ECLI:NL:RBGEL:2025:3608

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
05.385932.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor online oplichting en witwassen

Op 7 mei 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van online handelsfraude en witwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 200 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een ander een reeks online oplichtingen had gepleegd door goederen aan te bieden via Facebook Marketplace, maar deze nooit te leveren. In totaal heeft de verdachte van acht slachtoffers bedragen ontvangen die varieerden van €69,99 tot €800,00, zonder de beloofde goederen te leveren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat hij een belangrijke rol speelde in het opzetten van deze frauduleuze constructie. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen van de ontvangen bedragen, die afkomstig waren uit de online fraude. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een gewoonte, zoals bedoeld in artikel 236e van het Wetboek van Strafrecht, en dat de verdachte zich gedurende een periode van vier maanden herhaaldelijk schuldig had gemaakt aan deze misdrijven. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de frauduleuze activiteiten, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die in totaal €1.270,00 aan materiële schade vorderden, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.385932.24
Datum uitspraak : 7 mei 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2004 in [geboorteplaats] , wonende aan het [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. A. Winters, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juni 2023 tot en met 10 oktober 2023 te [plaats 3] en/of [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] , gemeente [plaats 7] , en/of [plaats 8] en/of [plaats 9] , althans (telkens) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen en/of het verlenen van diensten tegen betaling, met het oogmerk om zonder volledige levering zich en/of een ander van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren door
- op Facebook marktplaats een of meerdere advertenties te plaatsen voor een of meerdere wasmachines en/of een inbouwvaatwasser en/of een inbouwkoelkast, waarop [slachtoffer 1] uit [plaats 1] heeft gereageerd en die/dat goed(eren)/dienst(en) op 10 oktober 2023 werd(en) afgenomen voor (in totaal) (ongeveer) 800 euro en/of
- op Facebook Marketplace een advertentie voor een koelkast te plaatsen waarop [slachtoffer 2] uit [plaats 2] heeft gereageerd en die/dat goed(eren)/dienst(en) op 3 juli 2023 werd(en) afgenomen voor (in totaal) (ongeveer) 299 euro en/of
- op Facebook Marketplace een advertentie voor een of meerdere tuinmeubelen en/of een tuinset te plaatsen waarop [slachtoffer 3] uit [plaats 3] heeft gereageerd en die/dat goed(eren)/dienst(en) op 28 juni 2023 werd(en) afgenomen voor (in totaal) (ongeveer) 200 euro en/of
- op Facebook (Marketplace) een advertentie voor een tuinset en/of een of meerdere tuinmeubelen te plaatsen waarop [slachtoffer 4] uit [plaats 4] heeft gereageerd en die/dat goed(eren)/dienst(en) op of omstreeks 29 juni 2023 werd(en) afgenomen voor (in totaal) (ongeveer) 219,99 euro en/of
- op Facebook Marktplaats een advertentie voor een tuinset en/of een of meerdere tuinmeubelen te plaatsen waarop [slachtoffer 5] uit [plaats 5] (O) heeft gereageerd en die/dat goed(eren)/dienst(en) op of omstreeks 23 juli 2023 werd(en) afgenomen
voor (in totaal) (ongeveer) 179,99 euro en/of
- op Facebook Marketplace een advertentie voor een koelkast te plaatsen waarop [slachtoffer 6] uit [plaats 6] , gemeente [plaats 7] , heeft gereageerd en die/dat goed(eren)/dienst(en) op of omstreeks 16 juli 2023 werd(en) afgenomen voor (in totaal) (ongeveer) 265 euro en/of
- op Facebook (Marketplace) een advertentie voor een koelkast en/of de levering van die koelkast te plaatsen waarop [slachtoffer 7] uit [plaats 8] heeft gereageerd en die/dat goed(eren)/dienst(en), te weten de levering van die koelkast, op of omstreeks 24 juli 2023 werd(en) afgenomen voor (in totaal) (ongeveer) 69,99 euro en/of
- op Facebook (Marketplace) een advertentie voor een koelkast te plaatsen waarop [slachtoffer 8] uit [plaats 9] heeft gereageerd en die/dat goed(eren)/dienst(en) op of omstreeks 8 oktober 2023 werd(en) afgenomen voor (in totaal) (ongeveer) 224,99 euro,
in elk geval genoemde perso(o)n(en) (telkens) heeft bewogen tot de betaling/afgifte van een geldbedrag, (telkens) zonder het goed te leveren en/of de dienst te verlenen die/dat tussen verdachte en genoemde perso(o)n(en) was overeengekomen;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Een onbekend gebleven verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juni 2023 tot en met 10 oktober 2023 te [plaats 3] en/of [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] , gemeente [plaats 7] , en/of [plaats 8] en/of [plaats 9] , althans (telkens) in Nederland, (telkens) een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen en/of het verlenen van diensten tegen betaling, met het oogmerk om zonder volledige levering zich en/of een ander van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren door
- op Facebook marktplaats een of meerdere advertenties te plaatsen voor een of meerdere wasmachines en/of een inbouwvaatwasser en/of een inbouwkoelkast, waarop [slachtoffer 1] uit [plaats 1] heeft gereageerd en die/dat goed(eren)/dienst(en)
op 10 oktober 2023 werd(en) afgenomen voor (in totaal) (ongeveer) 800 euro en/of
- op Facebook Marketplace een advertentie voor een koelkast te plaatsen waarop [slachtoffer 2] uit [plaats 2] heeft gereageerd en die/dat goed(eren)/dienst(en) op 3 juli 2023 werd(en) afgenomen voor (in totaal) (ongeveer) 299 euro en/of
- op Facebook Marketplace een advertentie voor een of meerdere tuinmeubelen en/of een tuinset te plaatsen waarop [slachtoffer 3] uit [plaats 3] heeft gereageerd en die/dat goed(eren)/dienst(en) op 28 juni 2023 werd(en) afgenomen voor (in totaal)
(ongeveer) 200 euro en/of
- op Facebook (Marketplace) een advertentie voor een tuinset en/of een of meerdere tuinmeubelen te plaatsen waarop [slachtoffer 4] uit [plaats 4] heeft gereageerd en die/dat goed(eren)/dienst(en) op of omstreeks 29 juni 2023 werd(en) afgenomen voor (in totaal) (ongeveer) 219,99 euro en/of
- op Facebook Marktplaats een advertentie voor een tuinset en/of een of meerdere tuinmeubelen te plaatsen waarop [slachtoffer 5] uit [plaats 5] (O) heeft gereageerd en die/dat goed(eren)/dienst(en) op of omstreeks 23 juli 2023 werd(en) afgenomen
voor (in totaal) (ongeveer) 179,99 euro en/of
- op Facebook Marketplace een advertentie voor een koelkast te plaatsen waarop [slachtoffer 6] uit [plaats 6] , gemeente [plaats 7] , heeft gereageerd en die/dat goed(eren)/dienst(en) op of omstreeks 16 juli 2023 werd(en) afgenomen voor (in
totaal) (ongeveer) 265 euro en/of
- op Facebook (Marketplace) een advertentie voor een koelkast en/of de levering van die koelkast te plaatsen waarop [slachtoffer 7] uit [plaats 8] heeft gereageerd en die/dat goed(eren)/dienst(en), te weten de levering van die koelkast, op of omstreeks 24 juli 2023 werd(en) afgenomen voor (in totaal) (ongeveer) 69,99 euro en/of
- op Facebook (Marketplace) een advertentie voor een koelkast te plaatsen waarop [slachtoffer 8] uit [plaats 9] heeft gereageerd en die/dat goed(eren)/dienst(en) op of omstreeks 8 oktober 2023 werd(en) afgenomen voor (in totaal) (ongeveer) 224,99 euro,
in elk geval genoemde perso(o)n(en) (telkens) heeft bewogen tot de betaling/afgifte van een geldbedrag, (telkens) zonder het goed te leveren en/of de dienst te verlenen die/dat tussen verdachte en genoemde perso(o)n(en) was overeengekomen; bij en/of tot het plegen van welke misdrij(f)(ven) verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juni 2023 tot en met 10 oktober 2023 te [plaats 3] en/of [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] , gemeente [plaats 7] , en/of [plaats 8] en/of [plaats 9] , althans (telkens) in Nederland, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- het al dan niet tegen vergoeding ter beschikking stellen van één of meer op zijn naam staande rekeningnummers, en/of
- het op een of meer tijdstippen pinnen van geldbedragen ten behoeve van een/die onbekend gebleven verdachte;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juni 2023 tot en met 10 oktober 2023 te [plaats 3] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (van) een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 2258,96 euro, althans enig geldbedrag
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf en hij, verdachte,
van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vormverzuim ex artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv)?
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is van een vormverzuim ex artikel 359a Sv. Er is een proces-verbaal van bevindingen (p. 36) opgemaakt dat is gebaseerd op gevorderde historische gegevens ex artikel 126nd Sv. Nu er geen schriftelijke vordering van de officier van justitie hiertoe in het dossier aanwezig is, is niet voldaan aan de wettelijke vereisten van dit artikel waardoor sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Er zijn immers financiële gegevens van verdachte verstrekt die onderdeel geworden zijn van het dossier. Dat kan niet meer ongedaan gemaakt worden. Dit is een onrechtmatige inbreuk op de privacy en de persoonlijke levenssfeer van verdachte. Het proces-verbaal van bevindingen op pagina 36 en alle onderzoeksbevindingen die daaruit volgen moeten dan ook van het bewijs worden uitgesloten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering conform artikel 126nd Sv wel is afgegeven door de zaaksofficier van justitie. Deze vordering zit echter niet standaard in het strafdossier. De verdediging heeft nagelaten om hier naar te informeren bij het Openbaar Ministerie ter staving van het ingenomen standpunt terwijl dat wel van de verdediging mag worden verwacht. Er is geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim en het proces-verbaal van bevindingen en de daaruit gevolgde onderzoeksbevindingen kunnen als wettig bewijs worden meegenomen in de beoordeling van de tenlastelegging.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank constateert net als de verdediging dat zich in het dossier geen vordering ex artikel 126nd Sv van de officier van justitie bevindt, terwijl financiële gegevens van verdachte zijn opgevraagd waarvoor deze vordering wel vereist was. In het betreffende proces-verbaal staat vermeld dat door middel van een vordering ex artikel 126nd gegevens zijn opgevraagd. De officier van justitie heeft ter zitting toegelicht dat een dergelijke schriftelijke vordering niet standaard in het dossier wordt opgenomen. De rechtbank kan echter op basis van het huidige dossier niet vaststellen of het opvragen van de gegevens is voorafgegaan door een vordering van de officier van justitie daartoe.
Als een dergelijke vordering ontbreekt, is verdachte door het ontbreken van deze vordering in zijn in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer geschonden en is sprake van een vormverzuim ex artikel 359a Sv. De rechtbank is echter van oordeel dat ook als de vereiste vordering ex artikel 126nd Sv niet is afgegeven en dus sprake is van een vormverzuim, dit niet leidt tot één van de in artikel 359a Sv genoemde rechtsgevolgen.
Een schending van artikel 8 EVRM houdt niet zonder meer in dat ook het recht op een eerlijk proces, zoals vastgelegd in artikel 6 EVRM, voor verdachte is geschonden. Het door het verzuim veroorzaakte nadeel moet op iets anders zien dan het feit dat tegen verdachte bewijs is vergaard. Anders dan de verdediging lijkt te stellen, is naar het oordeel van de rechtbank van enig door verdachte geleden nadeel dat voor genoegdoening of compensatie in aanmerking komt, niet gebleken. Evenmin leidt dit vormverzuim tot de conclusie dat sprake is van een ernstige schending van een strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel, dat noopt tot bewijsuitsluiting als rechtsstatelijke waarborg en als een middel om opsporingsambtenaren te weerhouden van onrechtmatig optreden en daarmee als middel om te voorkomen dat vergelijkbare vormverzuimen in de toekomst zullen plaatsvinden. Gesteld noch gebleken is dat de politie en/of de officier van justitie in dit onderzoek hiermee formaliteiten heeft/hebben willen omzeilen. Tot slot is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat in dit onderzoek tegen verdachte voorzienbaar is dat de vordering zeker zou zijn afgegeven.
De rechtbank concludeert dan ook dat als geen vordering ex artikel 126nd Sv is afgegeven, geen sprake is van een vormverzuim dat naar zijn aard en ernst het verbinden van een rechtsgevolg hieraan rechtvaardigt en hooguit leidt tot constatering van dat vormverzuim.
Beoordeling van de tenlastelegging
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
De hierna genoemde 8 personen hebben in de periode van 28 juni 2023 tot en met 10 oktober 2023 via advertenties op Facebook (Marketplace) goederen en/of diensten gekocht die na betaling nooit zijn geleverd.
- [slachtoffer 1] ( [plaats 1] ) heeft een bedrag van € 800,00 betaald voor twee wasmachines, een inbouwvaatwasser en een inbouwkoelkast; [2]
- [slachtoffer 2] ( [plaats 2] ) heeft een bedrag van € 299,00 betaald voor een koelkast; [3]
- [slachtoffer 3] ( [plaats 3] ) heeft een bedrag van € 200,00 betaald voor tuinmeubelen; [4]
- [slachtoffer 4] ( [plaats 4] ) heeft een bedrag van € 219,99 betaald voor een tuinset; [5]
- [slachtoffer 5] ( [plaats 5] (O)) heeft een bedrag van € 179,99 betaald voor een tuinset; [6]
- [slachtoffer 6] (In [plaats 6] ) heeft een bedrag van € 265,00 betaald voor een koelkast; [7]
- [slachtoffer 7] ( [plaats 8] ) heeft een bedrag van € 69,99 betaald voor de levering van een koelkast; [8]
- [slachtoffer 8] ( [plaats 9] ) heeft een bedrag van € 224,95 betaald voor een koelkast. [9]
De bedragen door genoemde personen werden overgemaakt op rekeningnummers van verdachte. [10] Het ging dan om de volgende transacties:
  • op rekeningnummer [rekeningnummer 1] hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 8] de hiervoor genoemde bedragen overgemaakt;
  • op rekeningnummer [rekeningnummer 2] hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] de hiervoor genoemde bedragen overgemaakt;
  • op rekeningnummer [rekeningnummer 3] hebben [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] de hiervoor genoemde bedragen overgemaakt.
Deze bankrekeningen stonden op naam van verdachte. De door aangevers overgemaakte bedragen werden telkens zeer kort na ontvangst opgenomen, overgemaakt naar een bankrekening van het broertje van verdachte of overgemaakt naar een spaarrekening waarvan onbekend is gebleven van wie die is. [11]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde medeplegen van online handelsfraude, nu op grond van het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat het verdachte was die de advertenties heeft geplaatst en contact heeft gelegd met de aangevers. Wat wel kan worden vastgesteld is dat verdachte zijn bankrekeningen ter beschikking heeft gesteld aan een onbekend gebleven derde persoon en dat hij het geld dat binnenkwam hiervan ging pinnen en dit geld aan die derde persoon overhandigde. De officier van justitie acht op grond van deze handelingen van verdachte wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid bij het plegen van online handelsfraude.
De officier van justitie stelt verder dat ook feit 2, gewoontewitwassen, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, nu onvoldoende sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. De bijdrage van verdachte aan het delict is van onvoldoende gewicht. Ook moet verdachte worden vrijgesproken van de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid nu hij geen opzet had op het plegen van fraude. Hij dacht immers dat het ging om de online verkoop van schoenen en niet om frauduleuze transacties.
Subsidiair stelt de raadsvrouw dat verdachte moet worden vrijgesproken voor de oudste drie aangiftes, nu hij pas bij de overboeking van 1 cent door [slachtoffer 2] redelijkerwijs kon vermoeden dat er iets niet in de haak was. Er blijven vijf aangiftes over en daarmee kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake is van het bestanddeel ‘een gewoonte maken van het aanbieden van goederen’. Verdachte moet van dat deel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het tenlastegelegde witwassen stelt de verdediging primair dat verdachte moet worden vrijgesproken, nu het proces-verbaal van bevindingen van pagina 36 moet worden uitgesloten van het bewijs. Subsidiair stelt de verdediging dat verdachte niet wist dat de door hem gepinde gelden van misdrijf afkomstig waren. Tenslotte stelt de verdediging dat geen sprake is van gewoontewitwassen, nu van feit 1 de drie oudste aangiftes niet bewezen kunnen worden.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1: online handelsfraude
Vaststaat dat de in de tenlastelegging genoemde personen allen het slachtoffer zijn geworden van online handelsfraude, op de manier zoals is omschreven in de tenlastelegging. De genoemde geldbedragen hebben zij overgemaakt op een rekening van verdachte.
Oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat haar contactpersoon niet meer reageerde op het moment dat zij al geruime tijd op de bezorgers aan het wachten was. [12] [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij een levertijd tussen 17.00 uur en 19.00 uur van haar contactpersoon had gekregen. Nadat de bezorgers er om 19.00 uur nog niet waren, kreeg zij geen contact meer met de contactpersoon, het telefoonnummer bestond niet meer en de app was verwijderd of geblokkeerd. Bij het overmaken van 1 cent naar de bankrekening, die op naam van verdachte stond, kreeg zij te lezen dat diegene een nieuw rekeningnummer heeft. [13] [slachtoffer 4] heeft verklaard dat haar contactpersoon volhield dat de bezorgers onderweg waren, echter kwam er niemand en bleek het KvK-nummer van het bedrijf waarvoor haar contactpersoon stelde te werken, onjuist te zijn. [14] Ook [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8] hebben verklaard over dat zij na het aangegeven tijdvak voor levering geen contact meer kregen met de verkoper. Zij zijn geblokkeerd op de chat op Facebook. [15] [slachtoffer 6] is na betaling van het overeengekomen bedrag direct geblokkeerd. [16]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze aangiftes dat het nooit de intentie is geweest om de aangeboden en betaalde goederen te leveren. De rechtbank leidt dit onder meer af uit de verklaringen van aangevers dat hun contactpersoon uiteindelijk niet meer reageerde op hun berichten over het uitblijven van de levering of hun verzoek om terugbetaling en het feit dat een onjuist KVK-nummer is opgegeven. Bovendien is uit het onderzoek op geen enkele manier naar voren gekomen dat daadwerkelijk sprake was van een begin van levering van de genoemde goederen aan de aangevers.
Opzet
Verdachte heeft verklaard dat hij voor een derde, ‘ [naam] ’, zijn rekeningnummer ter beschikking heeft gesteld, omdat [naam] geen rekening had waar hij betalingen van zijn klanten op kon ontvangen. De afspraak was dat verdachte de betalingen zou innen op zijn rekening. Van [naam] kreeg hij het te horen als er weer een bedrag op zijn rekening was bijgeschreven. Verdachte moest dit bedrag dan direct gaan pinnen en dan kwam [naam] het op een afgesproken locatie ophalen. [17]
Dat verdachte dacht dat de bedragen op zijn rekening verschenen als gevolg van de online verkoop van schoenen acht de rechtbank, bij gebrek aan nadere onderbouwing, ongeloofwaardig. Verdachte heeft op geen enkele wijze geconcretiseerd waar die handel in schoenen dan uit zou bestaan. Verdachte heeft ter terechtzitting verder verklaard dat de banken telkens zijn bankrekeningnummers blokkeerden. Hij vermoedde daardoor dat er een aangifte van oplichting was gedaan waarin zijn bankrekeningnummer werd genoemd. Hij heeft daarom meerdere keren bij een andere bank een rekening geopend om weer verder te kunnen gaan met het ontvangen van de geldbedragen. Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt dat direct na het storten van het geld verdachte de rekening heeft gesloten en weer een nieuwe rekening geopend heeft. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat verdachte wel degelijk wist waar het geld vandaan kwam.
De rol van verdachte
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de rol van verdachte bij de online handelsfraude moet worden gekwalificeerd als medepleger of medeplichtige en beantwoordt deze vraag als volgt.
De rechtbank overweegt dat verdachte de betalingen voor goederen waarvan niet de intentie was deze daadwerkelijk te leveren, opzettelijk en direct heeft veiliggesteld door meerdere van zijn rekeningnummers hiervoor beschikbaar te stellen. Hij heeft ook nieuwe rekeningen geopend voor dit doel. Verdachte heeft vervolgens de betaalde bedragen verzekerd door deze vrijwel direct na ontvangst te pinnen en aan een derde af te geven danwel deze door te sluizen naar een ander rekeningnummer. Dit heeft zich acht keer voorgedaan in een periode van een aantal maanden. Door zo te handelen was verdachte een belangrijke en onmisbare schakel in het in stand houden van de constructie om tot online handelsfraude te komen. Het veiligstellen van de betalingen is hiervan immers een wezenlijk onderdeel. Uit het feit dat verdachte direct ging pinnen, nadat hij een bericht ontving dat er weer een bedrag op zijn rekening was overgemaakt om dit vervolgens aan een derde af te staan, maakt de rechtbank op dat er sprake was van een constante afstemming met een ander over de geldstromen op de rekeningen van verdachte. De rechtbank acht de rol van verdachte, anders dan de officier van justitie en de verdediging, dan ook van voldoende gewicht om hem als medepleger aan te merken ten aanzien van de bewezenverklaarde online handelsfraude.
Gewoonte
Verdachte heeft zich in een periode van ruim vier maanden op verschillende tijdstippen ten minste acht keer schuldig gemaakt aan online handelsfraude, waarbij ook steeds sprake was van dezelfde modus operandi. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van een gewoonte als bedoeld in artikel 236e van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Feit 2: witwassen
De rechtbank heeft reeds bewezenverklaard dat verdachte acht keer een bedrag heeft ontvangen dat afkomstig is uit online handelsfraude waarvan hij als medepleger is aangemerkt. Dit betreft een misdrijf.
Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt van de volgende geldstromen van deze bedragen op rekeningen van verdachte. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze bedragen heeft gepind nadat deze waren ontvangen van de aangevers,
  • op 28 juni 2023 wordt om 14.45 uur een bedrag van € 200,00 bijgeschreven op [rekeningnummer 3] . Op diezelfde dag om 16.26 uur werd dit bedrag vervolgens afgeschreven, bij de Geldmaat aan de [adres 2] ;
  • op 29 juni 2023 wordt om 19.38 uur een bedrag van € 219,99 bijgeschreven op [rekeningnummer 2] . Op diezelfde dag om 19.52 uur werd dit bedrag vervolgens afgeschreven bij de Geldmaat aan de [adres 3] ;
  • op 3 juli 2023 wordt om 11.58 uur een bedrag van € 299,99 bijgeschreven op [rekeningnummer 2] . Op diezelfde dag om 12.08 werd vervolgens € 300,00 afgeschreven bij de Geldmaat aan de [adres 2] ;
  • op 16 juli 2023 wordt om 17.00 uur een bedrag van € 264,95 bijgeschreven op [rekeningnummer 3] . Op 17 juli 2023 werd vervolgens € 265,00 afgeschreven bij de Geldmaat aan de [adres 3] ;
  • op 8 oktober 2023 wordt om 12.22 uur een bedrag van € 224,99 bijgeschreven op [rekeningnummer 3] . Op diezelfde datum om 12.39 uur werd vervolgens € 200,00 afgeschreven bij de Geldmaat aan de [adres 4] . Om 12.43 wordt een bedrag van € 4,84 afgeschreven bij de Albert Heijn en om 12.47 wordt nog een bedrag van € 20,00 afgeschreven bij de Geldmaat aan [adres 5] .
Verdachte heeft de volgende bedragen naar een spaarrekening, mogelijk van hemzelf, of de rekening van zijn broertje overgemaakt:
  • op 23 juli 2023 werd om 21.08 uur een bedrag van € 179,99 bijgeschreven op [rekeningnummer 3] . Op diezelfde datum om 21.11 uur werd vervolgens € 179,19 overgeschreven naar Oranje Spaarrekening [rekeningnummer 4] ;
  • op 24 juli 2023 werd om 17.39 uur een bedrag van € 69,99 bijgeschreven op [rekeningnummer 5] . Op diezelfde datum om 17.39 uur werd vervolgens € 70,44 overgeschreven naar Oranje Spaarrekening [rekeningnummer 4] ;
  • op 10 oktober 2023 werd om 13.24 uur een bedrag van € 750,00 en om 13.25 uur een bedrag van € 50,00 bijgeschreven op [rekeningnummer 5] . Een bedrag van € 500,00 werd gepind bij de [adres 6] . In totaal werd er op diezelfde datum ook nog drie keer een bedrag van in totaal € 300,00 overgeschreven naar [rekeningnummer 6] op naam van A.B.A. [verdachte] .
Het gaat om een totaalbedrag van € 2.259,75 dat onmiddellijk afkomstig is uit eigen misdrijf.
Witwassen
De rechtbank stelt op grond van al het voorgaande vast dat verdachte in totaal € 1.709,77 van voormeld bedrag heeft gepind en heeft overgedragen aan zijn mededader. Verdachte heeft dit geld dus overgedragen.
Daarnaast heeft verdachte ook nog € 300,00 van het uit online handelsfraude afkomstige geld aan zijn broertje overgemaakt. Verdachte heeft dit geldbedrag overgedragen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een totaalbedrag van € 2.009,77 door dit bedrag te verwerven, voorhanden te hebben en over te dragen. De rechtbank heeft in de bewezenverklaring toegevoegd dat de handeling bestaande uit het overdragen van de gelden slechts ziet op een bedrag van € 2.009,77. Verdachte is door deze toevoeging niet in zijn verdediging geschaad.
Eenvoudig witwassen
Ten aanzien van het resterende bedrag van € 249,63 geldt dat verdachte dit bedrag heeft verworven en voorhanden gehad. De rechtbank kan niet vaststellen of verdachte dit bedrag vervolgens ook heeft overgedragen, nu hij het heeft overgemaakt naar een spaarrekening die mogelijk van hemzelf is. Nu sprake is van een geldbedrag dat onmiddellijk afkomstig is uit een door verdachte zelf begaan misdrijf, kan het handelen van verdachte ten aanzien van dit bedrag wel worden gekwalificeerd als eenvoudig witwassen.
Gewoonte
Nu verdachte zich gedurende vier maanden op meerdere tijdstippen heeft beziggehouden met het (eenvoudig) witwassen van meerdere geldbedragen van in totaal € 2.259,75, is de rechtbank tenslotte van oordeel dat verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 28 juni 2023 tot en met 10 oktober 2023 te [plaats 3] en
/of[plaats 1] en
/of[plaats 2] en
/of[plaats 4] en
/of[plaats 5] en
/of[plaats 6] , gemeente [plaats 7] , en
/of[plaats 8] en
/of[plaats 9] , althans (telkens) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen, een
beroep ofgewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen en
/ofhet verlenen van diensten tegen betaling, met het oogmerk om zonder volledige levering zich en
/ofeen ander van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren door
- op Facebook marktplaats een
of meerdereadvertentie
ste plaatsen voor een
of meerderewasmachines en
/ofeen inbouwvaatwasser en
/ofeen inbouwkoelkast, waarop [slachtoffer 1] uit [plaats 1] heeft gereageerd en die
/datgoed
(eren
)/dienst(en)op 10 oktober 2023
werd(en)heeft afgenomen voor
(in totaal) (ongeveer)800 euro en
/of- op Facebook Marketplace een advertentie voor een koelkast te plaatsen waarop [slachtoffer 2] uit [plaats 2] heeft gereageerd en
die/dat goed
(eren)/dienst(en)op 3 juli 2023 heeft
werd(en)afgenomen voor
(in totaal) (ongeveer)299 euro en
/of- op Facebook Marketplace een advertentie voor
een of meerderetuinmeubelen
en/of een tuinsette plaatsen waarop [slachtoffer 3] uit [plaats 3] heeft gereageerd en die
/datgoed
(eren
)/dienst(en)op 28 juni 2023 heeft
werd(en)afgenomen voor
(in totaal) (ongeveer)200 euro en
/of- op Facebook
(Marketplace)een advertentie voor een tuinset
en/of een of meerdere tuinmeubelente plaatsen waarop [slachtoffer 4] uit [plaats 4] heeft gereageerd en
die/dat goed
(eren)/dienst(en)op
of omstreeks29 juni 2023 heeft
werd(en)afgenomen voor
(in totaal) (ongeveer)219,99 euro en
/of- op Facebook Marktplaats een advertentie voor een tuinset
en/of een of meerdere tuinmeubelente plaatsen waarop [slachtoffer 5] uit [plaats 5] (O) heeft gereageerd en
die/dat goed
(eren)/dienst(en)op
of omstreeks23 juli 2023 heeft
werd(en)afgenomen
voor
(in totaal) (ongeveer)179,99 euro en
/of- op Facebook Marketplace een advertentie voor een koelkast te plaatsen waarop [slachtoffer 6] uit [plaats 6] , gemeente [plaats 7] , heeft gereageerd en
die/dat goed
(eren)/dienst(en)op
of omstreeks16 juli 2023 heeft
werd(en)afgenomen voor
(in totaal) (ongeveer)265 euro en
/of- op Facebook
(Marketplace
)een advertentie voor een koelkast en
/ofde levering van die koelkast te plaatsen waarop [slachtoffer 7] uit [plaats 8] heeft gereageerd en die
/dat goed(eren)/dienst
(en),te weten de levering van die koelkast, op
of omstreeks24 juli 2023 heeft
werd(en)afgenomen voor
(in totaal) (ongeveer)69,99 euro en
/of- op Facebook
(Marketplace)een advertentie voor een koelkast te plaatsen waarop [slachtoffer 8] uit [plaats 9] heeft gereageerd en
die/dat goed
(eren)/dienst(en)op
of omstreeks8 oktober 2023 werd
(en)afgenomen voor
(in totaal) (ongeveer)224,99 euro,
in elk geval genoemde perso
(o)n
(en
) (telkens
)heeft bewogen tot de betaling
/afgiftevan een geldbedrag,
(telkens
)zonder het goed te leveren en
/ofde dienst te verlenen die
/dattussen verdachte en genoemde perso
(o)n
(en
)was overeengekomen;
2.
hij op
een of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 28 juni 2023 tot en met 10 oktober 2023 te [plaats 3] ,
althans in Nederland,meermalen
, althans eenmaal (van)een geldbedrag van in totaal
(ongeveer
)2258,96 euro,
althans enig geldbedragheeft verworven, voorhanden heeft gehad en een gedeelte daarvan van 2.009,77 euro heeft overgedragen,
heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaaktterwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag
geheel of gedeeltelijk- onmiddellijk
of middellijk- afkomstig was uit enig
(eigen
)misdrijf en hij, verdachte,
van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van een gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen of verlenen van diensten tegen betaling met het oogmerk om zonder volledige levering zich of een ander van de betaling van die goederen en diensten te verzekeren
feit 2:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken
en
van het plegen van eenvoudig witwassen een gewoonte maken

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op de ernst van de feiten, het gegeven dat verdachte niet eerder in aanraking met politie en justitie is gekomen voor soortgelijke feiten en het standpunt dat hij als medeplichtige kan worden aangemerkt bij feit 1, gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uur waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat rekening moet worden gehouden met het feit dat het niet gaat om een professionele vorm van oplichting. Verdachte is nog jong, er moet dus rekening worden gehouden met de daarmee gepaard gaande impulsiviteit. Indien de bewezenverklaring van de officier van justitie wordt gevolgd refereert de verdediging zich aan de eis. Indien dat niet het geval is moet deze gematigd worden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim vier maanden schuldig gemaakt aan het medeplegen van online handelsfraude, waarbij sprake was van acht slachtoffers. Verdachte heeft er op een geraffineerde manier voor gezorgd dat de geldbedragen die de slachtoffers betaalden voor de koop van online aangeboden producten werden veiliggesteld. Wanneer de geldbedragen waren betaald, kregen de slachtoffers geen contact meer met de contactpersoon en de producten werden nooit geleverd. Bedragen die door de slachtoffers werden overgemaakt, werden zo snel mogelijk na de transactie door verdachte gepind en aan een derde uitbetaald, dan wel overgeboekt. De overgeschreven bedragen van de slachtoffers heeft verdachte vervolgens witgewassen. De rechtbank vindt dit handelen kwalijk.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 17 maart 2025. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Verder houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte en met het feit dat zijn financiële situatie niet stabiel is en hij ook op het gebied van werk en dagbesteding nog zoekende is, hetgeen mogelijk risico’s met zich brengt. De rechtbank ziet daarin redenen om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Omdat de rechtbank verdachte ziet als medepleger bij de online handelsfraude en niet, zoals de officier van justitie, enkel als medeplichtige, komt zij tot een hogere straf dan geëist. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf voor de duur van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opleggen met een proeftijd van twee jaren.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend.
  • [slachtoffer 6] vordert een bedrag ad € 270,00 aan materiële schade;
  • [slachtoffer 3] vordert een bedrag ad € 200,00 aan materiële schade;
  • [slachtoffer 1] vordert een bedrag ad € 800,00 aan materiële schade en € 500,00 aan smartengeld en € 265,95 aan proceskosten,
telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder verzoeken de benadeelde partijen om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partijen tot de volgende bedragen kunnen worden toegewezen:
  • ten aanzien van benadeelde [slachtoffer 6] € 270,00 aan materiële schade;
  • ten aanzien van benadeelde [slachtoffer 3] € 200,00 aan materiële schade;
  • ten aanzien van benadeelde [slachtoffer 1] € 800,00 aan materiële schade en de proceskosten voor zover deze zien op de reiskosten voor de zitting.
In het door de benadeelde partijen meer gevorderde dienen zij niet-ontvankelijk te worden verklaard. De toe te wijzen bedragen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie vordert hierbij eveneens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vorderingen, nu verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde.
Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de vorderingen van benadeelden [slachtoffer 6] en [slachtoffer 3] . Voor wat betreft de vordering van benadeelde [slachtoffer 1] geldt dat enkel het gevorderde bedrag aan materiële schade en de proceskosten voor zover die zien op de reiskosten kunnen worden toegewezen. Voor het overige is geen wettelijke grondslag.
Overweging van de rechtbank
De vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 3]
De vorderingen zijn door de verdediging niet inhoudelijk betwist. Nu deze naar het oordeel van de rechtbank verder voldoende zijn onderbouwd en redelijk voorkomen, is zij van oordeel dat het gevorderde bedrag aan schade, ter hoogte van respectievelijk € 270,00 en
€ 200,00, kunnen worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f Sr de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
De vordering van benadeelde [slachtoffer 1]
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de online handelsfraude door verdachte materiële schade heeft geleden ter hoogte van het gevorderde bedrag van € 800,00. De rechtbank wijst dit bedrag dan ook toe.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft ter onderbouwing van haar immateriële schade aangevoerd dat zij stress en frustratie heeft gehad over het verlies van geld en dat zij slapeloze nachten heeft gehad nadat haar vertrouwen is beschaamd. Hoe begrijpelijk en vervelend deze klachten ook zijn, vallen deze niet onder één van de in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek genoemde gevallen waarin recht bestaat op vergoeding van immateriële schade. De rechtbank zal de vordering tot het verkrijgen van immateriële schade, bij gebrek aan wettelijke grondslag, dan ook afwijzen.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f Sr de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
Proceskosten
Voor wat betreft de proceskosten kan de rechtbank enkel vaststellen dat de reiskosten zijn gemaakt om ter terechtzitting te verschijnen. De rechtbank zal dan ook het gevorderde bedrag voor die kosten van € 10,00, toewijzen. Het gevorderde wordt voor het meerdere afgewezen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 47, 57, 326e , 420bis en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van
200(tweehonderd)
uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 6] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] van de volgende bedragen aan materiële schade telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1.
1. [slachtoffer 6] € 270,00datum 16 juli 2023
2.
2. [slachtoffer 3] € 200,00datum 28 juni 2023
3.
3. [slachtoffer 1] € 800,00datum 10 oktober 2023
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 3] hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 1] hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 10,00;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 6] € 270,00 5 dagen;
2. [slachtoffer 3] € 200,00 4 dagen;

3. [slachtoffer 1] € 800,00 16 dagen.

 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Vogel (voorzitter), mr. S.W. van Kasbergen en mr. S.P.H. Brinkman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 mei 2025.
mr. S.P.H. Brinkman en mr. E.W.A. Nabbe zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023333459, gesloten op 6 september 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 8 en 9 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 37.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 11 en 12 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 37.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 15 en 16 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 36.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 19 t/m 21 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 35.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 23 en 24 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 37.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , p. 27 en 28 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 37.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , p. 30 en 31 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 37
9.Het proces-verbaal van aangifte, p. 33 en 34 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 37.
10.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 april 2025.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 37 en 38 en de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 april 2025.
12.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 8.
13.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 12.
14.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. 19.
15.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 23 en het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 8] , p. 33.
16.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , p. 27.
17.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 april 2025.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 36 en 37 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 april 2025.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 36 en 37 en de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 april 2025.