ECLI:NL:RBGEL:2025:4039

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
05.000394.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van verwaarlozing van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk in een hulpeloze toestand brengen van zijn minderjarige kinderen, geboren in 2019 en 2017. De tenlastelegging betrof de periode van 20 juni 2023 tot en met 6 augustus 2023, waarin de kinderen zouden zijn verwaarloosd. De officier van justitie stelde dat er een reëel gevaar voor fysiek of geestelijk letsel bij de kinderen bestond en eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de kinderen niet alleen waren gelaten en dat er sprake was van een overmachtssituatie.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen. Op 20 juni 2023 werd de verdachte aangetroffen met alcohol in zijn systeem en was er sprake van een vervuilde woning. Echter, de rechtbank oordeelde dat de kinderen in speciale kinderbedden sliepen die hen beschermden tegen verwondingen en dat er geen bewijs was dat de kinderen op dat moment in een hulpeloze toestand verkeerden. Op 6 augustus 2023 waren de kinderen tijdelijk alleen in de woning, maar ook hier oordeelde de rechtbank dat er geen sprake was van een concreet (dreigend) gevaar voor hun welzijn. De rechtbank concludeerde dat de ondergrens voor verwaarlozing niet was bereikt en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/000394-24
Datum uitspraak : 16 mei 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. B. Klunder, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 juni 2023 tot en met 06 augustus 2023 te [plaats] (telkens) opzettelijk [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 2019) en/of [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 3] 2017), welke kinderen beiden autistisch zijn en/of (geheel) hulpbehoevend en/of afhankelijk, tot wiens/wier onderhoud, verpleging of verzorging hij verdachte, als vader/ouder van zijn minderjarige zoons krachtens wet/overeenkomst in elk geval krachtens wet en/of overeenkomst verplicht was, één of meermalen in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of heeft gelaten, door
voornoemde kinderen gedurende voornoemde pleegperiode in een woning en/of slaapkamer en/of kinderbed te laten verblijven, welke ruimtes ernstig waren vervuild met etensresten en/of batterijen en/of aanstekers en/of schroeven en/of menselijke uitwerpselen en/of verfpotten en/of (vervolgens)
op of omstreeks 20 juni 2023 (fors) onder invloed van alcohol een ruit in/van zijn woning te forceren, teneinde zichzelf toegang tot voornoemde afgesloten woning te verschaffen en/of (vervolgens)
voornoemde kinderen gedurende voornoemde pleegperiode één of meermalen in een afgesloten (houten) kinderbed (voorzien van houten traliedeuren) te laten verblijven, welk afgesloten (houten) kinderbed (voorzien van houten traliedeuren) zich in een afgesloten slaapkamer bevond, terwijl voornoemde kinderen door hun autisme (krachtig) met hun hoofden tegen de houten bedwand aan het bonken waren en/of (vervolgens)
voornoemde kinderen gedurende voornoemde pleegperiode één of meermalen alleen in voornoemde (afgesloten) woning te laten verblijven en/of aan hen geen en/of onvoldoende verzorging geboden en/of meermalen, althans eenmaal, alleen (voor een langere periode) opgesloten in een kinderbed in een kamer achtergelaten (terwijl die kamer vol stond en/of onhygiënisch was en/of onvoldoende voor bewoning was ingericht en/of er in noodgevallen geen, althans weinig, bijstand te verwachten is/was van een oppas, familie en/of de verdachte, zulks terwijl voornoemde kinderen geheel van verdachte afhankelijk waren voor hun opvoeding en verzorging.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hij heeft daartoe, kort samengevat, aangevoerd dat verdachte zijn kinderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , in de periode van 20 juni 2023 tot en met 6 augustus 2023 meermalen heeft verwaarloosd. Er was een reëel gevaar voor fysiek of geestelijk letsel bij de kinderen. Subsidiair heeft de officier van justitie aangevoerd dat sprake was van een situatie waarin een reële dreiging voor fysiek of geestelijk letsel bij de kinderen bestond. Hij heeft daarbij gevraagd aan de rechtbank zich uit te spreken over waar de strafrechtelijke ondergrens van artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht ligt. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft voor vrijspraak gepleit. Zij heeft aangevoerd dat de ex-partner van verdachte op 6 augustus 2023 op de kinderen paste; zij ging echter naar huis en liet de kinderen alleen achter toen verdachte haar had laten weten dat hij later thuis zou zijn dan ze hadden afgesproken. Verdachte werd echter die avond door de politie aangehouden, waardoor de avond geheel anders liep dan verwacht. Hij heeft de kinderen nooit doelbewust alleen gelaten en er was vanwege de aanhouding sprake van een overmachtssituatie. Ook op 20 juni 2023 zijn de kinderen niet alleen geweest. Verdachte was immers toen gewoon thuis, alleen was de voordeur dichtgewaaid waardoor hij de achterdeur moest openbreken.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Aan verdachte wordt verweten dat hij zijn kinderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , in de periode van 20 juni 2023 tot en met 6 augustus 2023 opzettelijk in een hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten.
Uit het dossier komt naar voren dat bij één van de kinderen een autismespectrumstoornis is vastgesteld en datzelfde bij de ander werd vermoed. Verdachte heeft dit ook bevestigd ter zitting.
Uit het dossier en wat ter terechtzitting is besproken leidt de rechtbank het volgende af.
Op 20 juni 2023 is de politie ter plaatse gegaan bij de woning van verdachte, naar aanleiding van een melding van gebonk en gebons. De verbalisanten zagen dat de achterdeur van de woning van verdachte op de grond lag en dat het glas eruit lag. Verdachte werd in zijn woning aangetroffen met verwondingen aan zijn arm. Hij vertelde de verbalisanten dat hij de deur stuk had gemaakt, omdat die in het slot was gevallen en hij niet binnen kon komen. Verdachte rook volgens de verbalisanten naar alcohol. Verdachte vertelde dat hij uit was geweest en dat er die avond een oppas was geweest. De verbalisanten zagen verder dat het in de woning een rotzooi was. Op de keukenvloer zagen zij onder andere batterijen en aanstekers. De vloer van de slaapkamer van de kinderen lag bezaaid met spullen, waaronder verfpotten. Ter zitting heeft verdachte toegelicht dat zijn deur was dichtgewaaid en dat hij de deur had opengebroken om weer binnen te komen. Verder heeft hij toegelicht dat zijn moeder toen op de kinderen had gepast terwijl hij weg was.
Op 6 augustus 2023 is verdachte aangehouden vanwege belediging van een politieambtenaar in functie. Bij zijn insluiting gaf hij aan dat zijn twee kinderen alleen in zijn woning waren. Hierop zijn verbalisanten naar de woning van verdachte gegaan. Nadat de zus van verdachte voor hen de woning had geopend, troffen zij in twee afgesloten slaapkamers de kinderen van verdachte aan in kinderbedden met houten tralies. Die bedden waren zodanig geconstrueerd en beveiligd dat de kinderen niet op eigen houtje eruit konden klimmen.
Ook zagen zij dat de kamers van de kinderen vervuild waren. Zij zagen etensresten, menselijke uitwerpselen en schroeven. In de woning van verdachte was geen oppas of volwassene aanwezig, die toezicht hield op de kinderen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zijn ex-partner (en tevens moeder van de kinderen) op de kinderen heeft gepast, terwijl verdachte met vrienden de stad in was gegaan. Hij heeft die avond zijn ex-partner een bericht gestuurd dat hij langer weg zou blijven dan afgesproken. Zij heeft toen aangegeven dat als hij dat zou doen, zij naar huis zou gaan. Verdachte dacht dat zij dit bericht stuurde om druk uit te oefenen en ervoor te zorgen dat hij zich aan de gemaakte afspraak zou houden. Hij ging er niet van uit dat zij echt zou vertrekken. Later die avond werd hij aangehouden en twijfelde hij of zijn ex-partner nog wel bij de kinderen zou zijn. Hij heeft daarom direct tegen de politie gezegd dat zijn kinderen mogelijk alleen bij hem thuis waren.
Artikel 255 Sr stelt strafbaar degene die opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengt of laat. Van een hulpeloze toestand in de zin van artikel 255 Sr kan worden gesproken als sprake is van een concreet gevaar voor de gezondheid of het leven van degene tot wiens verzorging de verdachte krachtens wet of overeenkomst verplicht is. De rechtbank zal daarom onder meer dienen vast te stellen of de kinderen van verdachte zich in de periode van 20 juni 2023 tot en met 6 augustus 2023 in een dergelijke hulpeloze toestand bevonden. De rechtbank stelt voorop dat het bewijs in het dossier enkel betrekking heeft op de dagen 20 juni 2023 en 6 augustus 2023. Er is geen bewijs in het dossier aanwezig die ziet op de situatie in de tussenliggende periode. De rechtbank zal de beoordeling daarom beperken tot die twee dagen.
De rechtbank overweegt als volgt. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat de kinderen van verdachte op 20 juni 2023 alleen in de woning zijn geweest. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan wel worden vastgesteld dat verdachte op 20 juni 2023 onder invloed van alcohol een ruit van zijn woning heeft geforceerd, dat hij op 20 juni 2023 en op 6 augustus 2023 zijn kinderen (in een vervuilde woning) in een afgesloten kinderbed heeft laten verblijven en dat zijn kinderen op 6 augustus 2023 alleen in de (vervuilde) woning verbleven terwijl zij sliepen.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de kinderen in afgesloten bedden, in een vervuilde woning, verbleven en verdachte onder invloed van alcohol was, nog niet betekent dat de kinderen in een hulpeloze toestand verkeerden, zoals bedoeld in artikel 255 Sr. De kinderbedden waarin de kinderen lagen waren, zo blijkt uit het dossier, speciale kinderbedden, bedoeld voor kinderen die hoofdbonken bijvoorbeeld als gevolg van een autismespectrumstoornis. Met deze bedden werd beoogd te voorkomen dat de kinderen zich zouden verwonden tijdens het hoofdbonken. Deze bedden waren dus juist bedoeld om de kinderen te beschermen en zich beschermd te voelen. Bovendien zorgden de bedden ervoor dat de kinderen niet bij de aangetroffen rotzooi op de vloer van de kamers konden. De bedden waren immers afgesloten. Zij sliepen in een voor hen bekende, veilige en gecontroleerde omgeving. Dat de rotzooi op de vloer en de vervuiling van de kamers ongezond zijn en verre van ideaal staat buiten kijf en dat kan verdachte worden aangerekend. Echter, het verblijf van de kinderen in deze bedden leverde op dat moment geen (dreigend) gevaar op voor fysiek of geestelijk letsel zoals bedoeld in artikel 255 Sr. Dat verdachte op 20 juni 2023 alcohol had gedronken, terwijl hij verantwoordelijk was voor de verzorging van zijn kinderen en een deur forceerde, maakt op zichzelf evenmin dat zijn kinderen in een hulpeloze toestand verkeerden. Van een concreet gevaar op dat moment is niet gebleken. Uit het dossier blijkt immers niets concreets over de mate van alcoholinname van verdachte of het gevolg hiervan op zijn verzorgingstaken.
Ten aanzien van 6 augustus 2023 staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de kinderen van verdachte tenminste enige tijd alleen in de (vervuilde) woning hebben verbleven. De rechtbank kan immers niet uitsluiten dat verdachte zijn ex-partner gevraagd had die dag op te passen en dat zij die dag ook daadwerkelijk in de woning geweest is. De ex-partner is niet als getuige gehoord, hetgeen wel voor de hand had gelegen. De rechtbank is van oordeel, uitgaande van verdachtes versie van de feiten, dat verdachte zodoende een risico heeft genomen door langer van huis weg te blijven, terwijl zijn ex-partner aangaf dat zij bij de kinderen weg zou gaan als verdachte langer weg zou blijven. Deze gedraging is echter op zichzelf onvoldoende om te worden aangemerkt als het in hulpeloze toestand brengen of laten van de kinderen. Verdachte heeft direct bij zijn insluiting tegen de politie gezegd dat de kinderen mogelijk alleen thuis waren, en heeft daarmee (hoewel in een laat stadium) wel zijn verantwoordelijkheid genomen. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de kinderen ook op 6 augustus 2023 in de hiervoor genoemde speciale kinderbedden sliepen en dus in een bekende, gecontroleerde en veilige omgeving. Zij konden niet uit de afgesloten bedden en konden daardoor ook niet bij de rotzooi op de vloer van de slaapkamers. Deze omstandigheden, in combinatie met het feit dat de kinderen waarschijnlijk slechts voor een beperkte tijd alleen zijn geweest in de woning terwijl zij sliepen, brengt mee dat geen sprake was van een concreet (dreigend) gevaar voor fysiek of geestelijk letsel bij de kinderen.
De gevallen waarbij artikel 255 Sr aan de orde is zijn sterk casuïstisch van aard zodat de rechtbank geen eenduidige ondergrens kan bepalen, zoals de officier van justitie heeft gevraagd. Wel kan de rechtbank in het algemeen zeggen dat bij deze strafbepaling eerder valt te denken aan een eenmalige of kortdurende situatie waarin door het handelen van de verantwoordelijke een acuut en ernstig gevaar voor leven of welzijn ontstaat, of een meer langdurige periode van verwaarlozing waardoor de kinderen met een geestelijke of fysieke teloorgang worden bedreigd. De ondergrens ligt in ieder geval niet bij twee momentopnames waarin ook nog eens geen acuut gevaar te bespeuren valt.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde feit nu hiervoor het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.

4.De beslissing

De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Snijders (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 mei 2025.
mr. E.W.A. Nabbe is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.