ECLI:NL:RBGEL:2025:3552

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
C\05\448991 KG RK 25-207
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure

Op 6 mei 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoekster tegen mr. A.S.W. Kroon, de behandelend rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend op 17 maart 2025 en betrof de afwijzing van een verzoek om uitstel van de zitting in de bestuursrechtprocedure vanwege medische redenen. Verzoekster stelde dat de rechter haar verzoek om uitstel had afgewezen zonder medische verklaring, wat volgens haar in strijd was met eerdere uitspraken van de Hoge Raad. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 april 2025 zijn zowel verzoekster als de rechter niet verschenen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoekster geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die wijzen op (de schijn van) vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat zij niet in de beoordeling van rechterlijke beslissingen treedt en dat de onpartijdigheid van de rechter wordt vermoed. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat er geen grond was voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing

RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/448991 KG RK 25-207
Beslissing van 6 mei 2025
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster]
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. A.S.W. Kroon,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 17 maart 2025;
  • de schriftelijke reactie van 24 maart 2025 van de rechter (en de op 3 april 2025 nagezonden kopie daarvan vanwege het ontbreken van de tweede pagina van voornoemde reactie;
  • de e-mailberichten met bijlagen van verzoekster van 22 april 2025 voorafgaand aan de mondelinge behandeling en haar verzoek om een schriftelijke reactie te mogen indienen voor 29 april 2025 (hierna: de e-mailberichten van verzoekster van 22 april 2025);
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 22 april 2025;
1.2.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek zijn verzoekster en de rechter – beiden na voorafgaand bericht van afmelding – niet verschenen.

2.Het verzoek om een schriftelijke reactie in te mogen dienen

2.1.
Direct na afloop van de mondelinge behandeling heeft de griffie van de wrakingskamer per e-mailbericht aan verzoekster laten weten dat de wrakingskamer haar e-mailberichten van 22 april 2025 heeft ontvangen. De wrakingskamer heeft geconstateerd dat verzoekster daarin geen verzoek heeft gedaan tot aanhouding van de mondelinge behandeling. De wrakingskamer heeft aan verzoekster meegedeeld dat de behandeling van haar wrakingsverzoek dan ook die middag op de zitting heeft plaatsgevonden en dat het onderzoek daarna is gesloten, zodat geen stukken meer kunnen worden ingediend. Tot slot is aan verzoekster meegedeeld dat er binnen twee weken een uitspraak zal worden gedaan op haar wrakingsverzoek.
3. Het wrakingsverzoek
3.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de behandelend rechter in de bestuursrechtelijke procedure met zaaknummer: ARN 25/36 (hierna: de bestuursrechtprocedure).
3.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke wrakingsverzoek -kort samengevat- het volgende aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Verzoekster stelt dat zij voorafgaand aan de zitting in de bestuursrechtprocedure een verzoek heeft gedaan tot uitstel van de zitting vanwege medische redenen waardoor zij stelt dat zij niet aanwezig kon zijn bij deze zitting en belet werd om aan de zaak te werken. Volgens verzoekster heeft de rechter dit verzoek afgewezen vanwege het ontbreken van een medische verklaring en vanwege de aard van de procedure: namelijk een spoedprocedure voorlopige voorziening. Verzoekster stelt dat de Hoge Raad in een uitspraak heeft aangegeven dat het ontbreken van een medische verklaring niet automatisch tot het weigeren van uitstel van de zitting mag leiden. Verzoekster voert verder aan dat zij heeft aangegeven dat zij op grond van de AVG [1] die in de bestuursrechtprocedure volgens haar een belangrijke rol speelt geen medische gegevens overlegt. Het heeft volgens verzoekster vier tot zes weken geduurd voordat er een definitieve zitting werd gepland in de bestuursrechtprocedure terwijl de gemiddelde termijn waarbinnen een kort gedingprocedure, zelfs met veel minder urgente zaken, volgens haar wordt behandeld gemiddeld twee weken is. Zij wijst er verder op dat zij zich vroegtijdig volledig beschikbaar heeft gesteld voor een zittingsdatum. Daarnaast stelt verzoekster dat de rechter ook haar tweede verzoek om haar zaak alsnog met bijlagen toe te lichten en te onderbouwen, heeft afgewezen. Verzoekster stelt dat de rechter tot tweemaal toe heeft geweigerd om haar in de gelegenheid te stellen om haar standpunt toe te lichten dan wel te onderbouwen met externe bijlagen door voornoemde verzoeken af te wijzen terwijl de wederpartij in de bestuursrechtprocedure onbelemmerd verweer heeft kunnen voeren.
3.3.
De rechter heeft op het wrakingsverzoek gereageerd en heeft verklaard niet in de wraking te berusten. Volgens de rechter is het wrakingsverzoek ongegrond. Haar verdere reactie zal hierna -voor zover nodig- worden besproken.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen
waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de
rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief
gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te
zijn, omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid
toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een
zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde
schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoekster die concrete omstandigheden
moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
4.2.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoekster niet heeft gesteld op welke wijze uit hetgeen zij heeft aangevoerd, blijkt dat sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Voor zover de wrakingskamer uit het verzoek moet begrijpen dat verzoekster het niet eens is met een door de rechter gemaakte (proces)beslissing om de geplande zitting in de bestuursrechtprocedure ondanks het verzoek van verzoekster doorgang te laten vinden en/of verzoekster niet in de gelegenheid te stellen om na de zitting alsnog gronden en stukken in te laten dienen, wordt opgemerkt dat de wrakingskamer niet in de beoordeling treedt van rechterlijke beslissingen. De wrakingsprocedure is daar niet voor bedoeld, omdat daarin uitsluitend wordt beoordeeld of er sprake is van (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking.
4.3.
De rechter heeft in haar reactie laten weten dat verzoekster op maandag 10 maart 2025 heeft verzocht om aanhouding van de zitting in de bestuursrechtprocedure, omdat zij wegens ziekte niet in staat zou zijn om naar de zitting te komen en dat dit verzoek via een bericht van de griffie schriftelijk is afgewezen. De motivering die bij deze afwijzing werd gegeven, hield volgens de rechter in dat alleen bij hoge uitzondering uitstel kon worden verleend, omdat een voorlopige voorziening werd gevraagd en dat van een dergelijke uitzondering mogelijk sprake kon zijn als verzoekster met medische stukken aannemelijk kon maken dat zij niet naar de zitting kon komen. Volgens de rechter heeft verzoekster niet meer gereageerd op dit griffiebericht waarop de zitting doorgang heeft gevonden. De rechter voert daarbij aan dat zij voorafgaand aan deze zitting dus niet op de hoogte was van de pas na de zitting door verzoekster genoemde principiële reden om geen medische informatie te willen verschaffen, namelijk vanwege haar privacy. De rechter geeft verder aan dat zij bevoegd gebruik heeft gemaakt van de in artikel 2.13 lid 1 van het landelijk procesreglement bestuursrecht rechtbanken gegeven mogelijkheid om bewijsstukken op te vragen als om aanhouding van een zitting wordt verzocht. Daarnaast voert de rechter aan dat verzoekster is geïnformeerd dat haar bericht van 14 maart 2025 geen aanleiding geeft om het onderzoek te heropenen en dat de motivering van die beslissing in de uitspraak zal worden gegeven. De rechter wijst erop dat deze uitspraak nog niet is gedaan en de motivering dus ook nog niet is gegeven. Uit het beginsel van hoor en wederhoor volgt verder dat de wederpartij van verzoekster zich ter zitting heeft mogen verweren tegen de standpunten van verzoekster en als verzoekster naar de zitting was gekomen, dan was zij ook in de gelegenheid geweest om haar standpunten nader toe te lichten, aldus -nog steeds- de rechter.
4.4.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoekster niet heeft aangevoerd dat deze handelswijze van de rechter onjuiste of onbegrijpelijke (proces)beslissingen inhouden die uitsluitend kunnen worden verklaard door (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Verzoekster heeft ook geen concrete feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat de rechter desondanks vooringenomen was of dat de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond.
4.5.
De wrakingskamer is gelet op het voorgaande van oordeel dat gesteld noch gebleken is van (de schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Om die reden wordt het wrakingsverzoek afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg (voorzitter), mr. S. Boot, mr. Y.H.M. Marijs (leden) in tegenwoordigheid van de griffier mr. [griffier] en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
de griffier de voorzitter

Voetnoten

1.AVG = Algemene verordening gegevensbescherming.