ECLI:NL:RBGEL:2025:3639

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
05.329352.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man tot een werkstraf en rijontzegging wegens verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en wapenbezit

Op 8 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige man, die op 21 mei 2024 betrokken was bij een ernstig verkeersongeval in Otterlo, gemeente Ede. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed met zijn auto over de N304 en kwam in botsing met een tegemoetkomende vrachtwagen, bestuurd door de heer [slachtoffer]. Door zijn onoplettendheid en het niet naleven van verkeersregels, zoals het rijden over de dubbele doorgetrokken streep, veroorzaakte hij een aanrijding waarbij de heer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een kniefractuur die een operatie vereiste. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig had gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten was, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

Naast de verkeersovertredingen werd de verdachte ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een gaspistool, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zowel schuldig was aan de verkeersovertredingen als aan het wapenbezit. De officier van justitie had een werkstraf van 200 uur en een rijontzegging van 12 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een werkstraf van 200 uur op, met een vervangende hechtenis van 100 dagen bij niet-naleving, en een rijontzegging van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld, maar dat zijn gedrag ernstige risico's voor de verkeersveiligheid met zich meebracht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/329352-24
Datum uitspraak : 8 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2005 in [geboorteplaats] ,
wonend aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsman: mr. H.J. Veen, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 mei 2024 te Otterlo, gemeente Ede als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van Hoenderloo, gaande in de richting van Otterlo,
daarmede heeft gereden over de N304 (Apeldoornseweg),
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en/of
terwijl deze weg een (provinciale) N-weg was, waarbij de rijbanen van elkaar zijn
gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep,
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet
aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 dubbele doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van
de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en/of
(aldus) (gedeeltelijk) op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook
van die weg heeft gereden/is terechtgekomen en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, een (tegemoetkomend)
voertuig (vrachtwagen/bedrijfsauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 21 mei 2024 te Otterlo, gemeente Ede als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van Hoenderloo, gaande in de richting van Otterlo,
daarmede heeft gereden over de N304 (Apeldoornseweg),
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en/of
terwijl deze weg een (provinciale) N-weg was, waarbij de rijbanen van elkaar zijn
gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep,
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet
aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 dubbele doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van
de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en/of
(aldus) (gedeeltelijk) op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook
van die weg heeft gereden/is terechtgekomen en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, een (tegemoetkomend)
voertuig (vrachtwagen/bedrijfsauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 21 mei 2024 te Otterlo, gemeente Ede als bestuurder van een
voertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
N304 (Apeldoornseweg), niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, waarbij letsel
aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;
2.
hij op of omstreeks 21 mei 2024 te Otterlo, gemeente Ede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (gas)pistool, van het merk/type Zoraki 918-P, kaliber 9 mm PAK zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
  • munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5, knalpatronen van het kaliber 9 mm PAK
voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
FEIT 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat op basis van het dossier, waarin een rapport van de Verkeersongevallen Analyse (VOA) ontbreekt, niet de conclusie kan worden getrokken dat het handelen van verdachte de oorzaak is geweest van de aanrijding. Als de rechtbank desondanks tot het oordeel komt dat verdachte over de doorgetrokken middenstreep is gereden, is sprake van één verkeersfout die in de regel niet leidt tot het aannemen van culpa in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW). De raadsman heeft de rechtbank gevraagd verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft gesteld dat alleen een bewezenverklaring kan volgen voor de meer subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
De beoordeling door de rechtbank
Op 21 mei 2024 reed verdachte in een witte Toyota Aygo over de N304 (Apeldoornseweg). Hij kwam uit de richting van Hoenderloo en reed in de richting van Otterlo, gemeente Ede. Ter hoogte van hectometerpaal 10.2 (gelegen in Otterlo) kwam verdachte met zijn auto in botsing met een tegemoetkomende vrachtauto die werd bestuurd door de heer [slachtoffer] . [2]
Verdachte was een beginnend bestuurder. [3]
De N304 (Apeldoornseweg) is een provinciale weg. De rijbaan van deze weg bestaat uit twee rijstroken, voor elke rijrichting één rijstrook. Op de locatie van het ongeval waren de rijstroken van elkaar gescheiden door een dubbele doorgetrokken witte streep. [4]
[slachtoffer] heeft verklaard dat de auto waar verdachte in zat op een paar honderd meter afstand al behoorlijk tegen de middenlijn aan reed. Hij kwam steeds verder naar links. [slachtoffer] gaf een paar keer lichtsignalen. De auto van verdachte ging toen weer iets terug op zijn eigen weghelft. De laatste vijftig meter kwam de auto ineens helemaal op de weghelft waar [slachtoffer] reed. Daarna botste de auto frontaal tegen de vrachtwagen van [slachtoffer] . [5]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op dinsdag 21 mei 2024 op de N304 tussen Hoenderloo en Otterlo reed. Ineens zag hij dat er een witte personenauto vlak achter hem reed. [getuige 1] wist niet waar de auto vandaan kwam. Omdat er geen zijwegen waren, vermoedde [getuige 1] dat de auto heel hard had gereden. In de flauwe bocht net voor de rotonde in Otterlo nam de witte auto wat afstand. Op enig moment zag [getuige 1] in zijn binnenspiegel dat de witte auto met de linker autobanden een stukje over de middenstreep was en gedeeltelijk op de rijbaan voor het tegemoetkomend verkeer reed. De auto reed op dat moment ook weer korter achter [getuige 1] . Op de andere weghelft kwam ineens een vrachtwagen tegemoet. [getuige 1] zag in zijn binnenspiegel dat er een aanrijding plaatsvond tussen de personenauto en de vrachtwagen. Vanaf het moment dat de witte personenauto plotseling achter [getuige 1] reed tot aan het ongeval, kreeg [getuige 1] het idee dat de bestuurder van de witte auto hem wilde inhalen. [6]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op dinsdag 21 mei 2024 van Otterlo richting Ugchelen reed. Er reed een vrachtauto voor hem op dezelfde rijbaan. Op 50 meter zag hij een witte auto uit de tegengestelde richting aan komen rijden. De witte auto reed zo’n halve meter over de middenberm (de rechtbank begrijpt: middenstreep). Van Millingen zag dat de vrachtauto voor hem normaal op de rijbaan reed. De vrachtauto had geen kans om de witte auto te ontwijken. De vrachtauto raakte vervolgens de witte auto aan de linker voorzijde. [7]
Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer] een breuk in zijn knie opgelopen, waarvoor hij een operatie moest ondergaan. De geschatte duur van genezing bedraagt 8 maanden tot 1 jaar. [8]
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
De rechtbank moet eerst de vraag beantwoorden of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Bij beantwoording van deze vraag komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat in het algemeen niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Eén moment van onoplettendheid is onvoldoende voor het aannemen van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Ook uit de (aard van de) gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer gedragsregels in het verkeer, kan op zichzelf niet worden afgeleid dat sprake is van dergelijke schuld.
De rechtbank overweegt dat provinciale wegen, en zeker die waarbij de rijstroken voor het elkaar tegemoetkomende verkeer niet fysiek van elkaar zijn gescheiden, wegen zijn die vanuit verkeerstechnisch oogpunt bijzondere oplettendheid en voorzichtigheid van weggebruikers vragen. Dit geldt in nog sterkere mate ter plaatse van het ongeval, omdat de weg daar een flauwe bocht maakt. Dat de wegsituatie om grote voorzichtigheid vraagt, wordt benadrukt door de aanwezigheid van de dubbele doorgetrokken streep op het midden van de weg die een absoluut inhaalverbod aanduidt.
Op basis van de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 1] stelt de rechtbank vast dat verdachte niet slechts op één moment gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond. Uit deze verklaringen blijkt dat verdachte in zijn auto kort voor het moment van de aanrijding ook al behoorlijk tegen de middenlijn van de weg aan reed en dat verdachte de indruk wekte [getuige 1] tot twee keer toe met zijn auto te willen inhalen, waarbij verdachte bij de tweede poging ook gedeeltelijk op de rijbaan voor het tegemoetkomende wegverkeer reed.
Door zonder duidelijke aanleiding op een provinciale weg als bestuurder niet zoveel mogelijk rechts te houden, maar zo veel naar links te sturen dat hij op de voor het hem tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook terecht is gekomen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zich zo aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen dat het verkeersongeval aan zijn schuld is te wijten, als bedoeld in art. 6 WVW. Gelet op de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 1] , komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte meer dan enkel een kort moment onoplettend is geweest.
De raadsman heeft gesteld dat op basis van het dossier, waarin een rapport van de Verkeersongevallen Analyse (VOA) ontbreekt, niet de conclusie kan worden getrokken dat het handelen van verdachte de oorzaak is geweest van de aanrijding. Niet is uitgesloten dat het ongeval is veroorzaakt door een klapband bij de vrachtwagen van [slachtoffer] , waardoor deze op de weghelft voor het tegemoetkomende wegverkeer is beland. De rechtbank ziet in het dossier geen enkele aanleiding om aan te nemen dat sprake is geweest van een klapband. Het dossier bevat verklaringen van [slachtoffer] , [getuige 1] en [getuige 2] die alle drie vanuit een andere positie getuige waren van het ongeval. Geen van hen heeft verklaard over een klapband, enkel is verklaard over de klap van de aanrijding. Ook uit de bevindingen van de politieambtenaren die direct na het ongeval ter plaatse zijn geweest, blijkt niets van een klapband. De rechtbank ziet in het ontbreken van een VOA-rapport dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de toedracht van het ongeval.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van enige omstandigheid die maakt dat niet van schuld in de zin van artikel 6 WVW kan worden gesproken. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het primair onder 1 ten laste gelegde feit.
FEIT 2
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 218 en 219;
  • de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 25 maart 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1,
primair
hij op
of omstreeks21 mei 2024 te Otterlo, gemeente Ede als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van Hoenderloo, gaande in de richting van Otterlo,
daarmede heeft gereden over de N304 (Apeldoornseweg),
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en
/of
terwijl deze weg een (provinciale) N-weg was, waarbij de rijbanen van elkaar zijn
gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep,
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet
aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
/of
in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 dubbele doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van
de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en
/of
(aldus
)(gedeeltelijk) op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook
van die weg heeft gereden
/is terechtgekomenen
/of
is gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen met,een
(tegemoetkomend
)
voertuig (vrachtwagen/bedrijfsauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd
toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan;
2.
hij op
of omstreeks21 mei 2024 te Otterlo, gemeente Ede
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
  • munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5, knalpatronen van het kaliber 9 mm PAK
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging die niet zijn bewezen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 2:
het medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is strafbaar.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de rijbevoegdheid gevorderd van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
In verband met de bepleite vrijspraak voor het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, heeft de raadsman de rechtbank gevraagd om bij een eventuele veroordeling voor het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde te volstaan met de oplegging van een geldboete.
Conform de richtlijnen van het LOVS kan voor het voorhanden hebben van het vuurwapen een werkstraf worden opgelegd.
Ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde rijontzegging heeft de raadsman betoogd dat het door het verstrijken van de tijd op dit moment niet meer wenselijk is om verdachte nog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Strafblad
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Wel is verdachte op 30 januari 2025 veroordeeld door de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft op 21 mei 2024 in Otterlo een ernstig verkeersongeval veroorzaakt, doordat hij met zijn auto op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer reed. Hij is met zijn auto in botsing gekomen met de vrachtwagen waarin de heer [slachtoffer] reed. Bij het ongeval heeft [slachtoffer] een kniefractuur opgelopen, waarvoor hij een operatie moest ondergaan. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] als gevolg hiervan nog steeds kampt met lichamelijke en psychische klachten. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Bij het ongeval hebben verdachte en een van zijn bijrijders zelf ook fors letsel opgelopen. Met zijn handelen heeft verdachte niet alleen zijn eigen veiligheid maar ook de veiligheid van de andere verkeersdeelnemers ernstig in gevaar gebracht. Gelet op de omstandigheden waaronder de aanrijding heeft plaatsgevonden, mag van geluk worden gesproken dat het ongeval niet nog veel ernstigere gevolgen heeft gehad.
Daarnaast heeft verdachte ten tijde van het verkeersongeval samen met zijn bijrijders een vuurwapen (een gaspistool) en de bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een wapen vergroot het risico op het daadwerkelijk gebruik daarvan aanzienlijk. Ongeoorloofd wapenbezit is volstrekt onaanvaardbaar vanwege de bedreiging die daarvan uitgaat voor de veiligheid van anderen. In Nederland zijn deze wapens daarom streng verboden.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank voor de overtreding van artikel 6 WVW aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor soortgelijke feiten. Bij “aanmerkelijke schuld” van verdachte aan het verkeersongeval, waardoor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan, gaan deze oriëntatiepunten uit van een taakstraf van 120 uur en 6 maanden onvoorwaardelijke rijontzegging.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij op 22 november 2024 is aangehouden voor het rijden onder invloed van drugs en hiervoor een strafbeschikking heeft ontvangen. Net als de officier van justitie vindt de rechtbank het zorgelijk dat verdachte enkele maanden nadat hij in zijn auto een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt, is gaan rijden onder invloed van drugs. De rechtbank is van oordeel dat een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar in het geval van verdachte passend is.
Voor het voorhanden hebben van een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie schrijven de LOVS-richtlijnen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand voor. Omdat verdachte eerder nog niet is veroordeeld voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie wijkt de rechtbank af van de richtlijn en komt zij ook voor dit feit tot oplegging van een werkstraf.
Alles overziend legt de rechtbank aan verdachte een werkstraf van 200 uur onvoorwaardelijk op, te vervangen door 100 dagen hechtenis in het geval de werkstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. Daarnaast legt de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op, zoals hiervoor is vermeld.

8.De beoordeling van het beslag

Bij verdachte is op 21 mei 2024 een contant geldbedrag van € 310,- aan briefgeld aangetroffen. Dit geldbedrag werd in beslag genomen voor onderzoek.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag kan worden terug gegeven aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank gevraagd te bepalen dat het in beslag genomen geldbedrag wordt terug gegeven aan verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave van het contante geldbedrag van € 310,- aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf, te weten een werkstraf van 200 uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
 beveelt dat de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de werkstraf in mindering wordt gebracht, volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht, twee uren in mindering worden gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorvoertuigen te besturen voor de duur van 12 maanden;
 bepaalt dat van die ontzegging tot het besturen van motorvoertuigen 6 maanden niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

steltdaarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaar onder de voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 gelast de teruggave van het contante geldbedrag van € 310,- aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Bögemann (voorzitter), mr. E.J. Davids en mr. G.M.L. Tomassen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.C.G.M. van Lammeren-van Dijck, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 april 2025.
mrs. A.A.M. Bögemann en E.J. Davids zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024232596, gesloten op 12 oktober 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal aanrijding overtreding, p. 20, het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] ,
3.Het proces-verbaal aanrijding overtreding, p. 21.
4.Het proces-verbaal van aanrijding overtreding, p. 20.
5.Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 90.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 121 en 122.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 128.
8.De geneeskundige verklaring, p. 98, het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] , p. 94.