ECLI:NL:RBGEL:2025:3494

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
ARN 24/5690
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toeslagenaffaire en herbeoordeling kinderopvangtoeslag door de Dienst Toeslagen

Deze uitspraak betreft een verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag door eiseres, die zich gedupeerd voelt door de besluiten van de Dienst Toeslagen. De Dienst heeft vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2006, 2007 en 2009 tot en met 2011. Eiseres heeft hiertegen beroep aangetekend en voert verschillende beroepsgronden aan, waaronder de stelling dat de Dienst met vooringenomenheid heeft gehandeld en dat er sprake is van hardheid bij de terugvordering van de kinderopvangtoeslag.

De rechtbank heeft de zaak op 22 april 2025 behandeld en vastgesteld dat eiseres geen beroepsgronden heeft ingediend voor het toeslagjaar 2007 en de beroepsgronden voor 2008 niet langer handhaaft. De rechtbank concludeert dat de Dienst niet met vooringenomenheid heeft gehandeld en dat er geen sprake is van hardheid bij de terugvordering van de toeslagen voor de jaren 2009 tot en met 2011. Eiseres heeft in deze jaren geen recht op kinderopvangtoeslag gehad, omdat zij geen uren kinderopvang heeft afgenomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen compensatie ontvangt en ook geen griffierecht of proceskosten vergoed krijgt.

De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, en is openbaar uitgesproken. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/5690

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J. van de Wiel),
en

de Dienst Toeslagen

(gemachtigden: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De dienst heeft vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op compensatie over de jaren 2006 en 2007 en de jaren 2009 tot en met 2011. Eiseres is het niet eens met de besluiten van de Dienst. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de Dienst eiseres over de genoemde jaren niet hoeft te compenseren. Niet is gebleken dat de Dienst met vooringenomenheid heeft gehandeld. Ook was er geen sprake van hardheid bij de terugvordering van de kinderopvangtoeslag
.Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres is aangemerkt als gedupeerde van de toeslagenaffaire. Aan haar is daarom een forfaitaire compensatie toegekend van € 30.000 (de Catshuisregeling). Vervolgens heeft de dienst de zogenoemde integrale beoordeling verricht. In dat verband heeft de Dienst op 18 augustus 2022 vastgesteld dat bij de beoordeling over het toeslagjaar 2008 fouten zijn gemaakt. Eiseres krijgt daarom voor dit toeslagjaar een compensatiebedrag. Voor de jaren 2006, 2007 en 2009-2011 is geen compensatie toegekend. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 10 juli 2024 op het bezwaar van eiseres heeft de Dienst het bezwaar gegrond verklaard in verband met een verkeerd berekend rentebedrag over de compensatie voor het toeslagjaar 2008. De bezwaren tegen de afwijzing van compensatie voor de overige toeslagjaren zijn ongegrond verklaard. Het definitieve compensatiebedrag bedraagt €7.200. Omdat eiseres al een bedrag van €30.000 heeft gekregen, krijgt eiseres geen extra bedrag uitbetaald.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De Dienst heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de Dienst.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank stelt vast dat eiseres ten aanzien van toeslagjaar 2007 geen beroepsgronden heeft ingediend. Op de zitting heeft eiseres laten weten de beroepsgronden die zien op het toeslagjaar 2008 niet langer te handhaven. Dit betekent dat enkel de toeslagjaren 2006 en 2009 tot en met 2011 in deze uitspraak aan bod zullen komen.
Heeft de Dienst in 2006 met vooringenomenheid gehandeld?
4. Eiseres voert aan dat de mogelijkheid bestaat dat de Dienst in 2006 met vooringenomenheid heeft gehandeld. Eiseres heeft in april 2006 kinderopvangtoeslag aangevraagd en de uitbetaling hiervan heeft pas in augustus 2006 plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot betalingsproblemen en schulden. De bij de Dienst ontstane misverstanden over de uitbetaling en het niet tijdig toekennen van een voorschot van de kinderopvangtoeslag duiden op vooringenomenheid. Het feit dat uiteindelijk het correcte voorschot werd toegekend, doet niet af aan het feit dat eiseres benadeeld is door het lange uitblijven ervan waar geen enkele valide reden voor was.
4.1.
De Dienst stelt dat niet is vast te stellen of de beslistermijn op de aanvraag is overschreden. De aanvraag is namelijk niet meer te traceren. Wel is te zien dat het voorschot pas eind augustus 2006 is uitgekeerd. Dit maakt het waarschijnlijk dat de behandeling van de aanvraag langer op zich heeft laten wachten en dat wijst op een onzorgvuldigheid. De Dienst heeft tijdens de zitting uitgelegd dat het vaker voorkomt dat op een aanvraag niet binnen de wettelijke beslistermijn wordt beslist. Dat kan om verschillende redenen zijn maar dit duidt niet direct op vooringenomenheid. De rechtbank volgt dit. De schending van een wettelijke beslistermijn is onzorgvuldig, maar de rechtbank ziet daarin – zonder bijkomende omstandigheden – geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de Dienst vooringenomen heeft gehandeld. Die bijkomende omstandigheden zijn er in dit geval niet. Dat over het jaar 2008 wel compensatie is toegekend vanwege vooringenomen handelen, betekent - anders dan eiseres stelt – niet dat dit daarom ook in het toeslagjaar 2006 al het geval was. Bovendien zou dit in de benadering van eiseres dan ook gelden voor het toeslagjaar 2007, maar de afwijzing van compensatie over dat jaar heeft eiseres niet betwist.
Was er sprake van hardheid bij de terugvordering over de jaren 2009 tot en met 2011?
5. Verder voert eiseres aan dat ten aanzien van de toeslagjaren 2009 tot en met 2011 sprake is geweest van schade als gevolg van hardheid van het systeem. Eiseres heeft met het antwoordformulier van september 2010 aangegeven dat zij in 2009 geen kinderopvang heeft afgenomen en heeft de Dienst in november 2010 telefonisch bericht dat ook in 2010 geen opvang is afgenomen en dat de kinderopvangtoeslag kon worden stopgezet. Desondanks is de toeslag over die jaren volledig aan haar uitbetaald. Zij heeft hier echter nooit weet van gehad omdat ze destijds onder bewind stond. Ze kreeg geen post en had ook geen zicht op de financiën. Dit liep allemaal via de bewindvoerder. Ze wijst er daarbij op dat het traject vanaf 6 december 2010 is omgezet in de wettelijke schuldsanering welke liep tot 6 december 2011. Aan het einde van het traject, zo blijkt uit een proces-verbaal van de Rechtbank Zutphen van 16 november 2011, zijn de bestaande schulden aan de belastingdienst meegenomen met de schone lei die aan eiseres is verleend. Dat was voor haar het moment dat ze het schuldenverleden achter zich kon laten en een nieuwe start kon maken, het was dan ook een complete verrassing toen in 2013 de kinderopvangtoeslag werd teruggevorderd over de toeslagjaren 2009 tot en met 2011. Dit heeft haar emotioneel hard geraakt. De terugvordering getuigt volgens eiseres in dit licht bezien dan ook van een bijzondere hardheid.
5.1.
De Dienst kent compensatie toe aan een aanvrager die schade heeft geleden door hardheid bij de toepassing van de wetgeving van de kinderopvangtoeslag. [1] Van hardheid is sprake als de kinderopvangtoeslag op nihil is vastgesteld in plaats van naar rato van het bedrag van de kosten waarvan de aanvrager van een kinderopvangtoeslag heeft aangetoond dat deze tijdig zijn betaald aan de kinderopvangorganisatie. Ook is er sprake van hardheid van het stelsel bij de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden waarbij de kinderopvangtoeslag in zijn geheel is teruggevorderd en deze terugvordering onevenredig was in verhouding tot de met die terugvordering te dienen doelen. Er is op zichzelf geen sprake van een bijzondere omstandigheid als de terugvordering het gevolg is van een afwijking tussen het daadwerkelijk afgenomen aantal uren kinderopvang en het aantal uren kinderopvang op basis waarvan het voorschot kinderopvangtoeslag is berekend in dat berekeningsjaar. De financiële situatie of financiële problemen van een belanghebbende, die terugbetaling van toeslagen verhinderden, zullen in het algemeen niet leiden tot de conclusie dat diegene gedupeerd is door hardheid van het stelsel. [2]
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank hoeft de Dienst eiseres niet te compenseren voor de toeslagjaren 2009 tot en met 2011. Er is geen sprake van hardheid. Eiseres heeft in deze jaren namelijk geen recht op kinderopvangtoeslag gehad omdat zij ook geen uren kinderopvang heeft afgenomen. Dit maakt dat de Dienst de voorschotten heeft mogen terugvorderen. Dat eiseres zelf geen zicht had op haar financiën en de bewindvoerder niet heeft opgemerkt dat eiseres voorschotten kreeg waar zij geen recht op had, kan de Dienst niet worden verweten. Ook is in dit geval niet van belang dat aan eiseres in 2011 een schone lei verklaring is verstrekt. In de eerste plaats niet omdat de schuld uit de terugvordering van de kinderopvangtoeslag op dat moment nog niet bestond, Maar bovendien moet goed in het oog worden gehouden dat de Dienst in 2011 niet als schuldeiser aan de schuldsaneringsprocedure heeft deelgenomen. Voor zover de Belastingdienst op de schone lei verklaring wordt genoemd als één van de schuldeisers, wijst de rechtbank er op dat de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen twee verschillende bestuursorganen zijn, die van elkaar moeten worden onderscheiden.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen compensatie krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van R. Visscher, griffier. Uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 2.1., eerste lid, onder b, van de Wht.
2.Kamerstukken II, 2021/2022, 36151 nr. 3.