ECLI:NL:RBGEL:2025:367

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
232057-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf en taakstraf voor handel in cocaïne en MDMA

Op 17 januari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne en MDMA. De verdachte, geboren in 1966, werd beschuldigd van het opzettelijk verstrekken, vervoeren en verkopen van cocaïne in de periode van 27 januari 2021 tot en met 27 januari 2023, alsook het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en MDMA op 27 januari 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende bijna twee jaar actief was in de drugshandel, wat leidde tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 351 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als mantelzorger en zijn positieve ontwikkeling tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft besloten om de verdachte de kans te geven zijn leven verder op te pakken, maar heeft ook de ernst van de feiten benadrukt door een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen telefoons verbeurd verklaard, aangezien deze zijn gebruikt voor de strafbare feiten, en heeft het geldbedrag van € 60,- aan de verdachte teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de zaak in tegenwoordigheid van de griffier hebben behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/232057-22
Datum uitspraak : 17 januari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres], [postcode] in [woonplaats].
raadsman: mr. J.J.A.P. van Breukelen, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 januari 2021 tot en met 27 januari 2023, te Elst, gemeente Overbetuwe en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verstrekt en/of vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,(telkens)zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 27 januari 2023, te Elst, gemeente Overbetuwe, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 38,37 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne;
- ongeveer 12,23 gram MDMA (32 XTC pillen), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA
(telkens) zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat verdachte pas in juli 2021 is begonnen met het dealen. De raadsman vraag daarom verdachte vrij te spreken van dealen in de periode van januari tot juli 2021. Voor het overige heeft de raadsman geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 292-293;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 299-301;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 januari 2025.
Periode
Getuige [getuige 2] heeft op 1 februari 2023 verklaard dat hij ongeveer vanaf de zomer van 2021 cocaïne bij verdachte heeft gekocht. [2] Getuige [getuige 1] heeft op 2 februari 2023 verklaard dat hij ongeveer 2 tot 2,5 jaar lang cocaïne heeft gekocht van verdachte. [3] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf ongeveer april 2021 heeft gedeald in cocaïne. [4] Gelet op de verklaring van verdachte, die ondersteund wordt door de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], stelt de rechtbank de periode waarin verdachte cocaïne heeft gedeald vast op 1 april 2021 tot en met 27 januari 2023.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 226-227;
- het proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, p. 333-336;
- het proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, p. 342-352;
- meerdere schriftelijke bescheiden, te weten: Rapporten NFiDENT, p. 337-339;
- meerdere schriftelijke bescheiden, te weten: Rapporten NFiDENT, p. 354-362;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 januari 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een ofmeer
deretijdstippen in
of omstreeksde periode van
1 april 202127 januari 2021tot en met 27 januari 2023, te Elst, gemeente Overbetuwe
en/of elders in Nederland,
(telkens
)opzettelijk heeft verstrekt en
/ofvervoerd en
/ofverkocht en
/ofafgeleverd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
(telkens
)zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
,dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks27 januari 2023, te Elst, gemeente Overbetuwe
, althans in Nederland,opzettelijk aanwezig heeft gehad:
-
ongeveer38,37 gram
cocaïne, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne;
-
ongeveer12,23 gram
MDMA(32 XTC pillen),
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA
(telkens
)zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 351 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 240 uren gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft oplegging van een (eventueel deels voorwaardelijke) taakstraf bepleit. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft volgens de raadsman geen toegevoegde waarde. De raadsman heeft verder gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna twee jaar schuldig gemaakt aan het handelen in cocaïne. Wat voor verdachte begon met het verstrekken van drugs aan een groepje vrienden en bekenden is in de loop der tijd uitgegroeid tot het verkopen van drugs in een groter netwerk. Het gebruik van harddrugs levert grote gezondheidsrisico’s voor de gebruikers op. Verder gaat de handel in harddrugs vaak gepaard met andere strafbare feiten die ondermijnend en maatschappij-ontwrichtend werken. Verdachte heeft door harddrugs in te kopen en weer te verkopen een bijdrage geleverd aan het in stand houden van deze markt. Daarnaast heeft verdachte een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en MDMA voorhanden gehad.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De reclassering schrijft in het advies van 24 december 2024 dat als direct delictgerelateerde criminogene factor een acute stressstoornis naar voren komt. Deze stoornis is gediagnostiseerd door forensische polikliniek Jan Arends. Belangrijke factoren die tot het ontstaan van deze stoornis hebben geleid betreffen het ziekteverloop van de vader en moeder van verdachte. Voor beiden trad hij als mantelzorger op. Daarnaast is de toename van psychische klachten van zijn vrouw gedurende de coronapandemie een belangrijke factor geweest. Verdachte kreeg ten tijde van het tenlastegelegde meer de behoefte om het huis uit te gaan. Verdachte sprak buitenshuis met vrienden en bekenden af en ging – vanuit een behoefte aan verbinding - een groep gebruikers uit het dorp van drugs voorzien.
Verdachte is met ingang van 10 februari 2023 geschorst uit de voorlopige hechtenis. Hij stond vanaf dat moment onder toezicht van de reclassering en volgde van 30 mei 2023 tot 28 oktober 2024 een ambulante behandeling bij Jan Arends. Deze behandeling heeft verdachte de ruimte gegeven om te ventileren en te structureren, hem inzicht geboden in zijn eigen gedachten- en gedragspatronen en heeft hem handvatten geboden om beter om te gaan met het psychische welzijn van zijn vrouw en tegelijkertijd beter voor zichzelf te zorgen. Gedurende het schorsingstoezicht en het behandeltraject was verdachte afsprakentrouw en nam hij actief deel. Verdachte heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Daarnaast heeft verdachte zich in het afgelopen half jaar/jaar goed staande gehouden gedurende stressvolle situaties, zoals de rechtszittingen van de gemeente en woningbouw waarbij zijn woning op het spel stond. De reclassering schat het risico op recidive in als laag. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. Verdere interventies of toezicht zijn niet nodig.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim 20 maanden bezig gehouden met de handel in cocaïne. Daar komt bij dat hij 38,37 gram cocaïne en 32 pillen MDMA aanwezig heeft gehad. In beginsel rechtvaardigen deze feiten een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet echter ook dat verdachte een goede weg is ingeslagen en dat hij de drugswereld definitief achter zich lijkt te hebben gelaten. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat ook rekening gehouden met de omstandigheid dat de vrouw van verdachte hulpbehoevend is en in grote mate afhankelijk is van zijn zorg. Bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zullen verdachte en zijn vrouw hun woning naar alle waarschijnlijkheid verliezen, zoals ter terechtzitting door de verdediging naar voren is gebracht. Verder speelt het tijdsverloop een rol bij bepaling van de straf. De feiten dateren van met name 2021 en 2022 en verdachte loopt al bijna twee jaar in een schorsing van de voorlopige hechtenis. In die periode heeft hij zich gehouden aan de voorwaarden die door de reclassering aan hem zijn gesteld. Om de positieve ontwikkelingen die verdachte heeft doorgemaakt niet te doorkruisen en met name gelet ook op het reclasseringsadvies, zal de rechtbank aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank wil verdachte hiermee de kans geven om zijn leven verder op te pakken. Om de ernst van de feiten te benadrukken en als flinke stok achter de deur zal de rechtbank wel een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 351 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de dagen die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 240 uren.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

8.De beoordeling van het beslag

Onder verdachte is het volgende in beslag genomen:
  • Telefoontoestel (Motorola, goednummer: 2909307);
  • Telefoontoestel (Alcatel, goednummer: 2909643)
  • Een geldbedrag, te weten: € 60,- (goednummer: 2909698).
De standpunten
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen telefoons moeten verbeurd worden verklaard, omdat deze zijn gebruikt bij de strafbare feiten. Het geldbedrag moet terug naar verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het dossier (het proces-verbaal van bevindingen, p. 317 e.v.) volgt dat de telefoontoestellen beide zijn gebruikt voor de verkoop van drugs. De rechtbank zal de inbeslaggenomen telefoons (goednummers: 2909307 en 2909643) dan ook verbeurd verklaren, omdat feit 1 is begaan met behulp van deze telefoons.
De rechtbank zal de teruggave van het geldbedrag van € 60,- (goednummer: 2909698) aan verdachte gelasten, omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert strafbare feiten zoals vermeld onder
‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
365 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
351 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
twee jarenschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een taakstraf van
240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
 verklaart verbeurd de telefoontoestellen (goednummers: 2909307 en 2909643);
 gelast de teruggave van het geldbedrag van € 60,- (goednummer: 2909698) aan verdachte;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos (voorzitter), mr. A.P. Sno en mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 januari 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023042970, gesloten op 19 april 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 300.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 293.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 januari 2025.