ECLI:NL:RBGEL:2025:2580

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
AWB-24_4846 T
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgevingsvergunning voor 130 woningen in Lingewaard met betrekking tot goede ruimtelijke ordening en verkeerssituatie

In deze tussenuitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de omgevingsvergunning voor de aanleg van 130 woningen in de gemeente Lingewaard. De vergunning is verleend op 29 mei 2024 en later gewijzigd met een herstelbesluit op 10 oktober 2024. Eiser, die tegenover de nieuwe woningen woont, stelt dat zijn woongenot wordt aangetast door de nieuwe woningen, die leiden tot meer verkeer, drukte en geluidsoverlast. De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van het college en de derde-partij aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het college van burgemeester en wethouders onvoldoende heeft onderzocht of de verkeerssituatie, die al slecht is, kan worden verbeterd met de toevoeging van extra verkeer door de nieuwe woningen. De rechtbank stelt dat er een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek is in het besluit van het college, omdat het college niet voldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank geeft het college de gelegenheid om de gebreken te herstellen binnen twaalf weken na verzending van de tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht nog niet zijn behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/4846 T

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] )
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard, het college
(gemachtigde: [naam gemachtigde 2] ).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
de gemeente Lingewaard, de vergunninghouder
(gemachtigde: [naam gemachtigde 3] ).

Inleiding

1. In deze tussenuitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de omgevingsvergunning voor 130 woningen aan de [locatie 1] in [plaats] . De omgevingsvergunning is verleend op 29 mei 2024 en is later gewijzigd met een herstelbesluit van 10 oktober 2024. Het beroep van eiser gaat automatisch ook over dit herstelbesluit. [1]
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De vergunninghouder sluit zich aan bij het verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
- namens eiser: [eiser] en gemachtigde;
- namens het college: de gemachtigde;
- namens de derde-partij: de gemachtigde.
1.3.
De beroepen in de zaken 24/4838 en 24/4939 over dezelfde omgevingsvergunning stonden eerst ook op deze zitting, maar deze beroepen zijn ingetrokken.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
De gemeente Lingewaard heeft op 20 december 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor 130 woningen aan de [locatie 1] in [plaats] . De aanvraag gaat alleen over ‘aanlegwerkzaamheden’ en ‘gebruik in strijd met het bestemmingsplan’ [2] en niet over ‘bouwen’.
2.2.
Op 14 december 2023 heeft de gemeenteraad van Lingewaard het project ‘het toevoegen van 130 (flex)woningen met bijbehorende gezamenlijke voorzieningen aan de [locatie 1] in [plaats] ’ aangewezen als een categorie waarvoor zij geen ‘verklaring van geen bedenkingen’ hoeft te geven.
2.3.
Het ontwerpbesluit om de vergunning te verlenen heeft ter inzage gelegen. Daarop zijn zienswijzen ingediend. Ook eiser heeft een zienswijze ingediend. Door de zienswijzen is het besluit niet veranderd. Op 29 mei 2024 is de omgevingsvergunning verleend. Daarna is de omgevingsvergunning, tijdens het beroep, gewijzigd met een herstelbesluit van 10 oktober 2024.
2.4.
Eiser woont aan de [locatie 1] tegenover de nieuwe woningen. Eiser stelt dat zijn woongenot door de nieuwe woningen wordt aangetast door het verdwijnen van de rustige leefomgeving en het mooie uitzicht en dit gepaard gaat met meer verkeer, drukte en geluidsoverlast.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt de omgevingsvergunning inclusief de veranderingen in het herstelbesluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De beroepsgronden van eiser richten zich alleen tegen het besluitonderdeel ‘afwijken van het bestemmingsplan.’
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het besluit gebreken heeft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en wat de gevolgen zijn.
Welk recht geldt in deze zaak?
4. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Maar, omdat de vergunningaanvraag in deze zaak van vóór 1 januari 2024 is, geldt in deze zaak nog het oude recht. [3] Voor deze zaak geldt ook de Crisis- en herstelwet. [4]
De invloed van de gemeenteraad
5.1.
Eiser stelt dat de gemeenteraad na deze vergunning geen invloed meer heeft op het soort woningen dat er komt. Met deze vergunning mag namelijk worden afgeweken van het bestemmingsplan voor 130 flexwoningen óf permanente woningen. Dit heeft de gemeenteraad niet gewild, omdat zij op 14 december 2023 nog een amendement heeft aangenomen waarin zij ‘flexwoningen’ heeft vervangen door ‘(flex)woningen’ en waarmee zij een bindend adviesrecht heeft willen houden om
“in iedere fase een eindoordeel te kunnen geven over de definitieve bouwplannen (waaronder ook permanente woningbouw).”Als er nu een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen wordt ingediend, dan moet die worden verleend zonder dat de gemeenteraad daar nog iets van kan vinden.
5.2.
In het oude recht (waaronder de Wabo) was het college pas bevoegd om met een uitgebreide omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan met een ‘verklaring van geen bedenkingen’ (vvgb) van de gemeenteraad. Maar, het was ook mogelijk dat de gemeenteraad ‘categorieën van gevallen’ aanwees waarin een vvgb niet nodig was. [5] Dat laatste heeft de gemeenteraad hier op 14 december 2023 gedaan door dit project op de ‘lijst met categorieën van gevallen’ te zetten. Op die lijst staat de categorie
‘het toevoegen van 130 (flex)woningen met bijbehorende gezamenlijke voorzieningen aan de [locatie 1] in [plaats] ’. [6] De gemeenteraad vond een vvgb volgens het raadsbesluit van 14 december 2023 dus niet nodig voor afwijking van het bestemmingsplan voor 130 (flex)woningen. Dat de gemeenteraad met het aannemen van een amendement andere bedoelingen zou hebben gehad, wat daar ook van zij, doet niet af aan het raadbesluit van 14 december 2013 en maakt niet dat de gemeenteraad op die manier alsnog invloed zou kunnen uitoefenen op de verlening van deze omgevingsvergunning.
5.3.
Eiser heeft op de zitting nog betoogd dat deze categorie geen ‘categorie van gevallen’ is, omdat de categorie te concreet is. De rechtbank volgt dit niet, omdat het Besluit omgevingsrecht geen eisen of beperkingen stelt aan het aanwijzen van zo’n categorie. [7] Volgens de rechtspraak mag het alleen niet zo zijn dat nooit een vvgb is vereist of dat de categorie te onbepaald is [8] , maar daarvan is hier (juist) geen sprake.
5.4.
Dat de gemeenteraad onder het nieuwe recht wel een bindend adviesrecht zou hebben voor projecten voor uitbreiding buiten de bestaande komgrens vanaf 3 woningen, wat daarvan ook zij, doet er niet aan af dat in deze zaak het oude recht geldt waarin de gemeenteraad zelf heeft bepaald dat een vvgb om voor dit project af te wijken van het bestemmingsplan niet nodig is.
5.5.
De beroepsgrond slaagt niet.
Verkeer
6.1.1.
Eiser maakt zich zorgen over de verkeerssituatie. Het plan heeft volgens eiser een grote impact op het verkeer, vooral op de provinciale [locatie 2] . De verkeersstudie gaat niet genoeg in op de extra verkeersdruk die de nieuwe woningen op die weg zullen leggen. Zo zou de [locatie 2] zelf genoeg capaciteit hebben, maar de rotonde met de [locatie 3] niet. In de verkeersstudie staat namelijk dat de rotonde het verkeer niet goed en veilig kan verwerken en dat een verkeersregelinstallatie gewenst is om de verkeersveiligheid en -afwikkeling beter te maken.
6.1.2.
Eiser heeft zijn beroepsgrond dat in de verkeersstudie geen rekening is gehouden met de effecten van andere projecten in de omgeving, op de zitting ingetrokken.
6.2.1.
Voor de omgevingsvergunning is een verkeersstudie gedaan. [9] Op basis van die verkeersstudie komt het college tot de conclusie dat er door de nieuwe woningen wel meer verkeer komt, maar dat de wegen dat – met uitzondering van de rotonde [locatie 3] - [locatie 4] - [locatie 2] - [locatie 5] – goed en verkeersveilig kunnen verwerken, de stijging van de verkeersdruk in absolute zin beperkt blijft en het aantal motorvoertuigen relatief laag.
Wat betreft de rotonde erkent het college dat de verkeerssituatie slecht is en dat dit tijdelijk nog meer verslechtert door de nieuwe woningen. Volgens het college is al sprake van een slechte situatie en komt dit dus niet door de nieuwe woningen. Bovendien wordt de rotonde samen met de provincie aangepakt en daarna zal de verkeersafwikkeling op deze rotonde verbeteren. De gemeenteraad heeft er in 2022 een top 10-maatregel van gemaakt in het ‘Maatregelenprogramma GMP-plus’. Ook is er toen budget voor vrij gemaakt. Op dit moment ligt er een voorlopig civieltechnisch ontwerp. Het is de verwachting dat de aanpak van de rotonde voor 2029 in orde is.
6.2.2.
In de ruimtelijke onderbouwing van de omgevingsvergunning staat hierover:
Conclusie met betrekking tot de wegen
Ondanks de toename van het verkeer op diverse wegen, kunnen de huidige wegen het verkeer goed en verkeersveilig verwerken. Voor de inwoners aan de [locatie 6], [locatie 7] en [locatie 1] kan de situatie wel onveiliger aanvoelen, omdat er een relatief grote stijging van de verkeersintensiteit plaatsvindt. De stijging van de verkeersintensiteiten in absolute zin blijft echter beperkt. Ook blijft het totaal aantal motorvoertuigen relatief laag.(…)
Conclusie met betrekking tot de kruispunten
De kruispunten met de [locatie 2] en de [locatie 6] kunnen het verkeer in de toekomstige situatie goed en verkeersveilig verwerken. De rotonde [locatie 3] – [locatie 4] – [locatie 2] – [locatie 5] kan het verkeer in de huidige en toekomstige situatie niet goed en verkeersveilig verwerken. Toepassing van een verkeersregelinstallatie (VRI) is gewenst om de verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling te verbeteren. Deze maatregel is echter in de huidige situatie al gewenst en niet het gevolg van de ontwikkeling van de woningen aan de [locatie 1] .(…)”
6.3.
Een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan kan alleen worden verleend als sprake is van een ‘goede ruimtelijke ordening’. [10]
6.4.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college onvoldoende heeft onderzocht en gemotiveerd dat er qua verkeer sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het college erkent namelijk dat de verkeerssituatie op de rotonde niet goed is (wat betreft doorstroming en veiligheid) en dat er door de nieuwe woningen tijdelijk nog meer verkeer wordt toegevoegd aan de al slechte verkeerssituatie. Ook uit de verkeersstudie zelf blijkt dat maatregelen, zoals een verkeersregelinstallatie, bij de rotonde wenselijk zijn.
Toch heeft het college hierover in (de ruimtelijke onderbouwing van) de vergunning volstaan met de overweging dat de slechte verkeerssituatie niet door het project komt en dat de rotonde in de toekomst wordt aangepakt. Een afweging over wat het extra verkeer van de nieuwe woningen voor de goede ruimtelijke ordening in de tussentijd betekent, ontbreekt. Dit had wel op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning duidelijk moeten zijn, omdat zo’n omgevingsvergunning alleen maar kan worden verleend als sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
6.4.2.
Dat de stijging van de verkeersintensiteiten in absolute zin beperkt blijft of dat de verkeersproblematiek binnen afzienbare termijn in een groter verband wordt opgepakt, is een te beperkte opvatting van de taak van het college om te beoordelen of ten gevolge van dit specifieke project sprake is van een goede ruimtelijke ordening. [11]
6.4.3.
De beroepsgrond slaagt, omdat het besluit op dit punt een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek heeft. Omdat de rechtbank moet proberen zoveel mogelijk definitief te beslissen over een geschil [12] , doet de rechtbank in dit geval een tussenuitspraak [13] . Dat betekent dat het college de kans krijgt om de gebreken te (laten) herstellen.

Conclusie en gevolgen

7.1.
Het besluit is gebrekkig. Het college kan de gebreken (laten) herstellen. Om de gebreken te herstellen moet het college alsnog op basis van onderzoek onderbouwen dat met het toestaan van dit project in afwijking van het bestemmingsplan qua verkeer sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Als (uit nader onderzoek) blijkt dat daarvoor (tijdelijke) (verkeers)maatregelen nodig zijn, dan zal het college niet kunnen volstaan met een aanvullende motivering en moeten die maatregelen in een nieuw besluit of wijzigingsbesluit in een voorschrift worden geborgd.
Verder moet het college bij het nieuwe onderzoek naar en de nieuwe onderbouwing van de verkeerssituatie en, indien aan de orde, de in dat kader te nemen en in de omgevingsvergunning te borgen maatregelen, ingaan op de mogelijke gevolgen daarvan voor het woon- en leefklimaat van eiser. De rechtbank zal daarom nu (nog) niet in gaan op de andere beroepsgronden van eiser over zijn woon- en leefklimaat.
7.2.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college de gebreken kan herstellen op twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak. Uitstel van deze termijn is alleen mogelijk in bijzondere gevallen en met een nieuwe tussenuitspraak.
7.3.
Het college moet zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. [14] Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser daarna in de gelegenheid stellen om te reageren op de herstelpoging van het college.
7.4.
In beginsel, ook als het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting einduitspraak doen op het beroep. De zaak blijft nu in principe beperkt tot de beroepsgronden die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat
het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd is met de goede procesorde. [15]
7.5.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, voorzitter, mr. D. Bruinse-Pot en mr. A. Snijders, leden, in aanwezigheid van mr. K.M. van Leeuwen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
Voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Dat bepaalt artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo van het bestemmingsplan is afgeweken.
3.Dat staat in artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
4.De vergunning is namelijk verleend voor een project als bedoeld in categorie 3.1 uit Bijlage I bij de Crisis- en herstelwet.
5.Dit staat in artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo en artikel 6.5, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht.
6.‘De Geconsolideerde lijst van categorieën van gevallen als bedoeld in artikel 6.5
7.Zie bijvoorbeeld AbRvS 3 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX8983, r.o. 2.4.
8.Zie bijvoorbeeld AbRvS 27 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3207 en AbRvS 27 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1655.
9.De ‘verkeersstudie woningbouw [locatie 1] [plaats] , gemeente Lingewaard’ van [naam bedrijf] van 15 januari 2024 (bijlage 8 bij de ruimtelijke onderbouwing).
10.Artikel 2.12 van de Wabo.
11.Zie bijvoorbeeld AbRvS 5 september 2007, ECLI:NL:RVS:BB2895, r.o. 2.7.4 en AbRvS 13 augustus 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD9933, r.o. 2.5.10.
12.Zie artikel 8:41a van de Awb.
13.Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, en 8:80a van de Awb.
14.Op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb.
15.Zie AbRvS 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2877.