ECLI:NL:RBGEL:2025:2979

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
AWB- 25_1660
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor woninguitbreiding

Op 17 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, die actief zijn in de internationale fruithandel, hebben bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 30 januari 2025 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe is verleend voor de uitbreiding van een woning. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bezwaar van verzoekers geen redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter heeft op 16 april 2025 de zaak behandeld en geconcludeerd dat de vergunninghouder, die de woning uitbreidt, voldoet aan de eisen van het omgevingsplan en de redelijke eisen van welstand. Verzoekers vrezen dat de uitbreiding van de woning zal leiden tot meer geluidsoverlast voor hun bedrijf, dat zich naast de woning van de vergunninghouder bevindt. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat de uitbreiding niet in strijd is met de geldende bouwregels en dat de bezwaren van verzoekers niet kunnen worden meegewogen bij de beoordeling van de omgevingsvergunning. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 25/1660

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoeker 1]

[verzoeker 2]
[verzoeker 3]
[verzoeker 4], allen uit [plaats], hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers
(gemachtigde: [naam gemachtigde 1]),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe

(gemachtigde: [naam gemachtigde 2]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [plaats] (vergunninghouder)
(gemachtigde: [naam gemachtigde 3]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het uitbreiden van een woning op het adres [locatie 1] in [plaats] (het perceel).
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af, omdat het bezwaar van verzoekers naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen heeft. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Bij besluit van 30 januari 2025 heeft het college de betreffende omgevingsvergunning verleend. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Ook hebben zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 april 2025 op zitting behandeld. Namens verzoekers hebben [persoon A] en de gemachtigde deelgenomen. Het college heeft zich op zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens vergunninghouder hebben [derde-partij], de gemachtigde, [persoon B] en [persoon C] deelgenomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar van verzoekers een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft, beoordeelt de voorzieningenrechter aan de hand van de gronden van verzoekers.
Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Op 6 december 2024 heeft vergunninghouder een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de woning op het perceel. De activiteiten die zijn aangevraagd zijn de omgevingsplanactiviteit bouwen [1] en de technische bouwactiviteit. [2] Bij besluit van 30 januari 2025 heeft het college de omgevingsvergunning voor beide activiteiten verleend.
4.1.
Verzoekers zijn actief in de internationale fruithandel en leveren het hele jaar door fruit in heel Europa. Het bedrijf van verzoekers is gevestigd aan de [locatie 2]
in [plaats], direct naast de woning van vergunninghouder. Vergunninghouder gaat zijn woning uitbreiden en concreet betekent dit dat de woning, na uitbreiding, dichterbij het bedrijf gelegen zal zijn. Verzoekers stellen al jarenlang klachten te ontvangen van vergunninghouder over geluidsoverlast. Verzoekers vrezen dat zij (na de uitbreiding van de woning) met nog meer klachten geconfronteerd zullen worden. Zij vinden het onbegrijpelijk dat vergunninghouder het geluid nu zelf op lijkt te zoeken.
Wettelijk kader
5. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Met de inwerkingtreding van deze wet heeft elke gemeente direct een omgevingsplan van rechtswege dat regels geeft over de fysieke leefomgeving voor het gehele grondgebied van de gemeente. [3] Dat omgevingsplan bestaat voor nu uit een tijdelijk deel, waarin onder meer alle bestemmingsplannen zijn opgenomen die vóór 1 januari 2024 golden alsook de bestemmingsplannen die na 2024 zijn vastgesteld, maar waarvan het ontwerp vóór de inwerkingtreden van de Omgevingswet ter inzage is gelegd. Ook bestaat het tijdelijke deel van het omgevingsplan uit enkele gemeentelijke verordeningen en de bruidsschat. De bruidsschat bevat regels die eerst op Rijksniveau geregeld waren, maar nu (in ieder geval tijdelijk) onderdeel uitmaken van het omgevingsplan.
5.1.
Voor het perceel waar de woning op gelegen is, was vóór 1 januari 2024 het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2022’ van kracht. [4] Dat bestemmingsplan maakt dus onderdeel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de gemeente West Betuwe. Volgens het bestemmingsplan gelden op het perceel de functies 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en ‘Waarde – Archeologie’.
Omgevingsplanactiviteit bouwen
6. Onder een omgevingsplanactiviteit wordt onder meer verstaan een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het verboden is deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die niet in strijd is met het omgevingsplan. [5] Dit wordt de binnenplanse omgevingsplanactiviteit genoemd. De uitbreiding van de betreffende woning is op grond van het tijdelijk deel van het omgevingsplan (de bruidsschat) verboden zonder omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit. [6]
7. In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan beoordelingsregels. Deze beoordelingsregels vormen het toetsingskader dat geldt wanneer het college de aanvraag van de omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit beoordeelt. In artikel 8.0a, eerste lid, van het Bkl staat dat de omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit wordt verleend als de activiteit niet in strijd is met de regels die in het omgevingsplan zijn gesteld over het verlenen van de omgevingsvergunning. In artikel 22.29 van het tijdelijk deel van het omgevingsplan staat het toetsingskader voor een omgevingsplanactiviteit bouwen. Uit die bepaling volgt dat het bouwwerk niet in strijd mag zijn met de in het omgevingsplan gestelde regels over bouwen en ook niet in strijd mag zijn met de redelijke eisen van het welstand, beoordeeld volgens de criteria van de welstandsnota.
Technische bouwactiviteit
8. In artikel 5.1, tweede lid, van de Omgevingswet is bepaald dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning een technische bouwactiviteit te verrichten voor zover het gaat om een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval. Uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) volgt dat voor de uitbreiding van de woning zoals die is aangevraagd een omgevingsvergunning voor een technische bouwactiviteit benodigd is. [7]
8.1.
Onder verbouw verstaat het Bbl het gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of vergroten van een bestaand bouwwerk. In artikel 8.3, tweede lid, van het Bkl staat dat voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit die het verbouwen inhoudt, de omgevingsvergunning alleen wordt verleend als aannemelijk is dat wordt voldaan aan de regels van hoofdstuk 5 van het Bbl.
Opmerkingen vooraf
9. Verzoekers hebben op zitting toegelicht dat ze het onbegrijpelijk vinden dat vergunninghouder zijn woning niet aan de andere zijde uitbouwt. De voorzieningenrechter merkt daar op voorhand bij op dat hij in deze zaak enkel de omgevingsvergunning zoals die is aangevraagd door vergunninghouder heeft voorliggen en dus ook alleen daar de rechtmatigheid van kan beoordelen. De voorzieningenrechter kan dus geen oordeel geven over of een uitbouw aan de andere zijde een betere oplossing zou zijn, nu een dergelijk bouwplan niet is aangevraagd door vergunninghouder. Daarbij heeft vergunninghouder ook toegelicht dat een uitbouw naar de andere kant veel ingrijpender zou zijn, omdat daar ook zijn voordeur is.
Kunnen de ruimtelijke gevolgen van het bestreden besluit meegewogen worden bij de omgevingsplanactiviteit bouwen?
10. Verzoekers voeren – kort samengevat – aan dat de uitbreiding van de woning de bedrijfsvoering zal beperken, in die zin dat vergunninghouder mogelijk meer geluidsoverlast zal ervaren in de toekomst. De voorzieningenrechter begrijpt deze grond zo dat verzoekers menen dat de uitbreiding van de woning ruimtelijk gezien niet aanvaardbaar is, nu een bepaalde geluidsproductie door het bedrijf van verzoekers in de toekomst tot hogere geluidsbelasting op de woning van vergunninghouder zal zorgen, omdat de woning van vergunninghouder dichterbij het bedrijf van verzoekers komt te liggen.
10.1.
Zoals in het wettelijk kader is weergegeven, moet het college bij de beoordeling van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit toetsen of het bouwplan voldoet aan de in het omgevingsplan gestelde regels over bouwen en of de woning na de uitbreiding voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
Bouwregels
10.2.
Het college stelt in het verweerschrift dat het bouwplan in het bouwvlak gesitueerd is en tevens voldoet aan de overige bouwregels uit het tijdelijk deel van het omgevingsplan (meer specifiek aan de bouwregels uit het bestemmingsplan Buitengebied 2022). Verzoekers hebben dit niet betwist. De voorzieningenrechter neemt daarom aan dat het bouwplan voldoet aan de bouwregels uit het bestemmingsplan Buitengebied 2022.
Redelijke eisen van welstand
10.3.
Op 20 december 2024 is een positief welstandsadvies afgegeven. Verzoekers hebben in bezwaar geen gronden gericht tegen het welstandsadvies. De voorzieningenrechter heeft daarom geen reden om aan te nemen dat de woning na de uitbreiding niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Ook op dat punt voldoet het bouwplan dus aan de regels van het tijdelijk deel van het omgevingsplan.
Geen ruimte om de belangen van verzoekers mee te wegen
10.4.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de uitbreiding van de woning niet in strijd is met de regels uit het omgevingsplan die gelden voor de vergunningverlening. In artikel 8.0a, eerste lid, van het Bkl staat dat een omgevingsvergunning
wordt verleendals de activiteit niet in strijd is met de regels die in het omgevingsplan zijn gesteld over het verlenen van de omgevingsvergunning. Daaruit volgt dat sprake is van een gebonden beschikking, waarbij geen ruimte is om ruimtelijke belangen af te wegen. De bezwaargronden die verzoekers hebben aangevoerd, die in de kern gaan over hun bedrijfsbelang en de ruimtelijke gevolgen van de uitbreiding van de woning voor het bedrijf, kon het college dus niet betrekken bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de binnenplanse omgevingsplanactiviteit. De ruimtelijke aanvaardbaarheid van de mogelijkheid om de woning uit te breiden is tenslotte al beoordeeld (en ruimtelijk aanvaardbaar geacht) bij de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied 2022 (dat onderdeel uitmaakt van het tijdelijk deel van het omgevingsplan). De bezwaargrond van verzoekers heeft daarom geen redelijke kans van slagen.
Geluid in het kader van de technische bouwactiviteit
11. Op zitting hebben verzoekers zich nog op het standpunt gesteld dat het college onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze er getoetst is aan de voorwaarden die in het Bbl zijn gesteld. Zij voeren aan dat op geen enkele manier is gebleken dat de karakteristieke geluidwering zal voldoen zal aan de voorwaarden uit het Bbl. Het college heeft in ieder geval onvoldoende gemotiveerd aan welke bepalingen uit het Bbl is getoetst en waarom aan die bepalingen is voldaan, aldus verzoekers.
11.1.
De toets die het college moet uitvoeren bij de vraag of aan de voorwaarden met betrekking tot de technische bouwkwaliteit van bouwwerken uit het Bbl is voldaan, betreft een aannemelijkheidstoets. [8] Het college komt bij de beantwoording van de vraag of op basis van de door de aanvrager overgelegde stukken aannemelijk is dat wordt voldaan aan de voorschriften van het Bbl beoordelingsruimte toe. Dit betekent dat niet hoeft te zijn aangetoond dat ook daadwerkelijk voldaan is aan de voorwaarden met betrekking tot de technische bouwkwaliteit uit het Bbl.
11.2.
In het bestreden besluit staat vermeld dat vergunninghouder voldoende heeft laten zien dat de aanvraag voldoet aan de eisen van het Bbl. Daarmee heeft het college te kennen gegeven dat hij het aannemelijk acht dat wordt voldaan aan het bouwtechnische eisen uit het Bbl. Ook de voorzieningenrechter heeft geen reden om aan te nemen dat vergunninghouder geluidwering in de woning zal aanbrengen die niet voldoet aan de eisen uit het Bbl, nu vergunninghouder zichzelf daarmee zou benadelen. Vergunninghouder heeft daarnaast toegelicht dat alle geluidwering die in woningen wordt aangebracht standaard voldoet aan de normen uit het Bbl. Nog daargelaten dat niet gebleken is welk nadeel verzoekers zouden ondervinden als niet voldaan zou zijn aan de normen uit het Bbl met betrekking tot de geluidwering, hebben verzoekers onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom zij desondanks vrezen dat de geluidwering niet zal voldoen aan de eisen uit het Bbl.
11.3.
De voorzieningenrechter merkt verder nog op dat het college in het primaire besluit niet gemotiveerd heeft waarom het aannemelijk is dat wordt voldaan aan de eisen uit het Bbl. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat het college dat alsnog nader kan motiveren in de beslissing op bezwaar. De bezwaargrond heeft daarom geen redelijke kans van slagen.

Conclusie en gevolgen

12. Het bezwaar van verzoekers heeft geen redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat dan ook geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Goldebeld, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet.
2.Als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet.
3.Zie artikel 22.1, aanhef en onder a, van de Omgevingswet in samenhang met artikel 4.6, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet.
4.Het ontwerp van dit bestemmingsplan is ter inzage gelegd op 21 december 2023 en daarmee vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Voor de vaststelling van dit bestemmingsplan was daarom nog het oude recht van toepassing, die artikel 4.6, tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet.
5.Dit volgt uit bijlage A behorend bij artikel 1.1 van de Omgevingswet, waarin het begrip ‘omgevingsplanactiviteit’ is gedefinieerd.
6.Op grond van artikel 22.26 en 22.27 van het Omgevingsplan, in samenhang met artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet.
7.Meer specifiek de bepalingen 2.25, 2.26 en 2.27 van het Bbl.
8.Dit volgt uit artikel 8.3b van het Bkl.