ECLI:NL:RBGEL:2025:360

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
05.089359.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair wegens schennispleging aan boord van een marineschip

Op 13 januari 2025 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 41-jarige militair, die werd beschuldigd van schennispleging aan boord van een marineschip. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 80 uren. De zaak kwam voort uit incidenten die plaatsvonden tussen 13 en 14 december 2023, waarbij de verdachte zich in het slaapverblijf van twee vrouwelijke collega's bevond en zich ongepast gedroeg. De militaire kamer oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers, die gedetailleerd en consistent waren, voldoende bewijs boden voor de schennispleging. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, wat de militaire kamer passend achtte. De verdachte werd vrijgesproken van de tweede tenlastelegging, omdat er geen sprake was van een fysieke aantasting. Daarnaast werd de benadeelde partij, een van de slachtoffers, in haar vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk in het gelijk gesteld, met een toewijzing van materiële schade en smartengeld. De militaire kamer legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte verplicht werd om de schadevergoeding aan de Staat te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/089359-24
Datum uitspraak : 13 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 december 2023 tot en met 14 december 2023 aan boord van het marineschip [marineschip] te of nabij [plaats] , in elk geval in de territoriale en/of internationale wateren in de omgeving van [plaats] , de eerbaarheid heeft geschonden door op een niet openbare plaats, te weten in het slaapverblijf/hut aan boord van het marineschip [marineschip] , terwijl een ander, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , daarbij haars/huns ondanks tegenwoordig was, door het voornoemde slaapverblijf met een ontbloot onderlijf, waarbij zijn verdachtes (stijve) penis zichtbaar was, te betreden en/of (vervolgens) zijn verdachtes ontblote (stijve) penis vast te pakken en/of te betasten en/of te masturberen/af te trekken;
2.
hij als militair in de rang van sergeant technische dienst (SGTTDS) op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 december 2023 tot en met 14 december 2023 aan boord van het marineschip [marineschip] te of nabij [plaats] , in elk geval in de territoriale en/of internationale wateren in de omgeving van [plaats] , opzettelijk Korporaal Operationele Dienst Operaties (KPLODOPS) [slachtoffer 1] en/of Korporaal Technische Dienst (KPLTDS) [slachtoffer 2] , die toen militair was/waren, althans die bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam was/waren, feitelijk heeft bedreigd met geweld en/of feitelijk heeft aangerand door toen en daar opzettelijk zich in de nacht met ontbloot onderlijf in het slaapverblijf van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te begeven en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op korte afstand te benaderen, terwijl zij in haar/hun bed(den) lagen en/of (vervolgens) (deels) de gordijntjes van haar/hun bed(den) te openen en/of onverhoeds zijn verdachtes ontblote (stijve) penis te tonen en/of vast te pakken en/of te betasten en/of te masturberen/af te trekken en/of daarbij te kreunen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat de verweten gedragingen niet onder het ten laste gelegde wetsartikel geschaard kunnen worden. Voor feitelijke militaire aanranding dient in het algemeen een fysieke aantasting te hebben plaatsgevonden, hetgeen hier niet het geval is geweest.
Beoordeling door de militaire kamer
[slachtoffer 1] (verder [slachtoffer 1] ) heeft in haar verhoor verklaard dat zij aan boord was van het schip [marineschip] . Zij lag te slapen in haar slaapverblijf. Toen zij wakker werd keek zij recht in het gezicht van verdachte. [slachtoffer 1] zag dat hij haar gordijntje in zijn hand had. [slachtoffer 1] vroeg verdachte of er iets aan de hand was of dat zij iets moest doen. [slachtoffer 1] zag dat verdachte alleen een bovenjasje aan had. Ze keek niet naar beneden, maar ze kon wel zien dat hij geen broek aan had. Verdachte noemde de naam van [slachtoffer 1] en vroeg haar om een knuffel. Hij deed dit drie keer. [slachtoffer 1] rook bij verdachte een hele sterke dranklucht. Zij heeft hem gevraagd of hij weg wilde gaan en vervolgens heeft ze het gordijntje van haar slaapverblijf weer dichtgedaan. Verdachte is hierna teruggekomen, waarbij hij tussen de bedstelling is gaan staan. [slachtoffer 1] hoorde op een gegeven moment gekreun en aftrekgeluiden. Haar collega [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) werd wakker, deed haar gordijntje open en zij zag dat verdachte zich aan het aftrekken was. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zagen dat er spul – vermoedelijk sperma of vocht van verdachte – op de grond lag wat er eerder nog niet lag. [2]
[slachtoffer 2] (verder [slachtoffer 2] ) heeft verklaard dat zij sliep in haar hut en op een gegeven moment wakker werd van gehijg en trekgeluiden. Haar gordijntje zat op dat moment dicht. Toen zij het gordijntje half open trok zag zij niets. Het geluid bleef echter doorgaan. [slachtoffer 2] zag dat het gordijntje dat zij eerder had dicht gedaan, half open stond. [slachtoffer 2] zag het onderlichaam van een man. De man was helemaal naakt en zij zag dat hij zich aan het aftrekken was. Toen zij haar bed uit was gestapt zag zij dat de man alleen het jasje van zijn boordtenue aan had. [slachtoffer 2] hoorde later van [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) dat [slachtoffer 2] tegen de man heeft geroepen: “ga eruit”. Toen de man de hut uitliep, zag zij dat het verdachte was. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zagen toen dat er twee druppels op de grond lagen. [3]
Ten aanzien van feit 1:
De militaire kamer is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en van [slachtoffer 2] gedetailleerd en betrouwbaar zijn. Daarnaast zijn de verklaringen ondersteunend aan elkaar ten aanzien van de aan verdachte tenlastegelegde gedragingen. De militaire kamer acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte de eerbaarheid heeft geschonden door op een niet openbare plaats, te weten het slaapverblijf aan boord van het marineschip [marineschip] , zijn penis te ontbloten en aftrekkende bewegingen te maken in de nabijheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die daarvan tegen hun wil getuige zijn geweest.
Ten aanzien van feit 2:
Om tot een bewezenverklaring te komen van feitelijke aanranding zoals gesteld in artikel 140 van het Wetboek van Militair Strafrecht dient een fysieke aantasting te hebben plaatsgevonden. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijkt niet dat hiervan sprake is geweest, waardoor de militaire kamer – met de officier van justitie – van oordeel is dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op één
of meertijdstip
(pen)in
of omstreeksde periode van 13 december 2023 tot en met 14 december 2023 aan boord van het marineschip [marineschip] te of nabij [plaats] ,
in elk geval in de territoriale en/of internationale wateren in de omgeving van [plaats] ,de eerbaarheid heeft geschonden door op een niet openbare plaats, te weten in het slaapverblijf/hut aan boord van het marineschip [marineschip] , terwijl
eenander
en, te weten [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] , daarbij
haars/huns ondanks tegenwoordig
warenwas, door het voornoemde slaapverblijf met een ontbloot onderlijf, waarbij zijn verdachtes (stijve) penis zichtbaar was, te betreden en
/of (vervolgens
)zijn verdachtes ontblote (stijve) penis vast te pakken en
/ofte betasten en/of te masturberen/af te trekken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het meewerken aan een gedragsinterventie. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 80 uren werkstraf subsidiair 40 dagen hechtenis.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schennispleging door zich af te trekken in het slaapvertrek van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Verdachte heeft grensoverschrijdend en respectloos gehandeld ten opzichte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die lagen te slapen in hun hut en zich niet konden onttrekken aan het gedrag van verdachte. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijkt dat zij erg geschrokken en ontdaan waren door het gedrag van verdachte.
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 4 oktober 2024 van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Uit de reclasseringsrapportage van 15 oktober 2024 volgt dat het alcoholgebruik van verdachte mogelijk van invloed is geweest op het ten laste gelegde. De reclassering acht het aannemelijk dat het alcoholgebruik een ontremmende werking heeft gehad op het gedrag van verdachte.
De reclassering ziet geen duidelijke aanwijzingen dat sprake is van seks als coping en er worden geen risico’s voor seksueel grensoverschrijdend gedrag geconstateerd. Ten aanzien van de overige leefgebieden is volgens de reclassering altijd sprake geweest van stabiliteit. Verdachte beschikt over een steunend sociaal netwerk, hetgeen volgens de reclassering als een beschermende factor kan worden beschouwd. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als laag. Bij een veroordeling acht de reclassering een gedragsinterventie gericht op het alcoholgebruik, eventueel in combinatie met seksualiteit geïndiceerd, om verdachte inzicht te geven in zijn gedrag.
Alles overwegend acht de militaire kamer de eis van de officier van justitie passend en geboden. De militaire kamer legt daarom aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, met als bijzondere voorwaarden het meewerken aan een door de reclassering te bepalen gedragsinterventie en een meldplicht bij de reclassering gedurende de gedragsinterventie. Daarnaast legt de meervoudige militaire kamer aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op van 80 uren.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 11.457,87 aan materiële schade en € 4.275,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van de materiële schade geheel kan worden toegewezen en dat de vordering tot vergoeding van de immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00, met toekenning van de wettelijke rente, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het meerdere deel van gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de officier van justitie verzocht de vordering af te wijzen.
Overweging van de militaire kamer
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de gemiste inkomsten, bestaande uit het vaargeld en de langdurigheidstoeslag, volledig kan worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de militaire kamer vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de schennispleging van verdachte heeft de benadeelde immers geestelijk letsel in de vorm van PTSS opgelopen en ervaart zij andere psychische klachten, zoals slecht slapen, gevoel van onveiligheid en het hebben van herbelevingen. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De militaire kamer houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen hebben toegewezen. Naar billijkheid stelt zij het smartengeld vast op een bedrag van € 1.250,00.
De militaire kamer zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 14 december 2023 wettelijke rente verschuldigd over de immateriële schadevergoeding. Verdachte is wettelijke rente over de door benadeelde gemiste inkomsten over 2024 verschuldigd vanaf het moment dat de vordering is ingediend, te weten 18 december 2024.
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 239 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Fivoor reclassering, op het adres: Stationsplein 21 in Heerhugowaard. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak de reclassering dat nodig vindt, voor de duur van de gedragsinterventie;
- verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie Leefstijltraining, of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich hierbij aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een
taakstraf van 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
  • veroordeelt verdachte in verband met feit onder 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 11.457,87 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, en € 1.250,00 aan smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 11.457,87 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, en € 1.250,00 aan smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 95 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. R.P.W. van de Meerakker, en Kolonel mr. H.M. Stratenus (militair lid), rechters, in tegenwoordigheid van L. Willems, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 januari 2025.
Mr. R.P.W. van de Meerakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, afdeling zeden, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 24030609060001, gesloten op 12 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor, p. 7-8.
3.Proces-verbaal van verhoor, p. 21-22.