycans aceton en zoutzuur. Er werd een inventarisatielijst opgemaakt. Het ging totaal om ander andere:
  • K1: 26 jerrycans met daarin totaal 520 liter aceton;
  • K2: 1 jerrycan van 20 liter met daarin een sterk zure dampende vloeistof (geur zoutzuur);
  • K3: twee dichte dozen die beiden een aluminiumzak met twee binnenzakken met 20 kilogram wit poeder bevatten;
  • B1: uitklapbare tafel sterk vervuild met wit poeder, sterk vervuilde balans en beslagkommen;
  • B2: een met wit poeder vervuild droogrek, omgeven door drie ventilatoren met hierboven een lokale afzuiging;
  • B3: afsluitbare kunststof vak van 100 liter inhoudende circa 10 liter gelige vloeistof. Dit werd voorzien van SIN-nummer AARY0130NL;
  • B4: 4 volle jerrycans van 20 liter etiket ChemiBlaze;
  • B5: een jerrycan van 20 liter inhoudende circa 20 liter zoutzuur;
  • B6: 15 lege jerrycans van 20 liter, 14 keer met etiket ChemiBlaze (aceton) en één keer etiket HydroFortify (zoutzuur);
  • B7: 8 vervuilde emmers;
  • B8: een centrifuge waarvan de trommel sterk vervuild was met wit poeder. Dit werd voorzien van SIN-nummer AARY0132NL;
  • B9: een witte ovale kunststof bak van 10 liter inhoudende circa 5 liter zure vloeistof. Dit werd voorzien van SIN-nummer AARY0131NL;
  • B10: een jerrycan van 5 liter inhoudende circa 1 liter sterk zure dampende vloeistof;
  • B11: een elektrische dompelverwarmer;
  • B12: een aangebroken kunststof literfles ammonia, geur ammonia;
  • B15: 2 dozen, waarvan één vol met een aluminiumzak met twee binnenzakken met 20 kilogram wit poeder;
  • B16: een aangebroken doos van 20 kilogram cafeïne met nog circa 15 kilogram wit moeder in dubbele binnenzak;
  • B17: een verzegelde kartonnen ton met etiket 25 kilogram procaïne HCL;
  • B18: twee met cafeïne bevuilde beslagkommen en twee sealapparaten en bijbehorende vacuümzakken en een Aldi-tas met hierin ongeveer 0,5 kilogram wit poeder;
  • B19: 11 kunststof bakken met deksel en vitrage bestemd als filtreermateriaal;
  • B20: een doos met circa 7 kilogram witte brokken. Dit werd voorzien van SIN-nummer AARY0133NL;
  • B21: een mixer geheel vervuild met wit poeder;
  • B22: een droogrek;
  • B23: afzuiginstallatie bestaande uit een slakkenhuis en sterk vervuild koolstoffilter.
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) onderzocht de materialen voorzien SIN-nummers AARY0130NL (B3), AARY0132NL (B8), AARY0131NL (B9) en AARY0133NL (B20). Het witte poeder en brokjes, volgens opgave afkomstig uit de centrifuge waarvan de trommel sterk vervuild was met wit poeder, AARY0132NL (B8) en de witte brokjes, volgens opgave uit doos met hierin circa 7 kilogram witte brokken, AARY0133NL (B20) bevatten procaïne. De kleurloze vloeistof, volgens opgave afkomstig uit afsluitbare kunststof bak van 100 liter inhoudende circa 10 liter gelige vloeistof, AARY0130NL (B3) bevat een zwak zure waterige vloeistof. De kleurloze vloeistof, volgens opgave afkomstig uit witte ovale kunststof bak van 10 liter inhoudende circa 5 liter zure vloeistof, AARY0131NL (B9) bevat procaïne in een zure waterige vloeistof. De conclusie van het NFI is dat in het onderzoeksmateriaal procaïne is aangetoond. In relatie tot drugs is procaïne een versnijdingsmiddel voor cocaïne. Procaïne is een kortwerkend plaatselijk verdovingsmiddel dat nauwelijks meer wordt toegepast. [7]
Naar aanleiding van vragen van de verdediging heeft een LFO-expert nader uiteengezet hoe tot de inhoud en het gewicht van alle aangetroffen goederen is gekomen. Bij volle en/of onaangebroken verpakkingen gaat LFO uit van eigen waarnemingen gedurende het onderzoek. De jerrycans met aceton “Chemiblaze” en Zoutzuur “Hydrofortify” bleek de inhoud conform het etiket te zijn. Bij andere vermelde gewichten zijn deze gewogen met een zeer betrouwbaar gebleken industriële weegschaal. De expert kwam tot de volgende hoeveelheden:
  • 92 kilo procaïne waarvan 67 kilo procaïnebase en 25 kilo procaïne-HCL;
  • 600 liter Aceton; 26 jerrycans met 520 liter (K1) en 4 jerrycans (B4) met 80 liter;
  • 41 liter zoutzuur; 2 jerrycans met 20 liter (K2 en B5) en 1 jerrycan (B10) met 1 liter;
  • 15,5 kilo cafeïne; 1 doos met 15 kilogram Cafeïne (B16) en 0,5 kilogram Cafeïne (B18).
Het LFO heeft de bovenwoning -aangeduid als ruimte [naam 1] - beschreven als een ruimte die vrijwel volledig in gebruik was voor het omzetten van procaïnebase naar het zoutzure zout van procaïne (procaïne-HCL). Hierbij wordt de procaïnebase opgelost in aceton waarna er na verwarmen zoutzuur aan toegevoegd wordt. De hierbij verkregen procaïne-HCL heeft een parelmoerachtig voorkomen die na droging kan worden gebruikt om cocaïne te versnijden. Vanuit één kilo procaïne-HCL kan ruim twee kilo versneden cocaïne worden verkregen. Deze versneden cocaïne behoud de uiterlijke verschijningsvormen van pure cocaïne. [9]
In de woning zijn ook aangetroffen handschoenen, een gelaatsmasker, een droogmachine, een werkbril, een droognet, een afzuiger en een weegschaal. [10]
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat de bovenwoning aan het [adres 2] in [plaats] werd gebruikt als productielaboratorium voor procaïne-HCL. De rechtbank gaat daarbij uit van de inventarisatielijst van de LFO. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de experts ter plaatse. De inhoud van goederen is gecontroleerd aan de hand van het etiket of is gewogen met een industriële weegschaal. Vervolgens zijn delen van deze goederen getest door het NFI. De rechtbank stelt daarom vast dat in de bovenwoning en in de kelderbox in totaal is aangetroffen:
  • 92 kilo procaïne;
  • 600 liter Aceton;
  • 41 liter zoutzuur, en
  • 15,5 kilo cafeïne.
Ook stelt de rechtbank vast dat in de woning handschoenen, gelaatsmaskers, een centrifuge, een droogmachine, een werkbril, een ventilator, een droognet, een afzuiger, kommen, een weegschaal, kunststof bakken, emmers, jerrycans, sealapparaat en vacuümzakken en een mixer zijn aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat hij de woning huurde van [woningcorporatie] . [11]
Procaïne als versnijdingsmiddel
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de spullen - al was het niet in de hoeveelheden zoals die zijn aangetroffen- in de woning heeft gezien. [12] Verdachte heeft het middel dat op labels stond opgezocht op internet en zag dat het niet onder de Opiumwet viel. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte wetenschap had dat de procaïne bestemd was als versnijdingsmiddel voor cocaïne.
Er is door verbalisant [verbalisant 3] onderzoek gedaan naar de stof procaïne. Het is een witte vaste stof/poeder. Procaïne kan zowel legaal als illegaal worden gebruikt. Procaïne werd gebruikt in de tandheelkunde, onder de merknaam Novocaine. Dit werd vroeger gebruikt als plaatselijke verdoving. Procaïne wordt nauwelijks meer toegepast in de tandheelkunde, aangezien er inmiddels meer doeltreffende middelen als lidocaïne op de markt zijn. De stof procaïne is bekend als versnijdingsmiddel voor cocaïne. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van aceton of ether en eventueel met andere versnijdingsmiddelen. Procaïne heeft een soortgelijke
glans als cocaïne en heeft een verdovend effect. Dat is een van de redenen dat dit als
versnijdingsmiddel wordt gebruikt. [13]
De rechtbank is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat procaïne wordt gebruikt als versnijdingsmiddel voor verdovende middelen. Indien het middel wordt opgezocht op internet dan volgen er naast een algemene beschrijving vele hits op procaïne als versnijdingsmiddel voor cocaïne, met name sinds 2024. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat het om een versnijdingsmiddel ging, acht de rechtbank dan ook onaannemelijk. De omstandigheden waaronder de spullen in de bovenwoning en kelder zijn aangetroffen, waarbij sprake was van vervuilde goederen en lekkende jerrycans met aceton spelen daarbij ook een rol. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte wetenschap had van de bestemming van de procaïne, namelijk als versnijdingsmiddel voor cocaïne.
Rol van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de bovenverdieping van de woning verhuurde. Verdachte wilde niet verklaren wie deze persoon was. Verdachte verklaarde daarnaast dat hij enkel korte momenten in de woning was en geen rol heeft gehad bij het voorbereiden van het bereiden, bewerken, verwerken of vervaardigen van cocaïne. De rechtbank volgt deze verklaring niet. Zij overweegt daartoe als volgt.
Bij het binnentreden van de woning aan het [adres 2] in [plaats] troffen verbalisanten [naam 1] aan. [naam 1] huurde het onderste gedeelte van de woning van verdachte. De telefoon van [naam 1] werd in beslag genomen. Anderhalf uur na binnentreding stond verdachte bij de woning. Bij verdachte werden twee telefoons in beslag genomen. [14]
De inhoud van de telefoon van [naam 1] werd onderzocht. Er werden meerdere chatgesprekken met [naam 2] aangetroffen. Dit berichtenverkeer luidt voor zover voor de bewijsvoering ten aanzien van het tenlastegelegde relevant:
Chat tussen [naam 1] ( [naam 1] ) en [naam 2]
Op 6 maart 2024 tussen 08:59:28 uur en 08:59:40 uur
“ [naam 1] : Ik word echt gek van mn huurbaas en die gastjes
[naam 1] : Elke dag zijn deze mensen er
[naam 1] : Hele dag kkr veel geluid makne”
Op 6 maart 2024 tussen 13:30:32 uur en 13:37:17 uur
“ [naam 2] : Zal ik zo ff komen tot 17u
(…)
[naam 1] reply: Nee , hun zijn hier bezig met dat tering chemische spul, huurbaad vroeg ook of er niemand kon komen vanwege de geur
[naam 1] : als ik mn kamer uit moet , moet ik mod kapje op
[naam 2] : Ow serieus
[naam 1] : Jaaa” [15]
[naam 1] werd op 28 mei 2024 gehoord. Tijdens haar verhoor verklaarde zij dat verdachte vanaf november 2023 boven wilde gaan klussen samen met een jongen. [naam 1] had enkel het telefoonnummer van deze jongen. In de telefoon van [naam 1] stond dit nummer opgeslagen als “Klusser”. [16] Tijdens een verhoor op 2 september 2024 werd aan [naam 1] een foto van medeverdachte [medeverdachte] getoond. [naam 1] verklaarde dat medeverdachte [medeverdachte] “Klusser” was. [17] In de telefoon van [naam 1] werden meerdere chatgesprekken met “Klusser” aangetroffen. “Klusser” gebruikte het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit berichtenverkeer luidt voor zover voor de bewijsvoering ten aanzien van het tenlastegelegde relevant:
Chat tussen [naam 1] ( [naam 1] ) en Klusser
Op 17 februari 2024 om 20:00 uur
“ [naam 1] : Yoo ben je nog daar?
Klusser: To ben net weg was er weer ff. Wattan
[naam 1] : Jaa mn vriend en ik moeten ff wat ophalen
Klusser: Boven?
[naam 1] : Neee bij mij
Klusser: Oohh jaa doeje ding. Moet boven nog opruimen drm”
Op 28 februari 2024 om 12:54 uur
“ [naam 1] : Tot hoelaat zijn jullie vandaag bezig
Klusser: Hey. Denk 5. Miss eerder. Niet heel lang. Wattan
[naam 1] : ik heb last van migraine daarom
Klusser: we zullen rustig doen en we zijn niet lang bezig vandaag”
Op 2 april 2024 om 10:29 uur
“ [naam 1] : Yoo. Kwam jij vandaag
Klusser: Ja. Wattan?
[naam 1] : Jaa tussen 4 en 8 is mn vriend er
Klusser: Ja maar ik moet wel mn ding toen toch. Hoe gaan we dat doen
Spraakbericht:
Klusser: Yoo, hee, luister dan. Kijk vanaf begin had je mij gezegd dat je vriendje nooit kwam snapje. Nu laatste tijd komt ie ineens. Ik vind niet erg maar ik heb ik betaal facking veel huur snapje. Ik moet wel gewoon mijn ding kunnen doen”
Op 5 april 2024 om 12:35 uur
“ [naam 1] : Ben jij hierrr
Klusser: Bijna. [verdachte] is daar nu”
Op 12 april 2024 om 14:43 uur
“ [naam 1] : Yoo ben jij er?
Klusser: Nee. Was [verdachte]
Klusser: Ikkom zo even”
Op 30 april 2024 om 14:33 uur
“Klusser: Hey. Ben je daar straks. Ik ben daar van 6 tot 8 ff. Dat je weet
[naam 1] : Hee, nee ben daar niet vandaag”
(…)
[naam 1] : Zie je van de week wel!
Klusser: Yes komt goed x”
Op 7 mei 2024 om 10:23 uur
“Klusser: Hey. ik en [verdachte] komen daar rond 5-6 en dan zijn we daar wel paar uur ja. Want die [verdachte] kon niet vroeg. Ik had hem ook gezegd hij zei ja kan gwn.
Op 8 mei 2024 om 09:33 uur
“Klusser: Ik kom nu ff langs”
Op 11 mei 2024 om 10:24 uur
“Klusser: Oh maar wij gaan maandag bezig daar”
Op 13 mei 2024 om 15:08
“Klusser: Oke we zijn weg”. [18]
De telefoon die onder verdachte in beslag werd genomen is ook onderzocht. Er werden meerdere gesprekken tussen de gebruiker van de telefoon ( [verdachte] ) en het nummer [telefoonnummer] aangetroffen. Dit berichtenverkeer luidt voor zover voor de bewijsvoering ten aanzien van het tenlastegelegde relevant:
Chat tussen [verdachte] en [telefoonnummer]
Op 26 maart 2024 tussen 12:36 uur en 13:55 uur
“ [telefoonnummer] : morgen avond werken, of donderdag
[verdachte] : Bon..Brother”
Op 27 maart 2024 om 13:19 uur
“ [telefoonnummer] : Kan je morgen werken brother
[verdachte] : Ja broeder is rond twee uur goed?
[telefoonnummer] : Oke brother, bong, als je eerder kan laat me weten”
Op 5 april 2024 tussen 01:33 uur en 10:47 uur
“ [telefoonnummer] : Awo brother ik ben morgen 13.30 zo daar ik had nog een afspraak om 1 daarom
[verdachte] : Isgoed bro.. je moet wel sluiten laten maken.. anders kan ik niks bon
[telefoonnummer] : [naam 1] is binnen tog?, kan zei niet geven even sleutel, voor die tassen
[verdachte] : Zij heeft geen schuur sluitel
[telefoonnummer] : Bro, ik kan er pas kwart over 2 zijn, brother 14.35 ben ik er, maximaal kwart voor 3
[verdachte] : Ben deral broer, ben boven bon
[telefoonnummer] : Bon, kom er nu aan”
Op 6 april 2024 om 09:23 uur
“ [verdachte] : Awoo brother hoe hebben we weer afgesproken
[telefoonnummer] : Awoo over 45 min ik daar brother jij”
Op 9 april 2024 om 19:10 uur
“ [telefoonnummer] : Awo, hoelaat ben je daar
[verdachte] : Awoo brother hoe laat wouw je naar toe dan
[telefoonnummer] : Half uurtje ongeveer bem ik er
[verdachte] : Isgoed
[telefoonnummer] : Awo, Kan je 3 tasse menemen
Op 25 april 2024 om 16:15 uur
“ [telefoonnummer] : Awoo
[verdachte] : Awoo brother
[telefoonnummer] : Alles goed brother, kan je morgen werken?
[verdachte] : Ja Gaat goed. Rond 14.00 dan
[telefoonnummer] : Kan je niet eerder?
[verdachte] : Nee… vriendin moet werken man, ze is pas rond half twee terug
[telefoonnummer] : Okee brother
[verdachte] : 2uur dan
[telefoonnummer] : Awo, 2 uur daar?
[verdachte] : Bon” [19]
De rechtbank stelt – nu dit niet ter discussie staat – vast dat verdachte de gebruiker was van de onder hem in beslag genomen telefoon. [20] Uit de berichten verstuurd door verdachte ( [verdachte] ) leidt de rechtbank af dat verdachte op meerdere momenten heeft gewerkt/afgesproken met de gebruiker van het nummer [telefoonnummer] (Klusser). Daarnaast heeft [naam 1] berichten verstuurd waaruit de rechtbank begrijpt dat verdachte samen met gastjes hele dagen bezig is in de woning. Op 6 maart 2024 waren zij bezig met chemisch spul en moest [naam 1] een mondkapje dragen als zij haar kamer verliet. Ook heeft verdachte [naam 1] gevraagd die dag niemand langs te laten komen in verband met een chemische geur. Ook blijkt uit een spraakbericht dat de Klusser huur betaalde voor de bovenverdieping van de woning. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de Klusser de bovenverdieping huurde en dat verdachte en de Klusser samen in de woning aan het werk zijn geweest. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte niet alleen wetenschap had van de aangetroffen goederen in de woning, maar ook dat hij betrokken was bij het productielaboratorium voor procaïne-HCL.
Medeplegen
Gelet op wat reeds is vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de Klusser, [medeverdachte] . Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de hierboven genoemde verklaring van [naam 1] en de chatberichten dat verdachte actief heeft deelgenomen aan dit samenwerkingsverband en daarin een wezenlijke bijdrage had. Verdachte heeft steeds nauw contact gehad met [medeverdachte] en zij waren op meerdere momenten samen in de woning aan het werk. Er worden berichten gestuurd als “kun je drie tassen meenemen”, “wij gaan daar maandag bezig” en ”wij zijn weer weg”. Verdachte werkte nauw met [medeverdachte] samen en had daarbij kennis van de handelingen van [medeverdachte] . Verdachte heeft daarmee een wezenlijke bijdrage geleverd aan het voorbereiden van het bewerken van cocaïne.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan voorbereiden van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten: het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van cocaïne. Verdachte en zijn mededader hadden voorwerpen en stoffen voorhanden waarvan zij wisten dat zij bestemd waren tot het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van cocaïne.
De rechtbank stelt op basis van de uitgewerkte berichten de periode vast van 1 maart 2024 tot en met 24 mei 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 1 maart 2024 tot en met 24 mei 2024 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van cocaïne
, in elk gevaleen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s), wist
(en
) of ernstige reden had(den) om te vermoedendat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- een
(grote
)hoeveelheid versnijdingsmiddelen voorhanden te hebben, te weten 92 kilo procaïne
,HCL, 3515,5kilo cafeïne, 600 liter aceton, 41 liter zoutzuur en
/of1 liter ammonia, en
- een woonruimte en kelderbox ter beschikking te stellen, en
- handschoenen, gelaatsmasker
s, een centrifuge, een droogmachine, een werkbril, een ventilator, een droognet, een afzuiger, kommen, een weegschaal, kunststof bakken, emmers, jerrycans,
sealapparaat en vacuümzakken en
/ofeen mixer voorhanden te hebben.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan de schuldige weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hoofdelijk de Maatregel Kostenverhaal ex artikel 13d van de Opiumwet wordt opgelegd voor € 5.760,05.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest bepleit. Subsidiair heeft de raadsman bepleit om een aanvullende straf in de vorm van een taakstraf op te leggen. Bij oplegging van een langdurige gevangenisstraf verzoekt de verdediging tot aanhouding van de behandeling om de reclassering nader onderzoek te laten doen ten behoeve van het stellen van bijzondere voorwaarden. Tot slot heeft de raadsman bepleit om geen Maatregel Kostenverhaal op te leggen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de factuur in het dossier misschien geen betrekking heeft op het ontmantelen van het lab in de woning van verdachte. Op de factuur staan goederen die niet zijn aangetroffen in de woning van verdachte. De kosten zijn daarom niet voldoende onderbouwd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorbereiden van het produceren van cocaïne in een laboratorium dat was ingericht voor grootschalige productie van procaïne-HCL. Verdachte is daardoor medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van harddrugs veroorzaken voor de volksgezondheid en de keten van (ondermijnende) criminaliteit die met harddrugs gepaard gaat. Daarnaast veroorzaakt het opslaan en het bewerken van diverse chemicaliën die worden gebruikt bij het vervaardigen van drugs vele risico’s, zoals brand- en ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige dampen. Uit het dossier volgt dat zowel de wijze waarop de jerrycans met lekkende aceton waren opgeslagen in de kelderbox als het bewerken van de procaïne in de bovenwoning een zeer groot brand- en explosiegevaar met zich mee bracht. Dit is niet enkel levensgevaarlijk voor de producenten van de drugs, maar ook voor de omwonenden van het drugslaboratorium. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij hiervoor zijn woning in een woonwijk gebruikte, terwijl uit nieuwsberichten blijkt wat de gevolgen hiervan kunnen zijn.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Het gaat weliswaar om oudere feiten, maar verdachte kent een verleden met veroordelingen voor het overtreden van de Opiumwet.
Uit het reclasseringsadvies van 2 mei 2025 blijkt dat de reclassering risico’s ziet op het algemeen recidiverisico. Er werd een deels voorwaardelijke straf geadviseerd met oplegging van bijzondere voorwaarden. De reclasseringsmedewerker heeft ter terechtzitting een aanvulling op de rapportage gegeven. De reclassering ziet thans geen aanknopingspunten meer voor een toezicht. Verdachte heeft geen opties meer voor een beschermd wonen plek in [plaats] (hij heeft ze allemaal al gehad) en wonen bij zijn partner is ook geen optie. Daarbij zijn er al twee zorgaanbieders geweest die verdachte voor een behandeling hebben afgewezen vanwege de onrustige situatie rondom verdachte. De gemeente [plaats] is op de hoogte van de situatie en wil meedenken in een oplossing, maar in het kader van risicobeperking en gedragsverandering ziet de reclassering niet waar op dit moment nog mogelijkheden liggen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde strafbare feit, alleen een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De rechtbank heeft gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Hierin ziet zij aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank ziet op dit moment geen meerwaarde in een interventie van de reclassering. Op dit moment is er, zoals ook ter zitting toegelicht door de reclasseringsmedewerker, geen zicht op een concreet plan van aanpak. Eventuele behandeling van verdachte kan, indien te zijner tijd gewenst, in het kader van een mogelijke voorwaardelijke invrijheidstelling plaatsvinden. Op dat moment kan worden bekeken welke bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke invrijheidstelling het meest passend zijn. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de behandeling van de strafzaak niet aanhouden.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden passend en geboden. Hierop zal in mindering worden gebracht de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel Kostenverhaal
De Maatregel Kostenverhaal (artikel 13d van de Opiumwet) is op 1 juli 2022 in werking getreden en is van toepassing op strafbare feiten die na de datum van inwerkingtreding worden opgespoord en vervolgd. De maatregel maakt het mogelijk dat de kosten die de Staat maakt in verband met vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of de volksgezondheid, worden verhaald op degene die wordt veroordeeld voor een strafbaar feit dat in verband staat met het voorwerp.
Blijkens de in het dossier gevoegde factuur heeft de Staat in deze zaak kosten gemaakt voor het ontmantelen van het drugslaboratorium in de woning aan het [adres 2] in [plaats] . De uitgevoerde werkzaamheden bestonden uit het ontmantelen van het laboratorium, inclusief de afvoer ter vernietiging van chemicaliën, restafval en hardware. De gemaakte kosten bedragen € 5.760,05. Voorts is in het dossier een proces-verbaal van de LFO gevoegd, waaruit blijkt dat in het draaiende laboratorium vele brandbare stoffen en chemicaliën aanwezig waren. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke illegale (drugs)laboratoria en de opslag en bewerking van chemische stoffen ernstig gevaar voor de leefomgeving en de gezondheid kunnen opleveren, zoals brand- en ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige dampen.
De rechtbank stelt vast dat aan de vereisten voor oplegging van de Maatregel Kostenverhaal is voldaan. Door feiten zoals de onderhavige maakt de Staat, en dus de maatschappij als geheel, grote kosten voor het op veilige wijze ontmantelen van drugslaboratoria en vernietigen van voorwerpen die ernstig gevaar kunnen opleveren. Daarom vindt de rechtbank het passend dat deze kosten op verdachte en medeverdachte [medeverdachte] worden verhaald. De rechtbank zal de kostenveroordeling hoofdelijk opleggen. Anders dan de verdediging heeft bepleit ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de factuur te twijfelen. Het adres staat op de factuur vermeld, met daarbij vermelding van het juiste proces-verbaalnummer en de begindatum van ontmanteling (24 mei 2024). De rechtbank twijfelt niet dat de kosten van
€ 5.760,05 zijn gemaakt om het lab te ontmantelen.
Aan verdachte zal daarom (hoofdelijk, te samen met [medeverdachte] ) de Maatregel Kostenverhaal worden opgelegd ter hoogte het gevorderde bedrag. Indien dit bedrag niet wordt voldaan, kunnen 63 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

8.De beoordeling van het beslag

Onder verdachte is een telefoontoestel (Huawei, goednummer PL0600-2024232382-3219367) in beslag genomen. De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld van teruggave van de telefoon aan verdachte.
De rechtbank zal de teruggave van het telefoontoestel aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 10 a en 13d van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de teruggave van telefoontoestel (Huawei, goednummer PL0600-2024232382-3219367) aan verdachte;
 legt op de Maatregel Kostenverhaal voor een bedrag van € 5.760,05;
 bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op 63 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het bedrag van € 5.760,05 betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 wijst af het verzoek van aanhouding van de behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.T.G. van Wandelen (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en mr. M.S. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 mei 2025.
Mr. M.S. de Vries is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-336.
2.Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, ZD01-22.
3.Beslissing rechter-commissaris tot doorzoeking, ZD01-35.
4.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024497297, voorzien van naam “Proces-verbaal ZD01” en “Proces-verbaal ZD02”, gesloten op 7 november 2024 en voorzien van naam “Persoonsdossier” (PD01), gesloten op 4 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-22-23.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-60-62.
7.Rapport “Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op 24 mei 2024 te [plaats] , ZD01-86-89.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-338-339.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-340-341.
10.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning, ZD01-112-118.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, PD01-35-39.
12.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2025.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-90.
14.Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, ZD01-23.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-175-176.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , ZD02-297-298.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , ZD01-214-215.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-172-173.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-206-207.
20.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2025.