Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
Voldoende is komen vast te staan dat [verweerder] op 24 september en 4 oktober 2024 opmerkingen heeft gemaakt die, in welke exacte bewoordingen dan ook, niet gemaakt hadden mogen worden. Die opmerkingen kwalificeren naar het oordeel van de kantonrechter op zichzelf als verwijtbaar handelen. Hoewel Covaco stelt dat het op haar initiatief is gebeurd, staat niet ter discussie dat [verweerder] zijn excuses heeft gemaakt voor deze opmerkingen en dat hij vanaf het begin heeft verklaard dat het niet discriminerend bedoeld was. Hij heeft een andere context aan de opmerkingen gegeven dan door Covaco gesteld. Zo verklaart hij over het eerste incident dat hij niet op de naam van [naam 8] kon komen en hem daarom “die zwarte” heeft genoemd. Bij het tweede incident werden zaken in de samenwerking besproken die niet goed liepen, er werden veel fouten gemaakt, waarop [verweerder] in het gesprek zegt te hebben willen aangeven dat het “met die buitenlanders niet meevalt”, omdat zij veel fouten maken en sprake is van een taalbarrière.
Hoewel [verweerder] al eerder op zijn communicatie is aangesproken, is dat al weer een aantal jaren geleden en staat tussen partijen niet ter discussie dat [verweerder] bekend staat om zijn directe en soms harde manier van communiceren. Covaco heeft hierop weliswaar al eerder verbetering van [verweerder] verwacht, maar niet actief, bijvoorbeeld door middel van scholing of een cursus, ingezet op verbetering. Kennelijk is dat de twee jaren tussen 2022 en 2024 ook goed gelopen, omdat geen incidenten zijn gemeld door Covaco. Het had daarom op de weg van Covaco gelegen na deze incidenten eerst met hem in gesprek te gaan.
Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat, gelet op de leeftijd van [verweerder] , de lengte van het dienstverband en het feit dat Covaco bekend is met de wijze van communiceren door [verweerder] (hard en direct), ondanks de verwijtbare gedragingen, deze geen ontbinding van de arbeidsovereenkomst, met alle gevolgen die daarbij horen, kunnen dragen.
Van Covaco had mogen worden verwacht om met een werknemer, met zo’n lang dienstverband, ook wanneer hij verwijtbare opmerkingen maakt zoals hij dat heeft gedaan, in gesprek te gaan en niet direct bij het eerste gesprek mede te delen dat zij ontslag nastreeft, gelet op bevestiging van het gesprek van 10 oktober 2024 zoals zij dat aan [verweerder] heeft gestuurd. Dat [verweerder] een aanbod van na die datum heeft afgeslagen om terug te keren als hij een cursus gericht op gedragsverandering succesvol zou afronden maakt dat naar het oordeel van de kantonrechter niet anders. Hoewel de kantonrechter het te prijzen vindt dat Covaco [verweerder] een laatste kans heeft willen geven en de deur weer op een kier heeft gezet, kan de kantonrechter zich niet aan de indruk onttrekken dat [verweerder] dat aanbod heeft afgeslagen, omdat het hem niet voldoende duidelijk was dat dit eigenlijk zijn laatste strohalm was. [verweerder] had, gelet op het gesprek van 10 oktober 2024, wellicht de indruk dat het gesprek vooral zou gaan over voorwaarden om tot beëindiging van het dienstverband te komen. De kantonrechter verbindt aan deze weigering om slechts onder voorwaarde van een succesvolle (cursus) gedragsverandering niet de conclusie dat daarmee het dienstverband zou moeten eindigen