ECLI:NL:RBGEL:2025:2504

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
447675
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende ontruiming en gebiedsverbod

In deze zaak heeft de moeder, eisende partij, een kort geding aangespannen tegen haar meerderjarige dochter, gedaagde partij, die niet is verschenen. De moeder vordert de ontruiming van de woning aan de [adres 1] binnen drie dagen na betekening van het vonnis, met machtiging om de ontruiming te laten uitvoeren door een gerechtsdeurwaarder, en een contact- en gebiedsverbod voor de duur van twee jaar. De procedure is gestart met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 20 maart 2025. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de moeder huurder is van de woning en dat de dochter zonder recht of titel in de woning verblijft. Er zijn aanwijzingen dat de dochter de moeder lastigvalt en dat er sprake is van een gespannen situatie. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de moeder toegewezen, met uitzondering van het contactverbod, dat is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De dochter is veroordeeld tot ontruiming van de woning en er is een gebiedsverbod opgelegd voor een straal van 70 meter rondom de woning. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/447675 / KG ZA 25-47
Vonnis in kort geding van 31 maart 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A. Ünalan,
tegen
[gedaagde],
wonende (ingeschreven) te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de dochter,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 14
- de mondelinge behandeling van 20 maart 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
De moeder vordert – samengevat – de (meerderjarige) dochter te veroordelen de woning aan de [adres 1] binnen drie dagen na betekening van het vonnis te verlaten en te ontruimen, met machtiging van de moeder de ontruiming te doen uitvoeren door een gerechtsdeurwaarder, zo nodig met behulp van politie en justitie, en de dochter een contact- en een gebiedsverbod op te leggen voor de duur van twee jaar, op straffe van dwangsommen, met veroordeling van de dochter in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen de dochter verstek zal worden verleend.
3.2.
Nu tegen de dochter verstek is verleend, dienen de vorderingen van de moeder op grond van artikel 139 Wetboek van Rechtsvordering te worden toegewezen, tenzij deze de voorzieningenrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
3.3.
De moeder heeft, gelet op de aard van haar vorderingen, voldoende spoedeisend belang daarbij.
3.4.
Ten aanzien van de gevorderde ontruiming overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Vaststaat dat alleen de moeder huurder is van de woning aan de [adres 1] . Hoewel de dochter staat ingeschreven op een ander adres, namelijk [adres 2] , verblijft zij regelmatig in de woning van de moeder en heeft zij daar veel spullen opgeslagen. Ook heeft zij de zolderkamer van de woning van de moeder afgesloten, zodat de moeder deze kamer niet kan betreden. De moeder heeft in 2020 de sleutels van de woning aan de dochter teruggevraagd omdat de dochter zonder toestemming van de moeder (een deel van) de woning in gebruik had gegeven aan een voor de moeder onbekende man.
Nu de dochter geen toestemming (meer) heeft van de moeder om in de woning te verblijven, staat vast dat de dochter zonder recht of titel in de woning verblijft en daar spullen opslaat, hetgeen reeds onrechtmatig handelen jegens de moeder oplevert.
3.5.
Daar komt bij dat voldoende aannemelijk is geworden dat de moeder door de dochter wordt lastig gevallen bij en in haar woning, dat de dochter zonder toestemming van de moeder derden toelaat tot de woning en daar spullen opslaat en dat de dochter regelmatig ’s nachts overlast veroorzaakt (bij de moeder en bij omwonenden) door midden in de nacht aan te bellen en/of op de deur te bonken om toegelaten te worden tot de woning. Aannemelijk is geworden dat sprake is van een zeer gespannen situatie, die reeds heeft geleid tot vele ruzies en scheldpartijen en schade aan de voordeur en de zolderdeur. Bij deze stand van zaken kan niet langer van de moeder worden gevergd de aanwezigheid van haar dochter in de woning te tolereren. Te meer niet, nu zij als huurder jegens de verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk is voor de gedragingen van hen die zich met haar goedvinden in het gehuurde bevinden (artikel 7:219 BW). De gevorderde ontruiming zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt gesteld of vijf dagen na betekening van dit vonnis.
3.6.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv overbodig is.
3.7.
De moeder vordert ook een gebieds- en contactverbod voor de dochter.
Een gebiedsverbod is een ingrijpende maatregel, die inbreuk maakt op het recht op persoonlijke vrijheid, waaronder begrepen het recht dat iedereen heeft om zich vrij te verplaatsen. Een gebieds- en contactverbod kan alleen worden toegewezen als sprake is van ernstig onrechtmatig handelen en van concreet gevaar voor herhaling daarvan. De rechter moet vervolgens alle relevante omstandigheden van het geval in aanmerking nemen en de betrokken belangen van partijen afwegen om te beoordelen of dat verbod, zoals gevorderd, kan worden gerechtvaardigd. Het is daarbij aan de moeder om dat gevaar voor herhaling aannemelijk te maken.
3.8.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt het gevorderde gebiedsverbod de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. Voldoende aannemelijk is geworden dat de dochter ernstig onrechtmatig handelt door (met name ’s nachts) bij haar moeder aan te bellen, op de deur te bonken en ruzie te maken. Eveneens is aannemelijk geworden dat er sprake is van een concreet gevaar op herhaling. De voorzieningenrechter zal de dochter verbieden om zich te bevinden in een straal van 70 meter rondom de woning aan de [adres 1] , met dien verstande dat de dochter nog wel de [straatnaam 1] mag oversteken vanaf de [straatnaam 2] naar de [straatnaam 3] (en andersom). De afstand van de woning van de moeder naar dit kruispunt is namelijk circa 70 meter. In de andere richting van de [straatnaam 1] strekt de 70 meter zich uit tot de zijweg gelegen tussen huisnummer [nummer] en [nummer] .
Het belang van de moeder op een leefomgeving zonder dreigende aanwezigheid van de dochter weegt zwaarder dan het belang van de dochter om zich juist in dit beperkte gebied te begeven.
3.9.
In verband met de eisen van proportionaliteit zal het gebiedsverbod voor de hierna te noemen duur worden opgelegd. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen.
3.10.
Het gevorderde contactverbod zal daarentegen worden afgewezen. Niet aannemelijk is geworden dat de dochter herhaaldelijk onrechtmatig jegens de moeder heeft gehandeld door telefonisch, schriftelijk, via social media, sms of whatsapp contact te zoeken. Dat de moeder bang is dat de dochter in de toekomst op deze wijze contact zal gaan opnemen, kan zo zijn, maar biedt onvoldoende onderbouwing voor het gevorderde contactverbod.
Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat toewijzing van de ontruimingsvordering en het gebiedsverbod (en de daaraan gekoppelde dwangsom) er naar verwachting toe zal leiden dat het fysieke contact reeds wordt verbroken, dan wel tot het minimum wordt beperkt.
3.11.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen dochter,
4.2.
veroordeelt de dochter om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres 1] te ontruimen en ontruimd te houden en te verlaten met alle daarin namens haar aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van de moeder zijn, en de sleutels af te geven aan de moeder,
4.3.
verbiedt de dochter gedurende één jaar, met ingang van de datum dat aan de veroordeling onder 4.2. is voldaan, zich te bevinden in een straal van 70 meter rondom de woning aan de [adres 1] , zoals hiervoor in 3.8 omschreven,
4.4.
veroordeelt de dochter om aan de moeder een dwangsom te betalen van € 200,00 voor iedere keer dat zij na betekening van dit vonnis in strijd handelt met het in 4.3. vermelde verbod, tot een maximum van in totaal € 25.000,00 is bereikt,
4.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2025.
771