ECLI:NL:RBGEL:2025:2631

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
C/05/393277 / FA RK 21-3064
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en gezag in een familiezaken met een minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 7 april 2025, gaat het om de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter, die sinds lange tijd geen contact meer hebben. De kinderrechter heeft met de minderjarige gesproken, die aangaf angstig te zijn voor contact met haar vader. De vader heeft zijn verzoek tot gezamenlijk gezag ingetrokken, in de hoop dat dit meer rust zal brengen voor zowel de minderjarige als de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders afspraken gemaakt over het volgen van een nieuw hulpverleningstraject gericht op omgangsbegeleiding. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat het belangrijk is dat de minderjarige contact heeft met beide ouders, maar dat er momenteel een impasse is in de omgangsregeling. De rechtbank heeft besloten om de ouders in de gelegenheid te stellen een hulpverleningstraject bij GrandCare te volgen, gericht op het herstellen van het contact tussen de vader en de minderjarige. De rechtbank heeft geen voorlopige omgangsregeling vastgesteld, omdat de minderjarige momenteel geen ruimte ziet voor contact. De ouders moeten eerst samen werken aan het creëren van die ruimte met hulpverlening. De rechtbank heeft de beslissing aangehouden tot 20 januari 2026, om de ouders de tijd te geven om het traject te volgen en de voortgang te rapporteren.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/393277 / FA RK 21-3064
Datum uitspraak: 7 april 2025
beschikking over een omgangsregeling
in de zaak van
[naam vader](hierna: de vader),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. P. Rodrigues de Carvalho te Rotterdam,
tegen
[naam moeder](hierna: de moeder),
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. H. Durdu te Rotterdam.
de zaak gaat over de minderjarige:
-
[naam kind], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [kind] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 1 augustus 2022;
- het e-mailbericht van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van
31 maart 2023;
- het F9-formulier van de zijde van de moeder van 7 februari 2025 met als bijlage het eindverslag van Entréa Lindenhout;
- de brief van de zijde van de vader van 4 maart 2025 met een gewijzigd verzoek.
1.2.
De rechtbank verwijst voor het eerdere procesverloop naar de beschikking van
1 augustus 2022 waarin de rechtbank:
- de vader niet-ontvankelijk heeft verklaard in het verzoek tot vaststelling van de
hoofdverblijfplaats van [kind] bij hem;
- de ouders in de gelegenheid heeft gesteld een ouderschapstraject te volgen bij Entréa / Lindenhout of een soortgelijke instantie;
- iedere verdere beslissing over het gezag en de zorgregeling heeft aangehouden tot
18 april 2023 pro forma en verzoekt de advocaten van partijen om de rechtbank én de Raad uiterlijk op die datum te berichten over de stand van zaken en de gewenste voortgang van de procedure.
1.3.
De procedure is op verzoek van de ouders in de tussentijd meerdere keren aangehouden.
1.4.
De vader heeft op 4 maart 2025 zijn oorspronkelijke verzoek gewijzigd en verzoekt nu de volgende omgangsregeling vast te stellen:
eerst een opbouw waarbij,
- [kind] en de vader al dan niet begeleid via het Omgangshuis vier keer één uur in de week
omgang hebben met elkaar;
- daarna dat [kind] en de vader al dan niet begeleid via het Omgangshuis twee keer twee uur in de week omgang met elkaar hebben;
- daarna dat [kind] en de vader al dan niet begeleid via het Omgangshuis twee keer drie uur in de week omgang met elkaar hebben;
- daarna dat [kind] om de week op zaterdag of zondag van 12.00 uur tot 16.00 uur onbegeleid
contact heeft met de vader;
waarna - als het bovenstaande goed verloopt - de onderstaande regeling zal volgen;
- [kind] verblijft gedurende drie maanden om de week van zaterdag 12.00 uur tot zondag 12 uur bij de vader;
- vervolgens verblijft [kind] om de week van vrijdagavond tot zondagavond bij de vader,
althans een zodanige omgangsregeling tussen de vader en [kind] vast te stellen als de rechtbank in de gegeven omstandigheden rechtvaardig acht.
1.5.
[kind] was tijdens de vorige mondelinge behandeling 11 jaar. Inmiddels is zij 14 jaar en om die reden is zij in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. [kind] heeft op 5 maart 2025 (online via Teams) gesproken met de kinderrechter en heeft haar mening over de verzoeken gegeven. Zij heeft – kort samengevat – aangegeven dat zij bij haar moeder wil blijven wonen en dat zij geen contact wil met haar vader.
1.6.
Op 10 maart 2025 heeft een nieuwe mondelinge behandeling plaatsgevonden. Gehoord en verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. P. Rodrigues de Carvalho;
- de moeder, bijgestaan door mr. H. Durdu;
- een vertegenwoordigster van de Raad.

2.Nadere standpunten tijdens de mondelinge behandeling

2.1.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het uitgangspunt is dat een kind contact heeft met beide ouders. Het is voor de ontwikkeling van [kind] van belang dat zij beide ouders als voorbeeldfiguur heeft. Op dit moment lijkt zij geen objectief beeld te kunnen vormen van de vader. De Raad vreest dat als er nu niks verandert [kind] zal opgroeien met het idee dat de vader een boeman is en haar geen veiligheid kan bieden. De psycholoog van [kind] geeft aan dat het probleem bij de ouders lijkt te liggen. Zij blijven hangen in het verleden. De Raad adviseert een nieuwe hulpverleningstraject van GrandCare dat gericht is op omgangsbegeleiding. De ouders krijgen daar ook gezamenlijke gesprekken. De oplossing ligt uiteindelijk bij de ouders.
2.2.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn verzoek om de ouders gezamenlijk te belasten met het gezag over [kind] ingetrokken. Hij hoopt dat dit meer rust zal geven voor [kind] en de moeder. Voor de vader is het contactherstel het belangrijkst. Op dit moment is er sprake van een impasse met betrekking tot de omgang en de vader betreurt dat. Het ouderschapstraject bij Entréa Lindenhout is beëindigd zonder dat de doelen zijn behaald. De vader maakt zich zorgen dat [kind] aangeeft geen contact te willen met hem. De vader is bereid om nieuwe hulpverlening aan te gaan zoals door de Raad wordt geadviseerd. Hij hoopt dat er door de hulpverlening ook meer emotionele toestemming komt van de moeder voor het contact tussen [kind] en de vader.
2.3.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij [kind] niet wil dwingen voor omgang met de vader. [kind] geeft al een lange tijd aan dat ze geen contact wil met de vader. [kind] krijgt hulpverlening van een psycholoog en ervaart deze contacten als prettig. De moeder staat open voor nieuwe hulpverlening waarbij de moeder het belangrijk vindt dat de vader geen verkapte bedreigingen doet tijdens die gesprekken. De moeder wil zich inzetten voor zo’n traject. De moeder vraagt zich wel af in hoeverre [kind] hier in mee zal willen gaan. Het maakt daarbij voor zowel haar als [kind] wel uit dat de vader niet meer om het gezag vraagt.

3.De verdere beoordeling

3.1.
De rechtbank stelt voorop dat deze procedure alleen gaat over de omgang tussen de vader en [kind] . De vader heeft immers tijdens de mondelinge behandeling zijn verzoek tot gezamenlijk gezag ingetrokken in de hoop dat dit voor meer rust voor [kind] de moeder zal zorgen. Het verzoek over de hoofdverblijfplaats ligt ook niet meer voor, aangezien de rechtbank de vader in vorige beschikking niet-ontvankelijk heeft verklaard in dat verzoek.
3.2.
De ouders zijn in de vorige beschikking in de gelegenheid gesteld om een ouderschapstraject te volgen om te kunnen werken aan hun onderlinge communicatie verstandhouding. De rechtbank heeft destijds overwogen dat met hulp van de psycholoog, gesprekken met de vader en gesprekken tussen de ouders er een begin moet ontstaan voor herstel van het contact, nadat de klachten bij [kind] zijn verminderd. De ouders hebben meerdere gesprekken gehad en ook hebben zij samen een gesprek gehad met de psycholoog van [kind] . Uit het eindverslag van Entréa Lindenhout blijkt dat dit traject is beëindigd zonder dat de doelen zijn behaald. De ouders bellen elkaar wel wekelijks zodat de vader informatie krijgt over [kind] . Hun onderlinge communicatie en verstandhouding is echter niet verbeterd, zoals de rechtbank ook heeft gemerkt tijdens de mondelinge behandeling. Ook is het contactherstel tussen de vader en [kind] niet gelukt. [kind] heeft inmiddels bijna vier jaar geen contact meer met de vader. Uit het kindgesprek met [kind] is gebleken dat haar angst niet is verminderd. De rechtbank vindt dat zorgelijk, zeker omdat zij al jaren therapie hiervoor krijgt. Zij blijft veel weerstand hebben tegen contact en is angstig voor contactherstel. De psycholoog heeft aangeven dat de omgang met de vader voor [kind] niet veilig is doordat de moeder het contact niet als veilig ervaart. De psycholoog heeft verder aangegeven dat het essentieel is voor [kind] dat de ouders komen tot een gedeelde waarheid over wat er eerder gebeurd is en hoe veilig contact nu eruitziet voor [kind] . De psycholoog ziet weinig ruimte voor [kind] om in veiligheid en ruimte tot een eigen keuze te kunnen komen. De ouders moeten die ruimte scheppen. De situatie is dus ondanks hulpverlening niet veranderd waardoor er sprake is van een impasse.
3.3.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling een nieuw hulpverleningstraject geadviseerd van GrandCare dat gericht is op omgangsbegeleiding. Beide ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven open te staan voor deze hulpverlening. De rechtbank complimenteert de ouders dat zij bereid zijn deze stap in het belang van [kind] te zetten. De sleutel voor verandering in de situatie ligt ook bij de ouders en de ouders kunnen daar aan gaan werken bij GrandCare. De rechtbank zal de ouders daarom in de gelegenheid stellen om dit traject te volgen en samen te werken aan het contactherstel tussen de vader en [kind] .
De hulpverlening kan in dat traject bekijken welke stappen moeten worden gezet om te komen tot contactherstel. Het is van belang dat beide ouders leren te kijken naar hun eigen aandeel in de situatie en wat zij in het belang van [kind] kunnen doen om de situatie te voor [kind] verbeteren. Hierbij is onder meer van belang dat de moeder leert om emotionele toestemming aan [kind] te geven voor het contactherstel; zelfs indien de moeder niet negatief praat over de vader zoals zij stelt, kan zij zonder woorden en onbedoeld de boodschap afgeven dat het niet ok is bij vader. En dat heeft een grote impact op [kind] , aangezien [kind] volledig bij haar woont. Een kind is immers loyaal naar de verzorgende opvoeder. De rechtbank vindt heel positief dat de moeder elke week de vader belt waardoor de vader op die manier toch nog betrokken is in het leven van [kind] . En de rechtbank realiseert zich dat dit veel van de moeder vraagt. De rechtbank zal voor nu geen voorlopige omgangsregeling vaststellen, omdat daar nu geen ruimte voor is bij [kind] . De ouders moeten eerst samen die ruimte creëren met hulpverlening.
3.4.
De rechtbank zal iedere beslissing over de omgangsregeling aanhouden voor de duur van negen maanden
(tot 20 januari 2026 pro forma)om de ouders in de gelegenheid te stellen het traject te volgen. Dat betekent dat op die datum geen nieuwe mondelinge behandeling zal plaatsvinden. De rechtbank verzoekt de advocaat van de ouders om de rechtbank, elkaar en de Raad te informeren over hoe het traject is gegaan, de huidige stand van zaken en de gewenste voortgang van de procedure (zo nodig met vermelding van de verhinderdata). Indien het traject eerder onverhoopt stagneert dan verzoekt de rechtbank de advocaat van de ouders om dit aan de rechtbank te laten weten.
3.5.
Op dezelfde datum als van deze beschikking, stuurt de rechtbank een brief aan [kind] . De tekst van die brief luidt als volgt:
Beste [kind] ,
Ik heb op 5 maart 2025 met jou gesproken. Daarna heb ik op 10 maart 2025 met jouw ouders, hun advocaten en een mevrouw van de Raad voor de Kinderbescherming gesproken. Ik wil graag in deze brief vertellen wat ik heb besloten.
Jouw vader heeft tijdens de zitting zijn verzoek over het gezag (jij noemde dit ook wel ‘de voogdij’) ingetrokken, omdat dit jou en je moeder rust zal geven.
Het blijft dus zoals het nu is: je woont bij je moeder en zij neemt alle beslissingen over jou.
Het gaat nu alleen nog over het contact tussen jou en je vader. Ik heb jou goed gehoord dat jij nu geen contact wil en angst ervaart. Maar voor jouw ontwikkeling is het belangrijk dat jij met allebei je ouders contact hebt. Jouw ouders hebben op zitting gezegd dat zij allebei willen dat het goed met je gaat en je niet meer bang bent. Samen met hulpverleners gaan jouw ouders kijken wat er moet gebeuren om te zorgen dat jij weer op een goede manier contact kan krijgen met jouw vader. De hulpverleners gaan waarschijnlijk ook met jou praten. Dan pas gaat er gekeken worden wat er mogelijk is. Ik ga nu dus geen regeling vastleggen dat jij je vader ziet.
Over een poosje ga ik (of een andere kinderrechter) weer kijken hoe het dan gaat. Dat zal eind van het jaar zijn of het begin van het volgende jaar.
Ik vind het echt heel goed dat je ouders dit samen hebben afgesproken.
Met vriendelijke groet,
De kinderrechter

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
stelt de ouders in de gelegenheid een traject te volgen bij GrandCare (gericht op omgangsbegeleiding);
4.2.
houdt iedere verdere beslissing over de omgangsregeling aan tot
20 januari 2026 pro formaen verzoekt de advocaten van partijen om de rechtbank én de Raad uiterlijk op die datum te berichten over de stand van zaken en de gewenste voortgang van de procedure, zoals is overwogen onder rechtsoverweging 3.4;
4.3.
verzoekt partijen om elkaar, de Raad en de rechtbank te informeren als het hulpverleningstraject niet van de grond komt of voortijdig stopt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Beumer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.