ECLI:NL:RBGEL:2025:2650

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
C/05/445412 / FA RK 24-4199
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezagsbeëindiging en benoeming voogd in het belang van het kind

Op 7 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem een beschikking gegeven over de gezagsbeëindiging van een ouder over zijn kind, geboren in 2024. De ouder, die het gezag over het kind heeft, steunt het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om het gezag te beëindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouder, die een verstandelijke beperking heeft, niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen. De ouder heeft aangegeven dat hij het moeilijk vindt om beslissingen te nemen over het kind, wat leidt tot stress en spanning. De Raad heeft verzocht om de benoeming van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als voogd over het kind, wat de rechtbank heeft toegewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat er snel duidelijkheid komt voor zowel de ouder als het kind. De rechtbank benadrukt het belang van de hechtingsrelatie tussen de ouder en het kind, en dat de ouder betrokken zal blijven bij de zorg voor het kind op een manier die aansluit bij zijn capaciteiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/445412 / FA RK 24-4199
Datum uitspraak: 7 april 2025
Beschikking van de rechtbank over de gezagsbeëindiging
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Gelderland, locatie Arnhem,
hierna te noemen de Raad,
over
[naam kind], geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [kind] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam ouder], (gewenste voornaam [naam] ),
hierna te noemen de ouder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. A. van den Berg te Arnhem,
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 20 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de ouder met diens advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De moeder van [kind] is als vrouw geboren, maar wil graag door het leven als man. De rechtbank zal om die reden waar mogelijk geen verwijzingen naar het geslacht gebruiken en op verzoek ook het woord ‘ouder’ hanteren in plaats van ‘moeder’.

2.De feiten

2.1.
De ouder is belast met het gezag over [kind] .
2.2.
[kind] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De GI heeft zich bij brief van 17 december 2024 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de ouder te beëindigen en de GI tot voogd over [kind] te benoemen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Als dit verzoek wordt afgewezen verzoekt de Raad om een ondertoezichtstelling van [kind] voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een pleeggezin voor de duur van zes maanden uit te spreken. Uit het rapport blijkt dat de ouder het eens is met het verzoek. Op zitting heeft de Raad nog aangegeven dat de Raad het erg dapper en moedig vindt van de ouder om zo’n moeilijke beslissing te nemen.

4.De standpunten

4.1.
De ouder staat achter het verzoek tot gezagsbeëindiging.

5.De beoordeling

5.1.
Een gezagsbeëindiging is de meest vergaande maatregel van kinderbescherming. Uit de wet [1] volgt kort gezegd dat de rechtbank het gezag van een ouder kan beëindigen, indien:
  • de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd;
  • de ouder niet binnen een voor de minderjarige aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding kan dragen;
  • de gezagsbeëindiging in het belang van het kind noodzakelijk is;
  • de gezagsbeëindiging in het concrete geval in redelijke verhouding staat tot het na te streven doel (proportionaliteit); en
  • het doel van de gezagsbeëindiging niet met een minder ingrijpend alternatief kan worden bereikt.
Of als de ouder het gezag misbruikt, maar dat is hier niet aan de orde.
5.2.
Een week na de geboorte van [kind] heeft haar ouder aangegeven niet voor [kind] te kunnen zorgen. De ouder van [kind] was bang om haar iets aan te doen uit boosheid of frustratie. De ouder van [kind] heeft een verstandelijke beperking en raakt daardoor snel overvraagd en/of overprikkeld. In de stukken staat beschreven dat de ouder op sociaal-emotioneel niveau functioneert als jong kind. De ouder van [kind] heeft – naar eigen zeggen – veel meegemaakt, zoals misbruik, mishandeling en heeft zelf onvoldoende bescherming ervaren als kind. Dit heeft geleid tot traumagerelateerde problematiek. De ouder heeft hierdoor langdurig begeleiding nodig in het maken en onderhouden van contact met [kind] . De ouder kan de gevolgen van eigen gedachten en gedrag onvoldoende overzien en geeft aan stress te ervaren als er beslissingen over [kind] moeten worden genomen. Die spanning en stress kan een negatieve invloed hebben op [kind] . De ouder heeft daarom aangegeven te willen dat de GI die beslissingen neemt. Met een gezagsbeëindiging kan de ouder focussen op het contact met [kind] als zodanig, zonder daarbij meteen de druk te ervaren rondom belangrijke beslissingen over [kind] . Tot op heden is een kinderbeschermingsmaatregel niet nodig geweest. Met intensieve begeleiding en hulpverlening in het vrijwillig kader is het gelukt om een plaatsing van [kind] bij een pleeggezin te regelen. Toch is het beter als voor de toekomst duidelijk is dat de ouder van [kind] geen belangrijke beslissingen over [kind] hoeft te nemen, omdat de ouder daar erg veel stress van krijgt. Dat is niet in het belang van [kind] . De focus moet komen te liggen op hechtingsrelatie van [kind] . Om die reden zal de rechtbank het verzoek toewijzen. Dat betekent dat de ouder van [kind] geen belangrijke beslissingen meer over [kind] hoeft te nemen. Ook de rechtbank vindt het heel knap van de ouder dat hij er zo in staat. De rechtbank is het met de Raad eens dat het ook erg dapper is van de ouder dat hij aangeeft de gezagsbeëindiging nodig te vinden.
5.3.
Omdat de beëindiging van het gezag ertoe zal leiden dat niemand meer het gezag over [kind] heeft, moet de rechtbank een voogd over haar te benoemen. [2] De GI heeft aangegeven dat zij de voogdij op zich willen nemen. De rechtbank zal daarom de GI belasten met de voogdij over [kind] . Dat betekent dat belangrijke beslissingen over [kind] door de GI genomen kunnen worden. Tijdens de zitting is besproken dat de ouder nog steeds betrokken zal worden door de GI op een manier die aansluit bij de capaciteiten van de ouder.
5.4.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat. Dit doet de rechtbank omdat de ouder het eens is met de gezagsbeëindiging en hierdoor het snelste duidelijkheid komt voor de ouder en [kind] . Tijdens de zitting is hier ook expliciet (nogmaals) om gevraagd.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam ouder] , geboren op [geboortedatum] 2004 in over
[naam kind], geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] ;
6.2.
benoemt tot voogd over [kind] , de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2025, in aanwezigheid van mr. G. Vlemmings als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:266 lid 1 BW, gelezen in samenhang met artikel 8 EVRM.
2.Artikel 1:275 lid 1 BW.