ECLI:NL:RBGEL:2025:2860

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
C/05/448800 / HA RK 25-28
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming lid Raad van Toezicht van een stichting en de toepassing van artikel 2:299 BW

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 april 2025 een beschikking gegeven in een verzoek tot benoeming van een lid van de Raad van Toezicht van de stichting DRU Industriepark. Het verzoek werd ingediend door de stichting zelf, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.E. Burgers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Raad van Toezicht van DRU sinds 6 november 2024 volledig is komen te ontbreken, wat aanleiding gaf tot het verzoek om een nieuw lid te benoemen op basis van artikel 2:299 BW.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat artikel 2:299 BW niet van toepassing is op de Raad van Toezicht van een stichting, omdat dit artikel specifiek betrekking heeft op het bestuur. De rechtbank heeft aangegeven dat er geen wettelijke grondslag is voor de benoeming van een lid van de Raad van Toezicht door de rechtbank, en dat de statuten van DRU een andere structuur en verantwoordelijkheden voor de Raad van Toezicht en het bestuur vastleggen.

De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat de analoge toepassing van artikel 2:299 BW in deze situatie niet mogelijk is. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. S.A. van den Toorn.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/448800 / HA RK 25-28
Beschikking van 14 april 2025
in de zaak van
de stichting
STICHTING DRU INDUSTRIEPARK,
gevestigd te Oude IJsselstreek,
verzoekster,
advocaat mr. D.E. Burgers te Houten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 5 februari 2025, met 6 producties;
- de beschikking van deze rechtbank, zittingsplaats Zutphen, van 10 februari 2025;
- het e-mailbericht van 25 maart 2025 van mr. K. Franken-Schoemaker (kantoorgenoot mr. Burgers);
- de brieven van 27 maart 2025 van de rechtbank aan de [naam belanghebbende] en mr. Burgers;
- het e-mailbericht van mr. Franken-Schoemaker van 2 april 2025;
- het e-mailbericht van mr. Franken-Schoemaker van 11 april 2025.
1.2.
Tenslotte is beschikking bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
DRU is een stichting met onder meer een bestuur en een Raad van Toezicht. In de statuten van DRU zijn de samenstelling, benoemingen, bevoegdheden en vergaderingen van de Raad van Toezicht statutair geregeld. De Raad van Toezicht heeft onder meer tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de Stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie. Hij staat het bestuur met raad terzijde. De Raad van Toezicht is bevoegd de statuten te wijzigen.
2.2.
In artikel 10 lid 8 van de statuten van DRU is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
‘In het geval alle leden van de Raad van Toezicht komen te ontbreken en de Raad van Toezicht niet een persoon heeft aangewezen als bedoeld in de vorige volzin, is het Bestuur gehouden om binnen drie maanden nadat alle leden van de Raad van Toezicht zijn komen te ontbreken, de rechtbank te verzoeken één nieuw lid van de Raad van Toezicht te benoemen. Indien om welke reden dan ook de rechtbank vervolgens niet overgaat tot de benoeming van één nieuw lid van de Raad van Toezicht, is het Bestuur gehouden om binnen drie maanden nadat duidelijk is geworden dat de rechtbank niet overgaat tot de benoeming van één nieuw lid van de Raad van Toezicht, één nieuw lid van de Raad van Toezicht te benoemen.’.
2.3.
De Raad van Toezicht van DRU heeft niet voorzien in het aanwijzen van een persoon die in geval van ontstentenis of belet van alle leden van de Raad van Toezicht tijdelijk het toezicht uitoefent.
2.4.
Sinds 6 november 2024 zijn alle leden van de Raad van Toezicht komen te ontbreken als bedoeld in artikel 10.8 van de statuten van DRU.

3.Het verzoek en de beoordeling

3.1.
Het verzoekschrift strekt tot het met onmiddellijke ingang dan wel zo spoedig mogelijk benoemen van de [naam belanghebbende] tot lid en/of voorzitter van de Raad van Toezicht van DRU, op grond van artikel 2:299 BW.
3.2.
DRU heeft ter onderbouwing van haar verzoek onder meer het volgende aangevoerd. Op grond van (lagere) rechtspraak - onder meer van de rechtbank Noord-Holland van 28 april 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:3708 - geldt dat analoge toepassing van artikel 2:299 BW in een onderhavige situatie van een stichting, niet (altijd) mogelijk is omdat ten aanzien van verzoekschriftprocedures een gesloten systeem bestaat en de rechtbank op basis van een concrete wetsbepaling bevoegd is tot het geven van een beschikking op een verzoekschrift. Echter in de voorliggende situatie is sprake van een uitdrukkelijke, concrete statutaire grondslag voor het onderhavige verzoek. Mede op grond van het in artikel 2:299 BW gestelde, inhoudende dat de rechtbank bij een dergelijk verzoek zoveel mogelijk de statuten in acht neemt, is DRU van mening dat haar verzoek tot benoeming van [naam belanghebbende] als (lid van de) Raad van Toezicht van DRU toegewezen dient te worden. Het is evident dat DRU ter zake dit verzoek als belanghebbende kwalificeert. Het onderhavige verzoek ziet uitdrukkelijk op DRU als stichting en zij wordt in haar eigen belang getroffen, aldus DRU.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 2:299 BW bepaalt onder meer dat telkens wanneer het door de statuten voorgeschreven bestuur geheel of gedeeltelijk ontbreekt en daarin niet overeenkomstig de statuten wordt voorzien, de rechtbank, op verzoek van iedere belanghebbende in de vervulling van de ledige plaats kan voorzien en dat de rechtbank daarbij zoveel mogelijk de statuten in acht neemt.
4.2.
DRU kwalificeert als belanghebbende. Dit geldt ook voor [naam belanghebbende] .
4.3.
Bij brief van 27 maart 2025 heeft de rechtbank aan DRU en [naam belanghebbende] onder meer het volgende bericht:
‘Omdat het artikel [2:299 BW] op het bestuur ziet en niet op een raad van toezicht en de wet niet voorziet in de benoeming door de rechtbank van een lid van een raad van toezicht (niet zijnde een bestuur), is de rechtbank voornemens om het verzoek af te wijzen.
De rechtbank stelt verzoekster en [naam belanghebbende] hierbij gedurende twee weken na dagtekening van deze brief in de gelegenheid om schriftelijk op dit voornemen te reageren.
Indien verzoekster en/of [naam belanghebbende] (ook) een mondelinge inhoudelijke reactie op het voorgaande wenst/wensen te geven, dan zal daartoe een mondelinge behandeling - waarvoor dan ook [naam belanghebbende] zal worden opgeroepen - worden bepaald.
Als verzoekster en [naam belanghebbende] geen mondelinge reactie wensen te geven, dan zal op het verzoek zonder mondelinge behandeling worden beslist (behoudens indien en voor zover verzoekster haar verzoek intrekt).
Als verzoekster en [naam belanghebbende] niet tijdig op het voornemen reageren, dan zal zonder mondelinge behandeling worden beslist (vgl. artikel 1.6.2 van het procesreglement).’.
4.4.
Bij e-mail van 2 april 2025 heeft mr. Franken-Schoemaker de rechtbank onder meer het volgende bericht:
‘In dit kader willen wij u graag verwijzen naar het door ons gestelde onder sub 13 en 14 van het verzoekschrift met verwijzing naar jurisprudentie hieromtrent.
(…)
Graag verzoeken wij u bovengenoemde passages nogmaals in ogenschouw te nemen en analoog toe te passen op een verzoek tot benoeming van een lid van de Raad van Toezicht. Zoals reeds aangegeven (…) heeft verzoekster een zeer groot belang bij een spoedige beslissing van uw rechtbank en is er veel aan gelegen om de Raad van Toezicht zo spoedig mogelijk te kunnen vormen mede in het belang van haar onderneming. Hopende op een zeer spoedige beslissing van uw rechtbank.’.
4.5.
Bij e-mail van 11 april 2025 heeft mr. Franken-Schoemaker de rechtbank onder meer bericht dat haar e-mailbericht van 2 april 2025 tevens namens [naam belanghebbende] is.
4.6.
De rechtbank constateert dat DRU en [naam belanghebbende] kennelijk geen mondelinge reactie wensen te geven, zodat op het verzoek zonder mondelinge behandeling wordt beslist.
4.7.
De rechtbank overweegt dat een verzoek als het onderhavige niet bij wet is geregeld, nu niet in de ledige plaatsen van een bestuur, maar van een raad van toezicht dient te worden voorzien. De rechtbank is van oordeel dat analoge toepassing van artikel 2:299 BW, zoals DRU voorstaat, niet mogelijk is omdat ten aanzien van verzoekschriftprocedures een gesloten systeem bestaat dat inhoudt dat de rechter slechts op grond van een concrete wetsbepaling bevoegd en verplicht is tot het geven van een beschikking op een verzoekschrift. In de statuten van DRU is gekozen voor een structuur waarbij zowel in een bestuur als in een Raad van Toezicht is voorzien. Uit de statuten blijkt dat sprake is van twee verschillende organen met verschillende, in de statuten helder onderscheiden en vastgelegde taken. De Raad van Toezicht vormt dus niet het bestuur van de stichting en artikel 2:299 BW is dan ook niet van toepassing op de Raad van Toezicht van DRU. Artikel 2:299 BW kan naar huidig recht niet worden aangewend om te voorzien in ledige plaatsen van een raad van toezicht van een stichting, maar ziet slechts op leden van het bestuur. Dit vindt bevestiging in de parlementaire behandeling van het Wetsvoorstel bestuur en toezicht rechtspersonen (Kamerstukken II 2015/16, 34491). Het verzoek om [naam belanghebbende] te benoemen dient daarom te worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.A. van den Toorn en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2025.