In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 17 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de minister van Financiën van 16 juli 2024 beoordeeld. De minister had geweigerd de private schuld van eiseres bij een bedrijf over te nemen, omdat deze volgens hem niet opeisbaar was. De rechtbank oordeelt echter dat een groot deel van de schuld wel degelijk opeisbaar was vóór 1 juni 2021. De rechtbank stelt vast dat er vanaf 24 november 2020 een betalingsachterstand bestond, wat betekent dat de minister de schuld niet volledig kon afwijzen. De rechtbank besluit zelf in de zaak te voorzien en bepaalt dat de minister de geldschuld van eiseres aan het bedrijf volledig moet overnemen, tot een bedrag van € 798,49. Daarnaast moet de minister het betaalde griffierecht en de proceskosten van eiseres vergoeden, die zijn vastgesteld op € 2.201. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de minister en herroept het primaire besluit dat de overname van de schuld weigerde. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de overheid om gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire te compenseren en de gevolgen van de onterecht stopgezette toeslagen voor ouders.