ECLI:NL:RBGEL:2025:2711

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
447982
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de realisatie van elektriciteitsaansluitingen door netbeheerder Liander in verband met fysieke congestie op het elektriciteitsnet

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Knol Bouwgroep B.V. en Liander N.V. Knol vorderde de voorzieningenrechter om Liander te veroordelen tot het realiseren van elektriciteitsaansluitingen voor een nieuw businesspark in Heerenveen. Knol had een aanvraag gedaan voor twaalf aansluitingen, maar Liander weigerde deze op grond van artikel 24 lid 2 van de Elektriciteitswet, omdat er onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar was op het net. De rechter moest beoordelen of Knol een spoedeisend belang had bij haar vorderingen en of de vorderingen in de bodemprocedure kans van slagen hadden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat Knol inderdaad een spoedeisend belang had, omdat de aansluitingen noodzakelijk waren voor de realisatie van bedrijfsruimten die al in opdracht waren gegeven. Echter, Liander kon aantonen dat er sprake was van fysieke congestie op het elektriciteitsnet, waardoor zij niet kon voldoen aan de aanvraag. De rechter concludeerde dat Liander terecht een beroep deed op de uitzondering in de wet en dat Knol geen recht had op de gevraagde aansluitingen zonder dat er voldoende capaciteit beschikbaar was. De vorderingen van Knol werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/447982 / KG ZA 25-56
Vonnis in kort geding van 8 april 2025
in de zaak van
KNOL BOUWGROEP B.V.,
gevestigd te Hasselt,
eisende partij,
hierna te noemen: Knol,
advocaat: mr. J. Springelkamp,
tegen
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Liander,
advocaat: mr. R.W. de Vlam en R.H.B. Duncker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 9
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 3
- de mondelinge behandeling van 25 maart 2025
- de pleitnota van Knol
- de pleitnota van Liander.

2.De feiten

2.1.
Knol is een besloten vennootschap die zich onder meer bezig houdt met de bouw van bedrijfsruimten en woningen. In opdracht van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) realiseert Knol bedrijfsruimten in een businesspark dat zij realiseert aan [adres 1] . Knol en [bedrijf 1] hebben afgesproken dat de voor de bedrijfsruimten benodigde elektriciteitsaansluitingen uiterlijk in februari 2025 gereed dienden zijn.
2.2.
Liander is een netbeheerder in de zin van de Elektriciteitswet (hierna: E-wet) en beheert elektriciteitsnetten in de provincies Gelderland en Noord-Holland en in grote delen van Flevoland, Friesland (waaronder Heerenveen) en Zuid-Holland.
2.3.
Knol heeft op 26 april 2024 een aanvraag gedaan bij Liander voor de realisatie van twaalf elektriciteitsaansluitingen (voor 3x25A) aan [adres 1] te Heerenveen.
2.4.
Bij e-mail van 16 mei 2024 heeft Liander Knol het volgende bericht:
U heeft een aanvraag gedaan via mijnaansluiting.nl
Deze ontwikkeling raakt mogelijk ook het nabij gelegen project Romtepark (S24-0304, start K&L werkzaamheden week 20/2025) waarvoor Liander een trafo zal gaan plaatsen. Idee is om uw project vanuit deze trafo te voeden. Daarom een aantal aanvullende vragen om te weten of wij kunnen voeden vanuit het nieuwe AVP (S24-0304).
 Wat zijn de oppervlaktes van unit 1 t/m 12?
 Is er sprake van een warmtevoorziening (warmtepomp, airco o.i.d.)?
 Zijn er plannen voor Elektrisch laden?
 Is er sprake van PV panelen, zo ja hoeveel?
2.5.
In reactie op bovengenoemde vragen van Liander heeft Knol bij e-mail van 7 juni 2024 het volgende geantwoord (onderstreept en schuingedrukt):
 Wat zijn de oppervlaktes van unit 1 t/m 12?
170m2 BVO
 Is er sprake van een warmtevoorziening (warmtepomp, airco o.i.d.)?
In de basis is hier niet in voorzien. Maar zelf zullen ze later wel een aircounit plaatsen.
 Zijn er plannen voor Elektrisch laden?
In de basis is hier niet in voorzien, maar op termijn is het wel fijn dat deze mogelijkheid er is.
 Is er sprake van PV panelen, zo ja hoeveel?
In de basis is hier niet in voorzien, maar op termijn is het wel fijn dat deze mogelijkheid er is.
2.6.
Bij e-mail van 26 juni 2024 heeft Liander Knol het volgende bericht.
Je hebt de aansluitingen op dit project aangevraagd voor 30-09-2024. Is dit ook daadwerkelijk jullie wens? Wij kunnen hier sowieso niet aan tegemoet komen. Stroom moet worden aangehaald vanuit een nieuwe trafo op het nog uit te voeren plan Romtepark. Graag hoor ik even van je. Dan kan ik kijken wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn. Nieuwe projecten worden in principe ingepland voor start in Q1/2026, maar wellicht is er nog iets te combineren.
2.7.
Bij e-mail van 10 juli 2024 heeft Liander Knol het volgende bericht.
Wij hebben gekeken naar de mogelijkheden, maar gezien de inhoud van het project moet ik helaas concluderen dat het project pas in week 10/2026 voor start aanleg hoofdleidingen op de planning kan komen. (…)
2.8.
Partijen hebben vervolgens uitvoerig gecorrespondeerd.
2.9.
Bij (interne) e-mail van 21 november 2024 heeft de netspecialist van Alliander – op verzoek van Liander om een nadere onderbouwing te geven van de (haars inziens) noodzakelijke werkzaamheden – onderstaande toelichting gegeven op de situatie.
Deze 12st NW bedrijfsunits kunnen inderdaad niet aangesloten worden op de huidige netsituatie.
De afstand tot GVB-ruimte met net “ [adres 2] BATAVUS” (1 004 356) is met ruim 300m behoorlijk groot. Indien de 12st NW bedrijfsunits aangesloten worden op kabel 33002 kan er geen goede spanningshuishouding worden gegarandeerd. Tevens is er maar een 100kVA transformator aanwezig in de “ [adres 2] BATAVUS”(1 004 356). Het risico op overbelasting van de transformator wordt dan ook te groot.
Ter info:
Er zitten al 2st 3x80A aansluitingen (Max technisch vermogen 3x80A aansluiting is 55kW) op kabel 33002.
Dit zijn vrij grote bedrijfsunits en daarom heb ik conform ons rekenregels rekening gehouden met elektrische verwarming, elektrisch vervoer en PV. Het is niet uitgesloten dat de bedrijven hier gebruik van gaan maken en het net dient hiervoor wel op orde te zijn.
2.10.
Bij e-mail van 22 november 2024 heeft Liander Knol een nadere toelichting gegeven op een e-mail die zij op 16 oktober 2024 aan Knol zond. Liander heeft in de e-mail van 22 november 2024 nogmaals bericht dat er voor de gevraagde aansluitingen onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar is. Liander heeft toegelicht dat de afstand tot het dichtstbijzijnde trafostation ruim 300 meter bedraagt en dat – als alle door Knol gewenste bedrijfsunits worden aangesloten – er geen stabiele spanningshuishouding kan worden gegarandeerd, omdat de huidige kabel al twee 3x80A-aansluitingen bevat. In het geval de aansluitingen op dit moment zouden worden gerealiseerd en transport zou worden aangeboden, ontstaan er spanningsproblemen, waarbij de installatie of apparatuur van andere afnemers niet of niet goed kan werken en beschadigd kan raken, aldus Liander. Dit kan bovendien leiden tot een onveilige situatie en zeer langdurige stroomuitval. Liander heeft benadrukt dat het haars inziens noodzakelijk is dat er eerst een netaanpassing wordt uitgevoerd. Daarvoor moeten nieuwe kabels worden aangelegd vanuit een nieuw te plaatsen trafostation. Liander heeft Knol duidelijk gemaakt dat zij verwacht dat de benodigde uitbreidingswerkzaamheden uiterlijk in week 10 van 2026 worden afgerond.
2.11.
Uit het door Liander opgestelde rapport ‘Congestiegebied Heerenveen [naam 1] ’, versie 1.0. (revisiedatum 5 december 2024) volgt dat er voor dit gebied (waarin het postcodegebied [adres 1] - zich bevindt) een netuitbreiding nodig is, gebaseerd op de totale aanwezige en (verwachte) benodigde transportcapaciteit. Uit het rapport volgt onder meer dat congestiemanagement en/of individuele klantafspraken een tijdelijke oplossing kunnen bieden.

3.Het geschil

3.1.
Knol vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Liander veroordeelt:
I. Primair
a. tot het binnen één maand na de datum van het vonnis, of binnen een in goede justitie te bepalen termijn, realiseren en opleveren van de gevraagde elektriciteitsaansluitingen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 en € 1.000,00 voor iedere dag dat de elektriciteitsaansluitingen later zijn gerealiseerd en opgeleverd;
b. tot het direct na oplevering van de elektriciteitsaansluitingen overgaan tot transporteren van elektriciteit, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 en € 1.000,00 voor iedere dag dat geen stroom wordt getransporteerd;
II. Subsidiair
a. tot het binnen een maand na de datum van het vonnis, of binnen een in goede justitie te bepalen termijn, realiseren en opleveren van de gevraagde elektriciteitsaansluitingen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 en € 1.000,00 voor iedere dag dat de elektriciteitsaansluitingen later zijn gerealiseerd en opgeleverd;
III. Zowel primair als subsidiair
a. tot vergoeding van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Liander voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Knol, met veroordeling van Knol in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of Knol ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
spoedeisend belang
4.2.
Liander heeft allereerst betwist dat Knol een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Daarin kan zij niet worden gevolgd. Niet in geschil is dat Knol in opdracht van [bedrijf 1] bedrijfsruimten realiseert, waarvoor de elektriciteitsaansluitingen al in februari 2025 gereed hadden moeten zijn. Knol heeft onweersproken gesteld dat zij haar contractuele verplichtingen jegens de kopers van de bedrijfspanden niet kan nakomen en dat het de gerechtvaardigde verwachting is dat deze kopers aanspraak zullen maken op een schadevergoeding, dan wel de contractuele boete van € 600,00 per dag, die kan oplopen tot een bedrag van € 144.209,00. Dit levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter een voldoende spoedeisend belang op om de vorderingen van Knol in kort geding te beoordelen.
wettelijk kader
4.3.
Vooropgesteld wordt dat Liander op grond van artikel 23 lid 1 jo. lid 4 Elektriciteitswet (E-wet) is verplicht om een ieder die daarom verzoekt binnen een redelijke termijn van een aansluiting te voorzien op het door haar beheerde net. Naast deze aansluitplicht is Liander verplicht om aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen voor transport van elektriciteit op grond van artikel 24 lid 1 E-wet. Blijkens lid 2 van dit artikel geldt deze aansluitplicht niet voor zover de netbeheerder voor het gevraagde transport redelijkerwijs geen transportcapaciteit ter beschikking heeft. De weigering van de netbeheerder om het gewenste transport uit te voeren moet met redenen zijn omkleed.
De aansluit- en transportplicht van Liander moeten worden onderscheiden van de wettelijke taak van Liander om zorg te dragen voor (onder meer) netuitbreiding (in de zin van artikel 16 lid 1 sub c E-wet). Voor deze taak geldt geen vaste termijn. De ACM houdt toezicht op netuitbreiding door netbeheerders als Liander en individuele aanvragers kunnen netbeheerders dan ook niet aanspreken op het al of niet tijdig en correct uitvoeren van de wettelijke taken in de zin van artikel 16 E-wet.
transportplicht
4.4.
Liander heeft een beroep gedaan op de uitzondering van artikel 24 lid 2 E-wet.
Zij heeft aangevoerd dat zij niet binnen de door Knol gevorderde termijn, althans niet eerder dan in week 10 van 2026, kan overgaan tot het realiseren van de door Knol gevraagde aansluitingen met transportcapaciteit, omdat Liander op dit moment niet over voldoende capaciteit op het relevante deel van het net beschikt. Liander heeft gesteld dat er geen transportcapaciteit beschikbaar is op de meest nabijgelegen laagspanningsnetkabels en evenmin op de enige twee enigszins nabijgelegen transformatorstations.
Ter onderbouwing van dit standpunt heeft Liander GAIA berekeningen overgelegd en een toelichting daarop gegeven. Liander heeft aangegeven dat er weliswaar twee enigszins nabij het businesspark gelegen transformatorstations staan, maar dat het doortrekken van één van de twee daarmee gevoede laagspannings-netkabels (33002 of 34168) zinloos is. Zo heeft Liander toegelicht dat het realiseren van de aansluitingen op netkabel 33002 er toe zal leiden dat de spanning te veel varieert en dat de wettelijke norm van 230 volt (met een marge van 10%) niet kan worden gerealiseerd. Verder heeft Liander toegelicht dat het ‘doortrekken’ van netkabel 34169 er – vanwege de lengte van die netkabel en het aantal aansluitingen daarop vóór het businesspark – toe zal leiden dat er te weinig spanning is aan het einde van de netkabel.
Op basis van deze bevindingen concludeert Liander dat de realisatie van de aansluitingen met transportcapaciteit vóórdat de benodigde uitbreiding van het elektriciteitsnet heeft plaatsgevonden, zal leiden tot spanningsproblemen (onderspanning, dan wel overspanning) en dus tot onbruikbare aansluitingen. Daarom dient eerst het net te worden uitgebreid waarbij een nieuw transformatorstation moet worden gerealiseerd. Vanuit dit nieuwe transformatorstation zullen er nieuwe laagspanningskabels moeten worden aangelegd waarop de aansluitingen van Knol kunnen worden aangesloten.
4.5.
Knol heeft betwist dat sprake is van fysieke congestie en stelt dat Liander daarom geen beroep toekomt op de uitzondering van artikel 24 lid 2 E-wet.
Knol heeft de door Liander gehanteerde berekeningsmethode op zich niet betwist, maar wel de uitgangspunten die Liander bij de berekening van de spanning op netkabel 33002 heeft gehanteerd. De door Liander gehanteerde uitgangspunten met betrekking tot netkabel 34168 heeft Knol niet betwist. Knol wijst er op dat Liander bij de berekening van de spanning op netkabel 33002 ten onrechte rekening heeft gehouden met het door Knol in zijn e-mail van 7 juni 2024 genoemde mogelijke toekomstige elektriciteitsgebruik. Naar aanleiding van vragen van Liander heeft Knol in die e-mail aangegeven dat in de basis niet was voorzien in een warmtepomp, airco, mogelijkheden voor elektrisch laden of het plaatsen van PV panelen, maar dat het op termijn fijn zou zijn als die mogelijkheden er zouden zijn. Aangezien Knol voorlopig geen gebruik maakt of gaat maken van deze voorzieningen, stelt hij zich op het standpunt dat Liander bij GAIA berekeningen ten onrechte van deze extra capaciteitswens is uitgegaan.
Knol heeft voorts gewezen op het rapport ‘Congestiegebied Heerenveen [naam 1] ’. Volgens Knol blijkt uit dit rapport niet dat sprake is van fysieke congestie. In dit rapport wordt (slechts) geconcludeerd dat in het postcodegebied [adres 1] een netuitbreiding nodig is vanwege de
verwachtebenodigde transportcapaciteit en dat tot die tijd congestiemanagement en/of individuele klantafspraken een tijdelijke oplossing kan bieden. Op dit moment is van fysieke congestie dan ook geen sprake, aldus Knol. Daar komt bij dat Liander ten onrechte heeft nagelaten de mogelijkheden van congestiemanagement te onderzoeken en dat Liander zich ten onrechte niet heeft ingespannen om individuele klantafspraken te maken.
Kortom, Knol stelt zich op het standpunt dat Liander zich niet op de weigeringsgrond van artikel 24 lid 2 E-wet kan beroepen en dat zij daarom gehouden is de aansluiting alsnog binnen een redelijke termijn te realiseren.
4.6.
Hierin kan Knol niet worden gevolgd. Anders dan Knol heeft betoogd, is in het geval van kleinverbruik – op het laagspanningsnet – niet vereist dat Liander het gebrek aan transportcapaciteit onderbouwt met een congestierapport. Wel dient, zoals hiervoor is overwogen, de reden van weigering met redenen te zijn omkleed.
Liander heeft toegelicht dat het door Knol als productie 9 bij dagvaarding overgelegde rapport ‘Congestiegebied Heerenveen [naam 1] ’, waar Knol steeds naar verwijst en waarin geconcludeerd wordt dat sprake is van contractuele en geen fysieke congestie- betrekking heeft op het middenspanningsnet, terwijl de door Knol gevorderde aansluitingen betrekking hebben op het laagspanningsnet (kleingebruik). Nu Liander dit rapport ook niet ten grondslag legt aan de weigering ex artikel 24 lid 2 E-wet, is dit rapport voor de beoordeling van het onderhavige geschil (dat betrekking heeft op het laagspanningsnet) niet relevant. De stellingen die Knol daarover heeft betrokken, behoeven dan verder ook geen bespreking.
Anders dan Knol verder nog heeft betoogd was Liander bovendien in het onderhavige geval niet gehouden om congestiemanagement te onderzoeken, dan wel individuele klantafspraken te maken. Liander heeft ter zitting toegelicht dat alleen klanten met grootverbruik aansluitingen prognoses kunnen indienen, op basis waarvan Liander bepaalt of het net dient te worden uitgebreid, maar dat dit op laagspanningsniveau niet geldt. In dit kader is van belang dat het ACM heeft bepaald dat de netbeheerder voor grote aansluitingen congestiemanagement moet toepassen, maar dat het ACM dit niet heeft bepaald voor kleine aansluitingen (waar het in deze zaak over gaat). [1] Als reden wordt genoemd dat congestiemanagement bij kleinverbruikers operationeel zodanig gecompliceerd is dat de netbeheerder kleinverbruikers niet actief kan aansturen. Op laagspanningsniveau heeft iedereen recht op 100% van de aanwezige transportcapaciteit.
4.7.
Liander heeft voorts toegelicht dat de door Knol in de e-mail van 7 juni 2024 verstrekte informatie niet doorslaggevend is geweest bij de GAIA berekeningen. Liander heeft aangegeven dat zij bij de GAIA berekening namelijk is uitgegaan van de door Knol aangevraagde capaciteit (3x25A), waarbij als uitgangspunt geldt dat 25A de minimum capaciteit is die beschikbaar moet kunnen worden gesteld op het laagspanningsnet. Met andere woorden: of Knol te zijner tijd gebruik gaat maken van een warmtepomp, airco, elektrisch laden of PV panelen, is volgens Liander niet van belang, omdat er minimaal 25A aan capaciteit moet kunnen worden geleverd en uit de GAIA berekeningen volgt dat die minimale capaciteit zónder uitbreiding van het elektriciteitsnet niet kan worden gerealiseerd.
Ter zitting heeft Liander vervolgens nog een nadere toelichting gegeven op de door haar overlegde productie 2 uitgevoerde netberekening. Vanwege de lengte van de netwerkkabel plus de daarop reeds bestaande aansluitingen is er een hoge weerstand op deze netkabel. Deze hoge weerstand plus de afname van elektriciteit op de reeds bestaande aansluitingen op deze netkabel leidt er toe dat er te veel spanningsverlies optreedt aan het einde van de netkabel, bij het businesspark. Indien de verlangde aansluitingen -van minimaal 25A- toch op deze netkabel gerealiseerd zou worden, zou dat tot gevolg hebben dat de lampen en installaties in de bedrijfsunits in het businesspark zouden knipperen of uitvallen.
Volgens Liander blijkt aldus uit de GAIA berekeningen en haar toelichting dat realisatie van de aansluitingen op het huidige net zal leiden tot onderspanning omdat er – simpel gezegd – te veel vraag naar elektriciteit is. Daarnaast zal aansluiting op het huidige net leiden tot overspanning in het geval in de toekomst zonnepanelen worden geplaatst. Liander heeft toegelicht dat de opgewerkte stroom op zonnige dagen veelal wordt terug geleverd aan het net, maar dat er vanwege de hoge weerstand van de lange netkabels niet genoeg elektriciteit kan worden afgevoerd, waardoor de spanning zich tot onacceptabele hoogtes ophoopt.
Knol heeft niet, althans niet gemotiveerd betwist dat 25A een minimum capaciteit is die door Liander wordt geleverd. Evenmin heeft zij de hiervoor genoemde toelichting met betrekking tot -onder- en overspanning betwist.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de voorzieningenrechter de GAIA berekeningen en de toelichting daarop als uitgangspunt zal nemen. Liander heeft daarmee voldoende gemotiveerd dat er redelijkerwijs onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar is op het elektriciteitsnet om de door Knol gewenste aansluitingen te realiseren vóórdat de uitbreiding van het elektriciteitsnet is afgerond. Het voorgaande brengt met zich dat voldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van fysieke congestie op het laagspanningsnet waarop Knol wenst aangesloten te worden, zodat Liander met een beroep op artikel 24 lid 2 E-wet mag weigeren om de aangevraagde transportcapaciteit aan Knol ter beschikking te stellen, zolang de uitbreiding van het net nog niet is gerealiseerd.
4.8.
Voor zover Knol nog heeft willen betogen dat Liander zich redelijkerwijs niet kan beroepen op het ontbreken van capaciteit nu zij onvoldoende heeft geanticipeerd op de benodigde uitbreiding van het elektriciteitsnet, geldt het volgende. Voor de wettelijke taak van Liander om zorg te dragen voor netuitbreiding in de zin van artikel 16 lid 1 sub c E-wet geldt geen vaste termijn en individuele aanvragers kunnen daaraan ook geen rechten ontlenen. Liander is met betrekking tot (te realiseren) netuitbreiding dan ook geen verantwoording verschuldigd aan individuele aanvragers, maar uitsluitend aan de ACM. Vaststaat verder dat de ACM toezicht houdt op de netuitbreiding door Liander. In het kader van het toekomstbestendig maken van het elektriciteitsnet is Liander inmiddels begonnen met grootschalige werkzaamheden, die kostbaar zijn en veel tijd vergen. Dat Liander in dat opzicht enig verwijt kan worden gemaakt, is niet gesteld of gebleken.
Knol kan Liander in dit kort geding dan ook niet aanspreken op het al dan niet correct en tijdig uitvoeren van haar wettelijke taken in de zin van artikel 16 E-wet. Knol heeft weliswaar betoogd dat het Gerechtshof Den Haag op 14 mei 2024 anders heeft beslist, maar de conclusie die Knol aan dit arrest verbindt getuigt niet van een juiste lezing.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van Knol die betrekking heeft op het transporteren van elektriciteit wordt afgewezen. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Knol heeft op zichzelf recht op en belang bij een spoedige realisatie van de door haar gevraagde aansluitingen met transportcapaciteit, maar dat belang weegt niet op tegen het belang van Liander, die als netbeheerder de netintegriteit- en stabiliteit dient te bewaren en te borgen en rekening heeft te houden met de belangen van alle afnemers.
aansluitingsplicht
4.10.
De vraag rijst vervolgens of Knol voldoende belang heeft bij de door haar gevorderde realisatie van de aansluitingen, ook zonder transportcapaciteit. Hoewel in de wet twee afzonderlijke bepalingen zijn opgenomen voor aansluiting en transport en de weigeringsgrond van artikel 24 E-wet uitsluitend ziet op het transport, kan niet zonder meer worden aangenomen dat de vordering tot aansluiting moet worden toegewezen als de in artikel 23 E-wet genoemde redelijke termijn daarvoor is verstreken, zoals Knol stelt. Een belangenafweging waarbij wordt beoordeeld of op korte termijn een voorlopige voorziening moet worden getroffen, kan namelijk tot een andere uitkomst leiden. De voorzieningenrechter acht in dit kader van belang dat Liander onweersproken heeft gesteld dat enkel het realiseren van de aansluitingen op het net zonder transportcapaciteit dubbel werk voor Liander (afdeling Grootverbruik, Reconstructies en Netten) oplevert en daarom inefficiënt is. Liander heeft toegelicht dat de aansluitingen weer gedemonteerd moeten worden zodra het nieuwe transformatiestation is gebouwd en de nieuwe laagspanningskabels naar het businesspark zijn getrokken. Daar komt bij dat Liander gemotiveerd heeft betwist dat het toewijzen van (enkel) de vordering tot het realiseren van de aansluiting zonder transportcapaciteit er toe zou leiden dat Knol te zijner tijd eerder gebruik kan maken van de aansluitingen. Bij deze stand van zaken kan van Liander redelijkerwijs niet worden verlangd dat zij vóór het afronden van de netuitbreiding al overgaat tot het realiseren van de twaalf aansluitingen zonder dat deze over transportvermogen beschikken.
4.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ook de door Knol gevorderde realisatie van de aansluitingen (zonder transportcapaciteit) zal worden afgewezen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van Knol om nu al te worden aangesloten, zonder dat er transportcapaciteit is, niet opweegt tegen het belang van Liander, om haar werkzaamheden zo efficiënt en doelmatig mogelijk te kunnen verrichten.
proceskosten
4.12.
Knol is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Liander worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Knol af,
5.2.
veroordeelt Knol in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Knol niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.
771

Voetnoten

1.Besluit ACM van 8 juni 2023 (ACM/UIT/594445), randnummer 39.