In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van oplichting via WhatsApp. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als pleger of medepleger van de oplichtingen aan te merken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet actief had deelgenomen aan de oplichtingen en dat er onvoldoende bewijs was voor een bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachten. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast werden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat er geen bewijs was dat de benadeelden schade hadden geleden door het handelen van de verdachte. De rechtbank heeft ook beslist over het beslag op de in beslag genomen telefoons, waarbij de iPhone van de verdachte werd teruggegeven, terwijl de andere telefoons aan het verkeer werden onttrokken.