ECLI:NL:RBGEL:2025:4003

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
AWB-24_7254
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring voor woning door gemeente Nijmegen

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 26 mei 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiser om een urgentieverklaring voor een woning behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Unalan, is het niet eens met de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, die zijn aanvraag op 29 juli 2024 had afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een urgentieverklaring. Eiser had eerder een woning aangeboden gekregen, maar deze geweigerd, wat volgens het college betekent dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn woonnoodsituatie. De rechtbank bevestigt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat de omstandigheden van eiser niet zodanig zijn dat hij recht heeft op voorrang op andere woningzoekenden. De rechtbank weegt de belangen van eiser af tegen de schaarste aan sociale huurwoningen en concludeert dat het college de belangen van alle betrokkenen redelijkerwijs heeft afgewogen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de urgentieaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/7254

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Unalan),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen

(gemachtigden: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser om verkrijging van een urgentieverklaring. Eiser is het niet eens met de afwijzing. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college in redelijkheid tot de conclusie is gekomen dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor verkrijging van een urgentieverklaring. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft een aanvraag ingediend om verkrijging van een noodurgentieverklaring. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 29 juli 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 september 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Het bestreden besluit
3. Het college heeft vastgesteld dat bij eiser sprake is van een woonnoodsituatie die op korte termijn moet worden opgelost. Omdat eiser echter op 17 april 2023 een aangeboden woning heeft geweigerd, stelt het college zich op het standpunt dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het in stand houden van de woonnoodsituatie.
Het beoordelingskader
4. Er is in de regio [plaats 2] - [plaats 3] schaarste aan sociale huurwoningen en er zijn veel mensen die met spoed op zoek zijn naar een woning. Die mensen kunnen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een urgentieverklaring. Omdat woningen schaars zijn, zijn de voorwaarden voor urgentieverklaring streng: als een woningzoekende voorrang krijgt, betekent dat immers dat anderen langer moeten wachten. Eiser heeft een urgentieaanvraag ingediend bij woningcorporatie [naam 1] in [plaats 3] . De voorwaarden voor het verkrijgen van een urgentieverklaring staan in de Huisvestingsverordening gemeente Nijmegen 2024 (Verordening).
5. Op grond van artikel 10, vierde lid, van de Verordening kan het college een noodurgentieverklaring verstrekken aan een woningzoekende die zich in een persoonlijke noodsituatie bevindt, als deze noodsituatie niet door betrokkene zelf is veroorzaakt of kon worden voorkomen, en niet door betrokkene zelf kan worden opgelost. Daarnaast moet de noodsituatie zodanig ernstig zijn dat het onverantwoord is deze situatie langer dan vier maanden te laten voortbestaan, geteld vanaf het moment van de aanvraag om een urgentieverklaring.
6. Als er sprake is van verwijtbare verantwoordelijkheid voor het ontstaan of voortbestaan van de persoonlijke noodsituatie, geldt dit volgens artikel 10, vijfde lid van de Verordening tot een maximum van drie jaar na het ontstaan van de woonnoodsituatie.
Heeft het college terecht geconcludeerd dat sprake is van verwijtbare verantwoordelijkheid?
7. Eiser betoogt dat er geen sprake is van verwijtbare verantwoordelijkheid voor het ontstaan of voortbestaan van de woonnoodsituatie. Hij heeft de aangeboden woning aan de [locatie] in [plaats 2] op goede gronden geweigerd, omdat de woning onvoldoende onderhouden was, de aanwezige schimmel een gezondheidsrisico opleverde en de woning te klein was voor zijn gezin met twee jonge kinderen. Daarnaast doet eiser er alles aan om een grotere woning te vinden, door structureel op woningen te reageren via [naam 2] .
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Volgens het college was de in 2023 aangeboden woning aan de [locatie] in [plaats 2] een passende woning voor eiser. De rechtbank is met het college van oordeel dat het feit dat de kinderen van eiser niet allebei een eigen slaapkamer zouden hebben, niet maakt dat de woning te klein is. Het achterstallig onderhoud en de schimmel zijn kwesties die eiser bij de verhuurder moet aankaarten en maken ook niet dat de woning niet passend is voor de gezinssituatie van eiser. Omdat eiser de passende woning heeft afgewezen, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het voortbestaan van de noodsituatie aan eiser te wijten is. Dit kan hem voor een periode van maximaal drie jaar worden tegengeworpen.
Heeft het college de betrokken belangen afgewogen?
8. Eiser betoogt dat het college de betrokken belangen niet heeft afgewogen bij de besluitvorming. Er is namelijk geen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser, zijn kinderen en de door hem in bezwaar ingebrachte stukken. Eiser heeft in bezwaar een huisartsjournaal ingebracht waaruit volgt dat zijn oudste dochter erg moe is door slaapgebrek. Daarnaast heeft hij ook een verklaring van de basisschool overgelegd waaruit volgt dat de oudste dochter vaak moe is en geregeld afwezig is omdat ze slecht heeft geslapen.
8.1.
De rechtbank constateert dat het college in het bestreden besluit de stukken die door eiser in bezwaar zijn ingebracht, heeft betrokken. Het college concludeert namelijk dat uit het huisartsjournaal en de verklaring van school niet volgt dat de problematiek van de oudste dochter van eiser wordt veroorzaakt door de woonnoodsituatie. Bovendien blijkt uit het bestreden besluit dat het college, anders dan eiser stelt, wel oog heeft gehad voor de problematiek van eiser. Die problematiek heeft immers geleid tot het oordeel dat sprake was van een noodsituatie.
8.2.
Het college heeft in het bestreden besluit toegelicht dat het doel van de Verordening is om gelet op het tekort aan betaalbare huurwoningen in de regio [plaats 2] - [plaats 3] en het grote aantal verzoeken om een urgentieverklaring, de beschikbare huurwoningen zo eerlijk mogelijk te verdelen. De rechtbank oordeelt dat het college dit belang redelijkerwijs zwaarder mocht laten wegen dan het belang van eiser om voorrang te krijgen op andere woningzoekenden. De rechtbank begrijpt dat de situatie waarin eiser zich bevindt zwaar is, maar dat leidt er niet toe dat de belangenafweging in het voordeel van eiser dient uit te vallen.
8.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is het besluit in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel?
9. Eiser betoogt dat het bestreden besluit in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, omdat hij erop mocht vertrouwen dat het college zijn feitelijke situatie voldoende voor ogen zou hebben en zijn belangen voldoende zou afwegen.
9.1.
Het rechtszekerheidsbeginsel houdt in dat een bestuursorgaan op consistente wijze het recht toepast. Niet is gebleken dat het college in dit geval de Verordening of andere toepasselijke regelgeving niet consistent heeft toegepast. Het beroep op het rechtszekerheidsbeginsel slaagt niet.
9.2.
Van schending van het vertrouwensbeginsel is sprake als een bestuursorgaan door haar gewekte gerechtvaardigd vertrouwen niet nakomt. Omdat niet is gebleken van gewekt gerechtvaardigd vertrouwen (zoals een gedane toezegging) die niet is nagekomen, slaagt ook het beroep op het vertrouwensbeginsel niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de urgentieaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van
mr. C. Ebbers, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.