ECLI:NL:RBGEL:2025:3340

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
05.022726.25, 96.164342.21 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkelovervallen met bedreiging met mes

Op 29 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere winkelovervallen. De verdachte, geboren in 1988 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het plegen van gewapende overvallen waarbij hij winkelmedewerkers bedreigde met een mes. De overvallen vonden plaats tussen 12 januari en 21 januari 2025 in verschillende winkels in Angeren en Arnhem. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal met geweld en poging tot afpersing. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank wees ook vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen toe, maar verklaarde de vorderingen tot immateriële schade niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05.022726.25, 96.164342.21 (tul)
Datum uitspraak : 29 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op de [adres] , [postcode] in [plaats] ,
op dit moment aldaar gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 januari 2025 tot en met 21 januari 2025 te Doornenburg, gemeente Lingewaard en/of te Arnhem, in ieder geval in Nederland, (telkens) een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (filiaal [filiaal 1] ) en/of
- [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] (filiaal [filiaal 2] ),
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal(len) werd(en) voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers is/heeft hij, verdachte, (telkens)
- al dan niet met bedekt gelaat (een mondkapje en/of een hoofdband en/of een bandana) en/of een muts en/of een capuchon op en/of handschoenen aan voornoemde bedrijven binnengegaan en/of
- opzettelijk dreigend en/of intimiderend aan
die [slachtoffer 1] op 12 januari 2025 te Doornenburg, gemeente Lingewaard en/of
die [slachtoffer 3] op 16 januari 2025 te Arnhem en/of
die [slachtoffer 5] op 17 januari 2025 te Arnhem
- een (groot) keukenmes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerp met de punt in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] gehouden, althans een (groot) keukenmes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerp getoond/voorgehouden aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] en/of
- zich opzettelijk dreigend en/of intimiderend voorover gebogen naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] , terwijl hij voornoemd keukenmes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand had en/of
- daarbij (telkens) opzettelijk dreigend en/of intimiderend (meerdere malen) geroepen/gezegd (zakelijk weergegeven) ‘open de kassa’ en/of ‘open die lade nu’ en/of ‘als je meewerkt, doe ik je niets’ en/of ‘doe de kassa open, doe de kassa open’ en/of ‘snel, geef me het geld’, althans woorden van gelijke strekking;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 januari 2025 tot en met 21 januari 2025 te Angeren, gemeente Lingewaard en/of Arnhem, althans in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] te dwingen tot de afgifte van een of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 9] , (filiaal [filiaal 3] ) en/of de [slachtoffer 10] (filiaal [filiaal 4] ), in elk geval aan de [slachtoffer 9] , (filiaal [filiaal 3] ) en/of de [slachtoffer 10] (filiaal [filiaal 4] ) en/of een derde toebehoorde(n)
- al dan niet met bedekt gelaat (een mondkapje en/of een bril met donkere glazen) en/of een muts en/of een capuchon op en/of handschoenen aan voornoemde bedrijven binnengegaan en/of
- opzettelijk dreigend en/of intimiderend aan die [slachtoffer 7] op 14 januari 2025 te Angeren, gemeente Lingewaard en/of die [slachtoffer 8] op 21 januari 2025 te Arnhem
- een (groot) keukenmes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerp met de punt in de richting van die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] gehouden, althans een (groot) keukenmes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerp getoond/voorgehouden aan die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of
- zich opzettelijk dreigend en/of intimiderend in de directe nabijheid van die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] begeven, terwijl hij voornoemd keukenmes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand had en/of
- daarbij (telkens) opzettelijk dreigend en/of intimiderend (meerdere malen) geroepen/gezegd (zakelijk weergegeven) ‘mag ik geld?! Ik wil jouw geld?!’ en/of ‘open die lade nu’ en/of ‘geef geld’, althans woorden van gelijke strekking, terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 20 januari 2025 te Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] (filiaal [filiaal 5] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 11] voornoemd, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers is/heeft hij, verdachte,
- al dan niet met bedekt gelaat en/of een muts en/of een capuchon op en/of handschoenen aan voornoemd bedrijf binnengegaan en/of
- zich in de directe nabijheid van die [slachtoffer 11] begeven en/of
- zich opzettelijk dreigend en/of intimiderend voorover gebogen naar die [slachtoffer 11] en/of
- met zijn linkerarm een greep gedaan in de kassalade en/of
- (terwijl die [slachtoffer 11] de kassalade sloot en achteruit deinsde) geprobeerd de sjaal van die [slachtoffer 11] te grijpen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 31-32;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 68-69;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 111-113;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 april 2025.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , p. 52-54;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] , p. 160-161;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 april 2025.
Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft ter terechtzitting een grotendeels bekennende verklaring afgelegd. Verdachte heeft echter ontkend dat hij heeft geprobeerd om de sjaal van kassamedewerker [slachtoffer 11] te grijpen, zoals ten laste is gelegd. Over dat gedeelte van de tenlastelegging gaat de aanvullende overweging hierna. Voor het overige is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 11] , p. 123-124;
- het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [slachtoffer 12] , p. 134-135;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 april 2025.
Aanvullende overweging
[slachtoffer 11] heeft in haar aangifte verklaard dat zij zag dat de man, direct nadat zij de kassalade had dichtgedrukt om ervoor te zorgen dat hij niks uit de kassalade kon grijpen, naar haar sjaal probeerde te grijpen met zijn linkerhand. [2] De aangifte vindt op dit punt steun in de camerabeelden die door de politie zijn uitgekeken en beschreven. [3] Uit die beschrijving volgt dat de man zijn linkerhand uitsteekt in de richting van de kassa, zich dan met zijn bovenlichaam over de balie buigt en met zijn linkerarm naar de medewerker reikt. Op basis van het voorgaande acht de rechtbank ook het onderdeel van het grijpen naar de sjaal door verdachte wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij, op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 12 januari 2025 tot en met 21 januari 2025 te Doornenburg, gemeente Lingewaard en
/ofte Arnhem
, in ieder geval in Nederland,
(telkens
)een hoeveelheid geld,
in elk geval enig goed,dat
/diegeheel of ten dele aan
-
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] (filiaal [filiaal 1] ) en
/of-
[slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 4] en
/of-
[slachtoffer 5] en/of[slachtoffer 6] (filiaal [filiaal 2] ),
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal
(len
)werd
(en
)voorafgegaan
envergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 5]
voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken, en
/ofom, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers is/heeft hij, verdachte,
(telkens
)- al dan niet met bedekt gelaat (een mondkapje en/of een hoofdband en/of een bandana) en/of een muts en/of een capuchon op en/of handschoenen aan voornoemde bedrijven binnengegaan en
/of- opzettelijk dreigend en
/ofintimiderend aan
die [slachtoffer 1] op 12 januari 2025 te Doornenburg, gemeente Lingewaard en
/ofdie [slachtoffer 3] op 16 januari 2025 te Arnhem en
/ofdie [slachtoffer 5] op 17 januari 2025 te Arnhem
- een (groot) keukenmes
, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerpmet de punt in de richting van die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 5] gehouden,
althans een (groot) keukenmes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerp getoond/voorgehouden aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5]en
/of- zich opzettelijk dreigend en
/ofintimiderend voorover gebogen naar die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 5] , terwijl hij voornoemd keukenmes
, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerpin zijn hand had en
/of- daarbij
(telkens
)opzettelijk dreigend en
/ofintimiderend (meerdere malen) geroepen/gezegd (zakelijk weergegeven) ‘open de kassa’ en/of ‘open die lade nu’ en/of ‘als je meewerkt, doe ik je niets’ en/of ‘doe de kassa open, doe de kassa open’ en/of ‘snel, geef me het geld’
, althans woorden van gelijke strekking;
2.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 12 januari 2025 tot en met 21 januari 2025 te Angeren, gemeente Lingewaard en
/ofArnhem
, althans in Nederland, (telkens
)ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 7] en
/of[slachtoffer 8] te dwingen tot de afgifte van
een of meerderegeldbedragen
, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 9] , (filiaal [filiaal 3] ) en
/ofde [slachtoffer 10] (filiaal [filiaal 4] )
, in elk geval aan de [slachtoffer 9] , (filiaal [filiaal 3] ) en/of de [slachtoffer 10] (filiaal [filiaal 4] ) en/of een derdetoebehoorde
(n
)- al dan niet met bedekt gelaat (een mondkapje en/of een bril met donkere glazen) en/of een muts en/of een capuchon op en/of handschoenen aan voornoemde bedrijven binnengegaan en
/of- opzettelijk dreigend en
/ofintimiderend aan die [slachtoffer 7] op 14 januari 2025 te Angeren, gemeente Lingewaard en
/ofdie [slachtoffer 8] op 21 januari 2025 te Arnhem
- een (groot) keukenmes
, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerpmet de punt in de richting van die [slachtoffer 7] en
/of[slachtoffer 8] gehouden
, althans een (groot) keukenmes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerp getoond/voorgehouden aan die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8]en
/of- zich opzettelijk dreigend en
/ofintimiderend in de directe nabijheid van die [slachtoffer 7] en
/of[slachtoffer 8] begeven, terwijl hij voornoemd keukenmes
, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerpin zijn hand had en
/of- daarbij
(telkens
)opzettelijk dreigend en
/ofintimiderend (meerdere malen) geroepen/gezegd (zakelijk weergegeven) ‘mag ik geld?! Ik wil jouw geld?!’ en
/of‘open die lade nu’ en
/of‘geef geld’,
althans woorden van gelijke strekking,
terwijl de uitvoering van
dat/die voorgenomen
misdrijf/misdrijven niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks20 januari 2025 te Arnhem
, althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld
, in elk geval enig goed,dat
/diegeheel of ten dele aan
[slachtoffer 11] en/of[slachtoffer 12] (filiaal [filiaal 5]
), in elk geval aan een ander dan aan verdachtetoebehoorde
(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging te doen voorafgaan
ente doen vergezellen
en/of te doen volgenvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 11] voornoemd, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken, en
/ofom, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers is/heeft hij, verdachte,
- al dan niet met bedekt gelaat en
/ofeen muts en
/ofeen capuchon op en
/ofhandschoenen aan voornoemd bedrijf binnengegaan en
/of- zich in de directe nabijheid van die [slachtoffer 11] begeven en
/of- zich opzettelijk dreigend en
/ofintimiderend voorover gebogen naar die [slachtoffer 11] en
/of- met zijn linkerarm een greep gedaan
in de kassaladeen
/of- (terwijl die [slachtoffer 11] de kassalade sloot en achteruit deinsde) geprobeerd de sjaal van die [slachtoffer 11] te grijpen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, meermaals gepleegd.
feit 2:
Poging tot afpersing, meermaals gepleegd.
feit 3:
Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de op te leggen straf aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten voor diefstal gevolgd door geweld en aan verdachte een gevangenisstraf met een aanzienlijk voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Daaraan dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering. De raadsman heeft bepleit dat het onvoorwaardelijke strafdeel beperkt dient te blijven, bijvoorbeeld een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Daarnaast zou de rechtbank aan verdachte een taakstraf kunnen opleggen, eventueel met elektronische monitoring. Bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur kan de reclassering niet aan de slag met verdachte en zullen de thans aanwezige motiverende en beschermende factoren tenietgaan. Het zal het gezin van verdachte raken en gevolgen hebben voor zijn intrinsieke motivatie om te werken aan zijn verslavingsproblematiek.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft in een periode van tien dagen zes winkels overvallen dan wel dat geprobeerd. Bij vijf overvallen heeft hij de winkelmedewerkers, van wie een aantal nog minderjarig was, van dichtbij bedreigd met een groot keukenmes en gesommeerd om hem geld te geven uit de kassa. Bij drie winkels is het hem daadwerkelijk gelukt om het geld mee te nemen. Dat moet heel indrukwekkend zijn geweest voor de medewerkers, zoals uit hun verklaringen ook is gebleken. Een overval wordt gezien als een ‘High Impact Crime’; een ernstig delict dat als zeer beangstigend en bedreigend wordt ervaren door de slachtoffers. Dergelijke feiten veroorzaken ook maatschappelijke onrust en versterken de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft steeds slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en geen rekening gehouden met de gevolgen voor de slachtoffers.
Ter terechtzitting heeft verdachte de ernst van zijn daden erkend en spijt betuigd jegens de aangevers. Dit blijkt ook uit de handgeschreven brief die de rechtbank op 28 maart 2025 van verdachte heeft ontvangen, waarin hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Daaruit volgt onder meer dat verdachte in 2024 is veroordeeld voor winkeldiefstal in vereniging.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het advies van de reclassering van 4 april 2025. Daaruit volgt dat verdachte de delicten pleegde uit geldnood en onder grote druk door onder meer dreigende uithuiszetting voor hem en zijn jonge gezin. Zijn verslaving aan speed en alcohol, die al deels debet was aan zijn diverse problemen, heeft veel bijgedragen aan het nemen van onnodig verkeerde keuzes, waaronder de gepleegde delicten. Verdachte heeft op dit moment veel sterke beweegredenen om delictvrij te blijven; zijn relatie, gezin, huisvesting en anti-criminele houding. Met name op de leefgebieden middelengebruik en psychosociaal functioneren ziet de reclassering risico’s voor verdachte en de maatschappij. De reclassering acht daarom een straf met bijzondere voorwaarden geïndiceerd, waaronder een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname. Daarnaast wordt een (aanzienlijke) voorwaardelijke gevangenisstraf geadviseerd, als stok achter de deur ten aanzien van die bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank verder gekeken naar de oriëntatiepunten voor de rechtspraak en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Anders dan door de verdediging bepleit, acht de rechtbank dat aansluiting bij de oriëntatiepunten voor diefstal gevolgd door geweld of dreigen met een mes hier niet op zijn plaats is. Die oriëntatiepunten gelden namelijk voor een andersoortig delict, waarbij een persoon na betrapping op winkeldiefstal defensief geweld gebruikt of dreigt met een voorwerp. Verdachte is in verschillende gevallen gewapend met een groot mes naar de winkels gegaan en heeft dat mes ook direct doelbewust ingezet om de medewerkers te bedreigen om hem het geld uit de kassa te geven.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten zonder meer een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het korte tijdsbestek waarbinnen de overvallen zijn gepleegd, komt de rechtbank echter tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de reclassering een substantieel voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden heeft geadviseerd. De rechtbank zal dit advies overnemen, mede gezien de beschermende factoren en de motivatie die verdachte heeft getoond om aan zijn verslavingsproblematiek te werken.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering.
De tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de straf.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vorderen ieder een bedrag van
2.500,00 euro aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder hebben zij ieder om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Ook [slachtoffer 11] heeft als benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert in totaal een bedrag van 114,47 euro aan materiële schade, bestaande uit:
  • 6,53 euro aan reis- en parkeerkosten,
  • 107,94 euro aan gederfde inkomsten;
en een bedrag van 1.000,00 euro aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen geheel kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vorderingen tot immateriële schadevergoeding op het standpunt gesteld dat deze onvoldoende zijn onderbouwd om de hoogte van het geëiste bedrag te rechtvaardigen. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en de schadevergoeding op een lager bedrag vast te stellen.
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van materiële schade van [slachtoffer 11] heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
De vorderingen tot vergoeding van immateriële schade
Namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 7] ,
[slachtoffer 8] en [slachtoffer 11] is een bedrag aan immateriële schadevergoeding (smartengeld) gevorderd. Namens de voornoemde benadeelde partijen is gesteld dat de benadeelde partijen psychisch letsel hebben opgelopen naar aanleiding van de overvallen en de bedreiging met het mes. Daarmee is volgens de benadeelde partijen sprake van een aantasting in persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b BW.
Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat psychische schade is ontstaan als gevolg van het bewezenverklaarde. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank overweegt dat namens de benadeelde partijen onvoldoende concrete gegevens zijn aangevoerd om het bestaan van geestelijk letsel te kunnen vaststellen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan in dit geval niet met zich meebrengen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De door de benadeelden gestelde nadelige gevolgen, te weten gevoelens van angst, ongemak en verlies van onbevangenheid, hebben ongetwijfeld een nare impact op het leven van de benadeelden, maar zijn onvoldoende om de bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze te kunnen aannemen. Er zijn geen concrete gegevens aangevoerd op grond waarvan wel een aantasting in de persoon kan worden vastgesteld.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen tot immateriële schade/smartengeld.
De benadeelden kunnen zich hiermee nog wel tot de burgerlijke rechter wenden.
De vordering tot vergoeding van materiële schade van [slachtoffer 11]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
Het gevorderde bedrag voor gederfde inkomsten is voldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom een bedrag van in totaal 107,94 euro toewijzen.
De gevorderde reis- en parkeerkosten voor een bezoek aan het politiebureau zullen worden afgewezen, nu deze kosten niet zijn aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit of als kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid in de zin van artikel 6:96 lid 2 bij b van het Burgerlijk Wetboek.
Verdachte is over het toegewezen bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf 24 januari 2025, zijnde de laatste dag waarop de benadeelde partij niet heeft gewerkt.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 96-164342-21)

De politierechter heeft verdachte op 4 mei 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 jaren;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als
 stelt als
bijzondere voorwaardendat:
- verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Iriszorg Verslavingsreclassering, Nieuwe Oeverstraat 65, 6811 JB te Arnhem, telefoonnummer 088-6061600. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt onder meer het meewerken aan huisbezoeken;
- verdachte meewerkt aan een intake en aan een eventueel daaruit voortvloeiende ambulante behandeling voor zijn verslavingsproblematiek, bij een door de reclassering nader aan te wijzen GGZ-instelling. De eventuele behandeling start als er een behandelplaats beschikbaar is voor verdachte. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich ook in geval van klinische opname aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- verdachte geen drugs of alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- verdachte niet deelneemt aan kansspelen en zich hierop door de reclassering laat controleren;
- verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of bewindvoering. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur;
- verdachte zich gedurende zijn proeftijd niet bevindt in de zes winkelpanden waar onderhavige delicten plaatsvonden, te weten:
o [slachtoffer 2] , filiaal [filiaal 1] te Doornenburg;
o [slachtoffer 4] te Arnhem;
o [slachtoffer 6], filiaal [filiaal 2] te Arnhem;
o [slachtoffer 9] , filiaal [filiaal 3] te Angeren;
o [slachtoffer 10] , filiaal [filiaal 4] te Arnhem;
o [slachtoffer 12] , filiaal [filiaal 5] te Arnhem.
 stelt als
overige voorwaardendat verdachte:
- zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van veroordeelde ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 11] van € 107,94 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst af de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] voor zover deze ziet op reis- en parkeerkosten voor een bezoek aan het politiebureau;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 11] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 11] , een bedrag te betalen van € 107,94 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 2 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De beslissing op de vordering van de overige benadeelde partijen
 verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot smartengeld;
De beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 96-164342-21)
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 4 mei 2023 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand (parketnummer 96-164342-21).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Moorman (voorzitter), mr. L.M. Vogel en mr. S.W. van Kasbergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.K. Verberkt, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 april 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025017396, gesloten op 14 februari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 11] , p. 123-124.
3.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [slachtoffer 12] , p. 134-135.