1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2024 tot en met 19 november 2024 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-MMC,
zijnde cocaïne en/of MDMA en/of 3-MMC, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 19 november 2024 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 64,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 294,76 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2024 tot en met 19 november 2024 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd
- een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep en/of
- een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd,
zijnde hennep en/of hasjiesj, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 19 november 2024 te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten
- een hoeveelheid van ongeveer 452,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep en/of
- een hoeveelheid van ongeveer 992 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd,
zijnde hennep en/of hasjiesj, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft in 2024 in [plaats] samen met iemand anders drugs gedeald. Hij verkocht cocaïne, XTC, 3MMC, hennep en hasj.De rechtbank merkt hierbij op dat MDMA de werkzame stof is in XTC.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de feiten 1 en 3 heeft zij naar voren gebracht dat niet kan worden bewezen dat in de hele periode sprake is geweest van medeplegen, zodat vrijspraak dient te volgen voor dat onderdeel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de feiten 1 en 3 aangevoerd dat er geen bewijs is dat verdachte al voor halverwege juli 2024 drugs heeft verkocht. Ten aanzien van de feiten 2 en 4 heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank moet beoordelen of er wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte ook in de periode van 1 januari 2024 tot en met juli 2024 drugs heeft gedeald. Zij vindt in dat verband het volgende van belang.
In een proces-verbaal van bevindingen is vermeld dat er sinds januari 2024 meldingen binnenkomen over verdachte. De rechtbank noemt dat hij tijdens een controle op 2 januari 2024 € 1.200,- cash bij zich heeft. Op 3 januari 2024 heeft hij € 1.135,- cash bij zich en op
1 maart 2024 € 900,-.
Op 8 juli 2024 is een anonieme melding gedaan bij een wijkagent. De meldster haalde in het verleden drugs bij een dealer waar ze de naam niet van weet. Ze wil van de drugs af, maar deze dealer blijft haar lastig vallen. Hij dealt op een aantal plekken in [plaats] . Zijn telefoonnummer is [telefoonnummer] en zijn moeder woont aan de [adres 1] te [woonplaats] . De meldster toont de verbalisant een foto van de dealer en de verbalisant herkent de man op de foto als verdachte. Zij heeft hem voor het laatst gezien en gesproken op 1 maart 2024 toen hij is aangehouden.
Op 19 november 2024 is tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres 1] een telefoon aangetroffen in de slaapkamer van verdachte met nummer [telefoonnummer] .Op zitting heeft verdachte verklaard dat dit zijn telefoon is.
Er is onderzoek verricht aan deze telefoon, waarbij verwijderde berichten zijn aangetroffen. Dit zijn alleen de inkomende berichten. De rechtbank zal hieronder enkele berichten opnemen:
- 21 april 2024: “Yoo kan je zo voor sos”
- 17 juni 2024: “Als je weer hasj hebt kan dan ook 100 gr? En hoe veel kost dat dan?”
- 26 juni 2024: “Wat kost 50 gram hasj?”
- 22 mei 2024 om 17:00 uur: “Hoi verkoop je ook wiet haze”
- 22 mei 2024 om 17:54 uur: “Hoeveel gram is voor 20 euro haze”
- 4 januari 2024: “Waren wel goeie pillen trouwens”;
- 17 februari 2024 om 01:20 uur: “Joo man heb je 5 haze te leveren vlakbij [plaats] ?”
- 17 februari 2024 om 01:47 uur: “Haze”
- 16 januari 2024: “En 5gr poes en 1 gr sos”
- 17 januari 2024: “6 gr poes en 1gr sos voor 100?”
- 22 januari 2024: “5gr poes en 1gr sos graag”
- 30 januari 2024: “Heb je 6gr poes voor 50 en 1gr sos voor 40 voor mij?”
- 21 februari 2024: “Maat heb je nog 10 gr haze erbij”
- 30 april 2024: “Joo pik heb je nog haze”
- 27 juni 2024: “Beter heb hasj en haze nodig heb je mooie prijs voor veel”
Naar aanleiding van het onderzoek aan de telefoon van verdachte en die van zijn medeverdachte is contact opgenomen met een aantal mogelijke afnemers. Daarbij zijn onder meer de volgende verklaringen afgelegd, waarbij de rechtbank opmerkt dat verdachte op zitting heeft verklaard dat “ [verdachte] ” zijn bijnaam was.
[naam 7] verklaarde op 3 december 2024 dat hij het afgelopen half jaar cocaïne bij “ [verdachte] ” heeft gekocht. Hij koopt zo’n twee keer per maand bij hem.
[naam 8] heeft op 17 december 2024 verteld dat hij in het verleden meerdere keren drugs heeft gekocht van “ [verdachte] ”. Het ging dan om 3MMC en wiet. [naam 8] wist te benoemen dat “ [verdachte] ” tot ongeveer een jaar geleden tijdelijk niet te bereiken was en hij had het vermoeden dat “ [verdachte] ” toen vast zat. Na een tijdje was “ [verdachte] ” weer bereikbaar, toen heeft [naam 8] weer een keer van hem afgenomen.
[naam 9] heeft verklaard dat hij ongeveer één keer per week wiet kocht van “ [verdachte] .” Volgens [naam 9] handelt “ [verdachte] ” niet meer alleen in wiet, maar in veel meer soorten drugs. Hij vertelde verder dat “ [verdachte] ” een tijd heeft vastgezeten maar hem direct weer benaderde via Facebook toen hij vrij was.
De rechtbank overweegt dat in het proces-verbaal over de chatgesprekken alleen berichten zijn weergegeven waarin een bepaalde zoekterm, zoals ‘sos’, ‘3m’, ‘xtc’, hasj’ of ‘haze’, voorkomt. Wat de reactie van verdachte is geweest en of daadwerkelijk een afspraak is gemaakt voor het leveren van drugs, blijkt dus niet expliciet uit de berichten die in het dossier zijn opgenomen. Toch volgt de rechtbank verdachte niet in zijn verklaring dat hij in deze periode weliswaar werd benaderd voor drugs, maar dat hij nooit heeft geleverd. Daarbij vindt de rechtbank van belang dat uit bijvoorbeeld de berichten van ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 4] ’ kan worden afgeleid dat verdachte positief reageerde op een verzoek om drugs, omdat relatief kort na het eerste bericht een tweede bericht wordt gestuurd waarin nadere informatie wordt gevraagd dan wel gegeven. Ook volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het bericht van ‘ [naam 6] ’ van 21 februari 2024, waarin hij het woord ‘erbij’ gebruikt, dat er al een andere bestelling is gedaan, waaraan nog 10 gram haze moet worden toegevoegd. De rechtbank overweegt dat uit het geheel van de berichten niet blijkt dat verdachte de contactpersonen heeft laten weten dat hij geen drugs meer leverde. Sterker nog, [naam 9] verklaart dat hij actief werd benaderd door verdachte. Dit past ook bij de verklaring van de anonieme meldster en zij noemt op 8 juli 2024 ook dat verdachte dealt op meerdere plekken in [plaats] . Net als [naam 9] noemt ook [naam 8] de detentie van verdachte en uit zijn verklaring volgt dat verdachte tot ongeveer december 2023 vanwege die detentie niet te bereiken was. Ten slotte wijst de rechtbank op de verklaring van [medeverdachte] , dat hij verdachte in juli 2024 heeft leren kennen via zijn vrouw, die toen al drugs kocht bij verdachte.
De rechtbank komt, gelet op het aangetroffen contante geld, de anonieme melding, de berichten in de telefoon en de verklaringen van enkele afnemers en [medeverdachte] , in onderlinge samenhang bezien, tot het oordeel dat verdachte ook in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 juli 2024 drugs heeft gedeald in [plaats] . De rechtbank is van oordeel dat in de periode tussen 1 augustus 2024 en 19 november 2024 sprake is geweest van medeplegen. Dat betekent dat de feiten 1 en 3 wettig en overtuigend zijn bewezen.
Verdachte is een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 129-137;
- het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 506-512;
- het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 521-531;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 april 2025.
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 129-137;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 516-520;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 535-536;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 april 2025.