ECLI:NL:RBGEL:2025:284

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
ARN 24_2828
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorschot zorgtoeslag over toeslagjaar 2022 en indirecte discriminatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de beslissing van de Dienst Toeslagen over het verlenen van een voorschot zorgtoeslag voor het toeslagjaar 2022. Eiser, afkomstig uit Bulgarije, heeft een voorschot zorgtoeslag aangevraagd, maar kreeg alleen een voorschot voor de maand december 2022, ter waarde van € 111. Eiser betoogde dat de besluitvorming van de Dienst Toeslagen leidt tot indirecte discriminatie, omdat nationale ingezetenen wel van deze sociale voorziening kunnen profiteren, terwijl hij dat niet kan. De rechtbank heeft op 18 december 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser via een beeldbelverbinding aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen terecht heeft besloten om alleen voor de maand december een voorschot zorgtoeslag toe te kennen. Eiser heeft niet onderbouwd dat de besluitvorming leidt tot een belemmering van het vrij verkeer van personen. De rechtbank stelt vast dat de beoordeling van het recht op zorgtoeslag niet afhankelijk is van de nationaliteit van de aanvrager. De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/2828

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1]),
en

Dienst Toeslagen, de dienst

(gemachtigden: [naam gemachtigde 2] en [naam gemachtigde 3]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van de dienst tot het verlenen van een voorschot zorgtoeslag over toeslagjaar 2022 ten bedrage van € 111.
1.1.
Met het bestreden besluit van 15 februari 2024 op het bezwaar van eiser is de dienst bij die toekenningsbeslissing gebleven.
1.2.
De dienst heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2024 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser heeft via een beeldbelverbinding aan de zitting deelgenomen. De gemachtigden van de dienst zijn verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de dienst terecht aan eiser een voorschot zorgtoeslag heeft toegekend over (alleen) de maand december van het toeslagjaar 2022, en niet ook over de maand november. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eiser is afkomstig uit Bulgarije maar heeft een tijd in Nederland gewoond. Op 9 mei 2021 is hij teruggekeerd naar Bulgarije. Eiser is vanaf 4 november 2022 weer woonachtig in Nederland en vanaf die datum ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Vanaf die datum is eiser verplicht verzekerd voor de Wet langdurige zorg [1] . Eiser heeft ook op 4 november 2022 een zorgverzekering afgesloten. Eiser heeft zorgtoeslag aangevraagd. Bij besluit van 17 mei 2023 is aan eiser een voorschot zorgtoeslag verleend over (alleen) de maand december van het toeslagjaar 2022 (ten bedrage van € 111). Het bezwaar van eiser daartegen is bij besluit van 15 februari 2024 ongegrond verklaard. Dit besluit ligt hier voor.
4.1.
Bij besluit van 1 maart 2024 heeft de dienst eisers recht op zorgtoeslag over het toeslagjaar 2022 definitief vastgesteld op € 111. Tegen dit besluit heeft eiser geen bezwaar gemaakt.
Evenredigheidsbeginsel
5. De rechtbank stelt allereest vast dat eisers beroepsgrond ten aanzien van de schending van het evenredigheidsbeginsel geen verdere bespreking behoeft. Eiser heeft deze beroepsgrond namelijk op de zitting ingetrokken.
Indirecte discriminatie
6. Eiser betoogt dat de dienst - door hem geen voorschot zorgtoeslag toe te kennen over de maand november 2022 - het gelijkheidsbeginsel schendt en dat deze besluitvorming leidt tot indirecte discriminatie, omdat nationale ingezetenen wel van deze sociale voorziening kunnen profiteren en eiser niet. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser dit toegelicht door te stellen dat iemand die 18 jaar is geworden in Nederland pas zorgverzekeringsplichtig is de eerste dag van de daaropvolgende maand. Dat voordeel heeft eiser niet en daarom is sprake van indirecte discriminatie.
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De dienst heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de beoordeling van het recht op (voorschot) zorgtoeslag los staat van de nationaliteit van de betreffende persoon. Artikel 5 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen geldt voor alle aanvragers van zorgtoeslag. Daaruit volgt dat een wijziging in de omstandigheden en van de leeftijd van de belanghebbende, de partner of een medebewoner die zich voordoet na de eerste dag van de maand, in aanmerking genomen wordt vanaf de eerste dag van de daaropvolgende maand. Als een persoon met de Nederlandse nationaliteit uit het buitenland zou zijn teruggekeerd naar Nederland zoals eiser dat heeft gedaan op 4 november 2022, dan geldt dezelfde ingangsdatum voor het recht op (voorschot) zorgtoeslag, namelijk de eerste dag van de daaropvolgende maand (in eisers geval dus 1 december 2022). Het betoog van eiser ten aanzien van de 18-jarige ziet op de verplichting tot betaling van zorgpremie op grond van artikel 16, tweede lid, onder a, van de Zorgverzekeringswet en dit maakt het voorgaande dan ook niet anders.
Vrij verkeer
7. Eiser betoogt dat de besluitvorming van de dienst leidt tot belemmering van vrij verkeer van personen, omdat hem voor de maand november 2022 een sociale voorziening, namelijk (voorschot) zorgtoeslag, wordt onthouden.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de dienst zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat het niet verlenen van (voorschot) zorgtoeslag over de maand november van het toeslagjaar 2022 heeft geleid tot een belemmering van vrij verkeer van eiser als EU-burger. Eiser heeft nagelaten te onderbouwen dat hij is belemmerd in zijn vrije verkeer doordat hij pas in december van het toeslagjaar 2022 recht heeft op (voorschot) zorgtoeslag. Dat eiser over de maand november van het toeslagjaar 2022 niet voldoet aan de voorwaarde om (voorschot) zorgtoeslag te ontvangen is slechts het gevolg van het feit dat hij pas per 4 november 2022 in Nederland woonde en zorgverzekerd was. Eiser heeft zich vrij kunnen bewegen en vestigen in Nederland, een zorgverzekering kunnen verkrijgen en (voorschot) zorgtoeslag kunnen aanvragen. De beroepsgrond slaagt niet.
Overige stellingen
8. Op al het overige dat eiser in het beroepschrift heeft aangehaald heeft de dienst reeds gereageerd in het bestreden besluit en eiser heeft niet naar voren gebracht waarom dat niet juist of onvolledig is geweest. Een verdere bespreking daarvan laat de rechtbank daarom achterwege.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Eiser krijgt het griffierecht ook niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vgl artikel 2, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet.