Deze uitspraak betreft het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat de Dienst Toeslagen volgens haar niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen een besluit van de dienst. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling is ingediend na het verstrijken van de beslistermijn en dat het beroepschrift meer dan twee weken daarna is ontvangen. De rechtbank volgt de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 maart 2025 bij het opleggen van de beslistermijn en de rechterlijke dwangsom. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat de dienst niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar dat op 26 april 2023 is ontvangen, tegen het besluit van de dienst van 3 april 2023, genomen op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De rechtbank heeft vastgesteld dat de dienst niet binnen de beslistermijn heeft beslist en dat de ingebrekestelling niet tijdig was. De rechtbank legt de dienst een beslistermijn op van twee weken na verzending van de uitspraak en een dwangsom van € 250 per dag voor elke dag dat de dienst in gebreke blijft, met een maximum van € 37.500. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50.