ECLI:NL:RBGEL:2025:3195

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
05.333709.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksuele handelingen met minderjarigen door stiefgrootvader

Op 24 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele handelingen met zijn twee stiefkleinkinderen, die op het moment van de feiten 9 en 10 jaar oud waren. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden en moet schadevergoedingen betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere seksuele handelingen met de minderjarigen, waarbij hij zijn positie van zorg en waakzaamheid heeft misbruikt. De feiten vonden plaats in de periode van oktober 2023 tot en met oktober 2024. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte als bewijs gebruikt, ondersteund door verklaringen van de slachtoffers en getuigen, evenals rapportages van het NFI. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank kwam tot een lagere strafoplegging, rekening houdend met de bekennende houding van de verdachte en de omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/333709-24
Datum uitspraak : 24 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1960 in [plaats 1] (Nederlands Nieuw-Guinea),
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. L. Schyns, advocaat in Maastricht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 tot en met 30 juni 2024 te [plaats 2] met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 1] 2013), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, en/of
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2024 tot en met 30 juni 2024 te [plaats 2] met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 2014), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , te weten
- het brengen van zijn tong tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- het brengen van zijn vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ;
2.
hij
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 tot en met 30 juni 2024 te [plaats 2] met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 1] 2013), en/of
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2024 tot en met 30 juni 2024 te [plaats 2] met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 2014), ontucht heeft gepleegd door
- zijn tong over de vulva van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te brengen en/of
- de vulva van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] met zijn vingers te betasten en/of
- de billen van die [slachtoffer 1] met zijn vingers te betasten en/of
- zijn penis te ontbloten ten overstaan van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 2] te tongzoenen;
3.
hij
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 september 2024 te [plaats 2] met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 1] 2013), en/of
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2024 tot en met 13 oktober 2024 te [plaats 2] en/of te [plaats 3] met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 2014), een of meer seksuele handelingen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het brengen van zijn tong tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- het brengen van zijn vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ,
terwijl dit feit (telkens) werd begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder a, omschreven omstandigheden, te weten jegens een anderszins aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte toevertrouwd kind en/of jegens een aan verdachte ondergeschikt kind;
4.
hij
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 september 2024 te [plaats 2] met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 1] 2013), en/of
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2024 tot en met 13 oktober 2024 te [plaats 2] en/of te [plaats 3] met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 2014), een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- het brengen van zijn tong over de vulva van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- het betasten van de vulva van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] met zijn vingers en/of
- het betasten van de billen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] met zijn vingers en/of
- het ontbloten van zijn penis ten overstaan van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- het aftrekken, althans het betasten van zijn (ontblote) penis ten overstaan van die [slachtoffer 2] en/of
- het tongzoenen van die [slachtoffer 2] ,
terwijl dit feit (telkens) werd begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder a, omschreven omstandigheden, te weten jegens een anderszins aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte toevertrouwd kind en/of jegens een aan verdachte ondergeschikt kind.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , p. 34-38;
- het proces-verbaal voorlopige samenvatting studioverhoor [slachtoffer 2] , p. 44-45;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 69-70;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 73-76;
- het NFI-rapport van 3 december 2024, p. 118-124;
- het NFI-rapport van 20 februari 2025, ongenummerd;
- het proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , p. 135-138;
- het proces-verbaal voorlopige samenvatting studioverhoor [naam] , p. 143-144;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 193-207;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 211-226;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 april 2025.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de bekennende verklaring van verdachte, ook al wijkt die op punten af van de verklaringen van beide slachtoffers. Het dossier bevat een bericht van een recherchepsycholoog die mogelijke verklaringen heeft beschreven voor de beperkte(re) verklaringen van de slachtoffers. De bekennende verklaring van verdachte wordt ondersteund door de bewijsmiddelen, namelijk de verklaringen van de slachtoffers, de NFI-rapportages en de verklaring van getuige [getuige] , die verdachte heeft aangetroffen terwijl hij seksuele/ontuchtige handelingen pleegde met [slachtoffer 2] . Deze bewijsmiddelen bieden naar het oordeel van de rechtbank bovendien steunbewijs voor de gehele tenlastegelegde periode behalve ten aanzien van [slachtoffer 2] voor wat betreft de periode 1 april 2024 tot en met 30 juni 2024. Ten aanzien van feit 1 en 2 voor zover deze zien op [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft wisselend verklaard over de periode dat hij seksuele handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 2] . Bij zijn verhoor bij de politie (in oktober 2024) heeft hij verklaard dat het met [slachtoffer 2] ongeveer vier maanden had geduurd. De rechtbank is om die reden van oordeel dat het dossier ten aanzien van [slachtoffer 2] onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor de periode vóór juli 2024. De rechtbank spreekt verdachte vrij van die onderdelen van de tenlastelegging.
Daarnaast is onvoldoende komen vast te staan op welk moment (vóór of na 1 juli 2024) verdachte zijn geslachtsdeel heeft ontbloot in het bijzijn van [slachtoffer 1] . De rechtbank spreekt verdachte van die onderdelen van het onder feit 3 en 4 ten laste gelegde vrij, nu daarvoor voldoende wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
- op
een ofmeer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 tot en met 30 juni 2024 te [plaats 2] met een aan zijn zorg en
/ofwaakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 1] 2013), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
en/of
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2024 tot en met 30 juni 2024 te [plaats 2] met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 2014), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meerhandelingen heeft gepleegd, die bestonden uit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2], te weten
- het brengen van zijn tong tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2]en
/of
- het brengen van zijn vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2];
2.
hij
- op
een ofmeer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 tot en met 30 juni 2024 te [plaats 2] met een aan zijn zorg en
/ofwaakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 1] 2013),
en/of
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2024 tot en met 30 juni 2024 te [plaats 2] met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 2014),ontucht heeft gepleegd door
- zijn tong over de vulva van die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2]te brengen en
/of
- de vulva van die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2]met zijn vingers te betasten en
/of
- de billen van die [slachtoffer 1] met zijn vingers te betasten
en/of
-
zijn penis te ontbloten ten overstaan van die [slachtoffer 1] en/of
-
die [slachtoffer 2] te tongzoenen;
3.
hij
- op
een ofmeer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 september 2024 te [plaats 2] met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 1] 2013), en
/of
- op
een ofmeer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2024 tot en met 13 oktober 2024 te [plaats 2] en
/ofte [plaats 3] met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 2014),
een of meerseksuele handelingen, die bestonden uit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het brengen van zijn tong tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] en
/of
- het brengen van zijn vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] ,
terwijl dit feit
(telkens
)werd begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder a, omschreven omstandigheden, te weten jegens een anderszins aan de zorg en
/ofwaakzaamheid van verdachte toevertrouwd kind
en/of jegens een aan verdachte ondergeschikt kind;
4.
hij
- op
een ofmeer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 september 2024 te [plaats 2] met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 1] 2013), en
/of
- op
een ofmeer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2024 tot en met 13 oktober 2024 te [plaats 2] en
/ofte [plaats 3] met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 2014),
een of meerseksuele handelingen heeft verricht, te weten
- het brengen van zijn tong over de vulva van die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] en
/of
- het betasten van de vulva van die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] met zijn vingers en
/of
- het betasten van de billen van die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] met zijn vingers en
/of
- het ontbloten van zijn penis ten overstaan van
die [slachtoffer 1] en/ofdie [slachtoffer 2] en
/of
- het aftrekken
, althans het betastenvan zijn
(ontblote
)penis ten overstaan van die [slachtoffer 2] en
/of
- het tongzoenen van die [slachtoffer 2] ,
terwijl dit feit
(telkens
)werd begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder a, omschreven omstandigheden, te weten jegens een anderszins aan de zorg en
/ofwaakzaamheid van verdachte toevertrouwd kind
en/of jegens een aan verdachte ondergeschikt kind;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Ten aanzien van feit 2:
ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
Ten aanzien van feit 3:
verkrachting in de leeftijdscategorie beneden twaalf jaren, terwijl het feit wordt begaan jegens een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwd kind, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 4:
aanranding in de leeftijdscategorie beneden twaalf jaren, terwijl het feit wordt begaan jegens een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwd kind, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht gevorderd, bestaande uit een locatieverbod voor [plaats 3] en [plaats 4] en een contactverbod met de slachtoffers voor de duur van 5 jaren met vaststelling van de duur van de hechtenis per overtreding op 1 week.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij bepaling van de hoogte van de straf rekening te houden met eendaadse samenloop dan wel voortgezette handeling, de persoonlijke omstandigheden en de meewerkende proceshouding van verdachte. Een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht acht de raadsvrouw niet noodzakelijk nu er geen familiebanden meer bestaan tussen verdachte en de slachtoffers en het recidiverisico als laag wordt ingeschat.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn twee (toenmalige) stiefkleinkinderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , die destijds 9 en 10 jaar oud waren. Dit misbruik heeft meerdere maanden geduurd. Verdachte heeft met zijn handelen op vergaande wijze de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] geschonden. Hij heeft hiermee mogelijk de gezonde seksuele ontwikkeling van hen doorkruist. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van zedendelicten daarvan later nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Daarnaast heeft verdachte hiermee het leven van de ouders van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op zijn kop gezet. Vol vertrouwen lieten zij hun kinderen bij verdachte en zijn partner logeren. Verdachte heeft vervolgens zijn eigen behoeften vooropgesteld boven het welzijn van de kinderen en ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem was gesteld. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaringen is de grote impact op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en hun gezinnen nadrukkelijk naar voren gekomen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia-rapportage van 13 januari 2025 over verdachte en het reclasseringsrapport van 20 februari 2025. De psycholoog heeft bij verdachte geen stoornis vastgesteld en ziet geen aanleiding om verdachte te ondersteunen of begeleiden in een strafrechtelijk kader. De reclassering benoemt dat verdachte door het delict baan, woning en partner heeft verloren. Reclassering schat de kans op recidive laag in, omdat het niet de verwachting is dat verdachte opnieuw op zoek zal gaan naar een situatie waarin hij een dergelijk delict kan plegen. De reclassering heeft geen bijzondere voorwaarden geadviseerd. Wel is het nodig dat de reclassering betrokken zal zijn bij de voorwaardelijke invrijheidstelling van verdachte.
De rechtbank volgt de deskundigen in hun oordeel en zal niet overgaan tot oplegging van een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Nu de rechtbank komt tot een beperktere bewezenverklaring dan de officier van justitie, komt zij tot een lagere strafoplegging dan is geëist. Verdachte heeft daarbij in zoverre (enige) verantwoordelijkheid genomen dat hij achteraf openheid van zaken heeft gegeven, ook over feiten die anders mogelijk niet aan het licht waren gekomen.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank desalniettemin slechts de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank acht alles afwegende het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden passend.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging geen rekening met eendaadse samenloop of voortgezette handeling, zoals door de verdediging is bepleit. De bewezenverklaring bevat grotendeels op zichzelf staande seksuele handelingen, waaraan telkens een nieuw wilsbesluit van verdachte aan ten grondslag lag.
Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte contact heeft opgenomen of wenst op te nemen met de slachtoffers. Het contact met de familie is volledig verbroken. Het is onvoldoende gebleken dat oplegging van een maatregel ex 38v van het Wetboek van Strafrecht is geboden ter bescherming van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten. De rechtbank gaat daarom niet over tot het opleggen van de maatregel.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Namens de benadeelde partij [naam] hebben de wettelijk vertegenwoordigers zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vorderen een bedrag van € 12.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] hebben de wettelijk vertegenwoordigers zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vorderen een bedrag van € 10.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de gevorderde bedragen te hoog zijn. De raadsvrouw heeft verzocht aansluiting te zoeken bij letselcategorie 3 en bij vergelijkbare gevallen waarbij bedragen van € 5.000,- zijn toegekend.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter terechtzitting over de vorderingen is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde schade hebben geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het seksueel misbruik zijn de benadeelden op andere wijze in de persoon aangetast. Er is weliswaar bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (nog) geen geestelijk letsel vastgesteld, maar de rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan die conclusie rechtvaardigen. Vaststaat dat zij seksueel misbruikt zijn door hun (toenmalige) stiefopa, die geacht werd voor hen te zorgen. Daarbij is onder meer sprake geweest van seksueel binnendringen. Verder staat vast dat zij beiden psychologische behandeling en begeleiding nodig hebben. Dat sprake is van immateriële schade, blijkt uit de slachtofferverklaringen en stukken waaruit blijkt dat ze behandeld worden voor klachten die te relateren zijn aan het bewezenverklaarde. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld voor zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] op een bedrag van € 5.000,- vaststellen.
Het vaststellen van het resterende deel van de vordering tot smartengeld vergt nader onderzoek, nu de aard en omvang van die schade niet vast is komen te staan. Dit nader onderzoek levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in deze delen van de vordering. De benadeelde partijen kunnen deze delen van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 13 oktober 2024 wettelijke rente over de toegewezen bedragen aan immateriële schade verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 57, 244 (oud), 245, 248 (oud), 249 (oud), 249, 250 en 254 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde onder 1 tot en met 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 5.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde onder 3 en 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 5.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen in deze procedure zijn gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hierna te noemen bedragen aan materiële schade/smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 1] € 5.000,- 60 dagen;
2. [slachtoffer 2] € 5.000,- 60 dagen.
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Verkroost (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. M.W.R. Koch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van der Velden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 april 2025.
Mr. Koch is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024486915, gesloten op 15 januari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.