7.1.Het college heeft bij brief van 26 juni 2024 aan de rechtbank medegedeeld dat de GIR-registratie is verwijderd. Het college heeft dat gedaan omdat eiseres daarom zou hebben verzocht, iets dat eiseres betwist. Het college heeft bij dezelfde brief aan de rechtbank de gegevens verstrekt zoals deze – voor verwijdering – in het GIR waren opgenomen. De rechtbank acht onder deze omstandigheden procesbelang nog aanwezig, mede omdat de GIR-registratie zoals die is gedaan is en waarin eiseres inzage wenst, nog altijd voorhanden is.
Heeft het college het inzageverzoek terecht geweigerd?
8. Eiseres voert aan dat het college ondeugdelijk gemotiveerd het verzoek tot inzage in de GIR-registratie heeft afgewezen. Eiseres betoogt dat het college niet duidelijk heeft gemaakt op welke wijze en in welke mate rechten en vrijheden van anderen in gevaar zouden komen door het bieden van inzage. Volgens eiseres waarborgt vertrouwelijkheid dat alleen geautoriseerde personen toegang krijgen tot het GIR-systeem. Met haar aanvraag heeft eiseres nergens om verzocht dat de vertrouwelijkheid van het GIR kan schaden. Gelet op het voorgaande is eiseres van mening dat zij minimaal recht heeft op inzage in
Indicatoren (zoals naam, adres en geboortedatum);
Gemeld normoverschrijdend gedrag, waarvan mogelijk zijn: (non-)verbale agressie, persoonsgerichte bedreigingen en fysieke agressie.
Datum van registratie van de melding;
Datums van andere statuswijzigingen, waaronder die van de verwijdering.
Tot slot stelt eiseres dat het college de opdracht moet krijgen om het standpunt te rectificeren dat verwijdering van de GIR-registratie op uitdrukkelijk verzoek van eiseres is uitgevoerd.
9. De beroepsgrond van eiseres slaagt. Tussen partijen is niet in geschil dat de GIR-registratie persoonsgegevens van eiseres bevat. Vast staat dat het format van een GIR-registratie openbaar toegankelijke informatie is en dat eiseres op de zitting onbestreden heeft gesteld van dit format op de hoogte te zijn. Het format bevat onder meer de volgende kopjes: “identificatie”, “kenmerken”, “extra vragen”, “maatregelen” en “daderregistratie” Na met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis te hebben genomen van de GIR-registratie, is de rechtbank van oordeel dat het college onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom inzage is geweigerd.
10. Dat de registratie naast de naam van de melder (de rechtbank begrijpt: degene die de GIR-registratie heeft aangemaakt) gegevens bevat over hetgeen de melder heeft ervaren, is juist. Dat de registratie om die reden herleidbaar kan zijn tot de melder ook. De mogelijk (nadelige) gevolgen voor de rechten en vrijheden van de melder vormen, anders dan het college meent, echter geen beletsel (meer) voor (al dan niet gedeeltelijke) inzage in de GIR-registratie. Eiseres heeft al in bezwaar gesteld dat zij de identiteit van de melder kent en het college heeft deze stelling niet gemotiveerd weersproken. Zonder nadere toelichting van het college die ontbreekt, valt dan niet in te zien waarom (al dan niet gedeeltelijke) inzage in de GIR-registratie door eiseres zou betekenen dat deze melder daardoor in de toekomst geen (agressie) incidenten meer zal melden of daarover niet of minder vrijelijk zal verklaren
.Dat en waarom het onder deze omstandigheden (al dan niet gedeeltelijk) inzage geven in deze GIR-registratie ertoe zou leiden dat (andere) melders in de toekomst minder vrijuit zullen verklaren en het risico bestaat dat incidenten niet meer worden gemeld, volgt de rechtbank niet. Dat het college ter zitting naar juistheid heeft gesteld dat de GIR-registratie geen NAW-gegevens van eiseres bevat (de betreffende invulvelden onder het kopje “daderregistratie” zijn leeg), maakt evenmin dat eiseres reeds daarom geen (al dan niet gedeeltelijke) inzage zou behoren te krijgen in de (rest van de) GIR-registratie en de persoonsgegevens die daarin zijn verwerkt.