ECLI:NL:RBGEL:2025:368

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
422863
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot bewijs van winstverdelingsafspraak tussen Stip-Connected B.V. en gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft Stip-Connected B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij met betrekking tot een vermeende winstverdelingsafspraak. De rechtbank heeft op 15 januari 2025 vonnis gewezen in deze zaak, die voortvloeide uit een eerder tussenvonnis van 27 maart 2024. Stip-Connected stelde dat partijen waren overeengekomen de winst uit een project bij helfte te verdelen, maar de rechtbank oordeelde dat Stip-Connected niet in het bewijs van deze afspraak is geslaagd. De rechtbank heeft de getuigenverklaring van een directeur-grootaandeelhouder van een betrokken bedrijf, [naam 1], beoordeeld, maar deze verklaring bood onvoldoende bewijs voor de gestelde winstverdeling. De rechtbank concludeerde dat er geen redelijke of voldoende mate van zekerheid bestond dat de partijen een dergelijke afspraak hadden gemaakt. Hierdoor ontviel de grondslag aan de vorderingen van Stip-Connected, die werden afgewezen. Tevens werd Stip-Connected veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 5.373,00. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Stip-Connected de kosten binnen veertien dagen na aanschrijving moet betalen, met een mogelijkheid tot verhoging bij niet-naleving.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/422863 / HA ZA 23-336
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
STIP-CONNECTED B.V.,
te Bemmel,
eisende partij,
hierna te noemen: Stip-Connected,
advocaat: mr. J.H.C.M. Peters,
tegen
[gedaagde],
thans
[gedaagde]
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. G.W.J.M. van Mierlo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 maart 2024,
- het proces-verbaal van enquête van 25 september 2024,
- de conclusie na enquête van Stip-Connected,
- de antwoordconclusie na enquête van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Naamswijziging [gedaagde]
2.1.
stelt dat haar statutaire naam is gewijzigd van [gedaagde] in [gedaagde] Stip-Connected heeft tegen deze naamswijziging als zodanig geen bezwaar gemaakt. De rechtbank zal de naamswijziging van [gedaagde] daarom in de kop van dit vonnis vermelden.
Bewijsopdracht en bewijswaardering
2.2.
In het tussenvonnis van 27 maart 2024 heeft de rechtbank Stip-Connected opgedragen te bewijzen dat partijen zijn overeengekomen dat zij de winst uit het project [naam project] bij helfte zouden verdelen. Stip-Connected heeft in het kader van de bewijslevering één getuige doen horen, te weten [naam 1] , directeur-grootaandeelhouder van [naam bedrijf] . [gedaagde] heeft afgezien van het horen van getuigen in contra-enquête.
2.3.
De rechtbank dient nu te beoordelen of Stip-Connected is geslaagd in het opgedragen bewijs. De rechtbank stelt voorop dat voor bewijs in een civiele zaak niet steeds vereist is dat de te bewijzen feiten en omstandigheden onomstotelijk komen vast te staan, maar dat voldoende is dat sprake is van een redelijke of voldoende mate van zekerheid dat het te bewijzen feit zich heeft voorgedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van een redelijke of voldoende mate van zekerheid dat partijen zijn overeengekomen de winst uit het project [naam project] bij helfte te verdelen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank neemt daarbij niet uitsluitend de getuigenverklaring van [naam 1] in aanmerking, maar beziet die verklaring in het licht van alle gedingstukken.
2.4.
[naam 1] heeft het volgende verklaard:
Het is begonnen met dat ik een nieuw pand betrok. Daar moesten toen werkzaamheden gebeuren, zoals het plaatsen van led verlichting en zonnepanelen. (…) Ik heb bij het zonnepanelen project gesproken met beide heren en toen in beide het vertrouwen uitgesproken. (…) De heer [gedaagde] en de heer [naam 2] zijn het werk samen aangegaan. De heer [gedaagde] zou de installatie inclusief het leveren en bestellen van de materialen doen, de heer [naam 2] de administratieve rompslomp. (…) U vraagt mij of ik rechtstreeks aan Stip heb betaald voor dit project. Alleen ten aanzien van de subsidie aanvraag (de SDE aanvraag), voor de rest van het zonnepanelen project heb ik niet aan Stip-Connected betaald. Ik ging er vanuit dat Stip-Connected en [gedaagde] daar onderling afspraken over hadden gemaakt.(…) Wat zij verder onderling hebben afgesproken weet ik niet. Van de onderhandelingen onderling heb ik destijds niets meegekregen. Dat gaat buiten mij om en gaat mij ook niet aan.”
2.5.
Uit deze verklaring blijkt dat [naam 1] wel betrokken is geweest bij het project [naam project] , maar dat hij niet betrokken is geweest bij (eventuele) afspraken die partijen onderling over (de financiële afwikkeling van) dat project hebben gemaakt. Daarmee bevat de verklaring van [naam 1] geen informatie over de vraag of partijen met betrekking tot het project [naam project] de door Stip-Connected gestelde winstverdeling zijn overeengekomen. In zoverre draagt de verklaring van [naam 1] niet bij aan het bewijs.
2.6.
Stip-Connected heeft in randnummer 7.2. van haar conclusie na enquête een groot aantal omstandigheden opgesomd waaruit volgens haar – in combinatie met de getuigenverklaring van [naam 1] – kan worden afgeleid dat partijen met betrekking tot het project [naam project] wel degelijk de door haar gestelde winstverdelingsafspraak hebben gemaakt, of in ieder geval dat dit het meest aannemelijke scenario is. Waar het in dit stadium van de procedure om gaat is echter of Stip-Connected erin is geslaagd het bewijs te leveren van haar stellingen op dit punt. Dat is niet het geval. De omstandigheden die Stip-Connected in randnummer 7.2. van haar conclusie noemt vormen, zoals de rechtbank in het tussenvonnis al heeft overwogen, weliswaar een aanwijzing dat partijen niet slechts zijn overeengekomen dat Stip-Connected 5% van de opdrachtwaarde van het project zou krijgen, maar dat zij een andere (aanvullende) afspraak hebben gemaakt. Uit de betreffende omstandigheden kan echter niet (met een voldoende mate van zekerheid) worden afgeleid dat die afspraak specifiek inhield dat partijen de winst uit het project [naam project] bij helfte zouden verdelen en dat volgt ook niet uit de getuigenverklaring van [naam 1] . [naam 1] heeft immers expliciet verklaard dat hij niet weet wat partijen onderling hebben afgesproken. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat Stip-Connected niet in het haar opgedragen bewijs is geslaagd.
Gevolgen bewijswaardering
2.7.
Omdat Stip-Connected niet in het haar opgedragen bewijs is geslaagd, is niet komen vast te staan dat partijen zijn overeengekomen de winst uit het project [naam project] bij helfte te verdelen. Daarmee ontvalt de grondslag aan de vorderingen van Stip-Connected, zodat die vorderingen zullen worden afgewezen.
Proceskosten
2.8.
Stip-Connected zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
2.9.
[gedaagde] stelt zich op standpunt dat Stip-Connected in de werkelijk door haar gemaakte proceskosten moet worden veroordeeld. Daartoe voert zij aan dat Stip-Connected haar vorderingen heeft gebaseerd op een samenwerkingsovereenkomst die zij zelf valselijk heeft opgemaakt en daarmee de op haar rustende waarheidsplicht heeft geschonden.
2.10.
De vorderingen van Stip-Connected zijn weliswaar ongegrond, maar gelet op het ontbreken van een originele samenwerkingsovereenkomst kan niet worden vastgesteld of die overeenkomst daadwerkelijk valselijk door Stip-Connected is opgemaakt, zoals [gedaagde] stelt. Omdat niet kan worden vastgesteld of de samenwerkingsovereenkomst valselijk is opgemaakt, kan ook niet worden geoordeeld dat Stip-Connected de op haar rustende waarheidsplicht heeft geschonden door die overeenkomst aan haar vorderingen ten grondslag te leggen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om Stip-Connected in de werkelijke proceskosten te veroordelen. Omdat Stip-Connected niet in de werkelijke proceskosten zal worden veroordeeld, bestaat er geen reden om Stip-Connected op dit punt een nadere akte te laten nemen, zoals door haar verzocht.
2.11.
De proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [gedaagde] worden conform het liquidatietarief begroot op:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.358,00
(3 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.373,00

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen van Stip-Connected af,
3.2.
veroordeelt Stip-Connected in de proceskosten van € 5.373,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Stip-Connected niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Schippers en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.
1011 / 1787