ECLI:NL:RBGEL:2025:2487

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
92797.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van ontucht met minderjarige stiefdochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 61-jarige man, die werd beschuldigd van ontucht met zijn minderjarige stiefdochter. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, namelijk de overtreding van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, omdat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat het slachtoffer ten tijde van de tenlastelegging nog geen 16 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende steun vonden in ander bewijs, waardoor niet voldaan werd aan het bewijsminimum.

Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit, de overtreding van artikel 249 Sr, verklaarde de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging. Dit was gebaseerd op de verjaring van het feit, aangezien de verjaringstermijn van 12 jaar was verstreken voordat er een daad van vervolging had plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen bewezenverklaring was van het tenlastegelegde feit.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren. De zaak is behandeld in tegenspraak en de uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 10 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.092797.23
Datum uitspraak : 24 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1963 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. A.H.T. de Haas, advocaat in Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 februari 2025.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 december 2005 tot en met 18 december 2006 te Harderwijk, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1990, zijnde de stiefdochter van verdachte, althans een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en/of een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het betasten en/of strelen van de borsten en/of de billen en/of het naakte lichaam van die [slachtoffer] (in/onder de douche) en/of
- het (onder de kleding) betasten en/of strelen van de borsten en/of de billen van die [slachtoffer] (in bed) en/of
- het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] (in bed);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 december 2005 tot en met 18 december 2007 te Harderwijk, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind en/of met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1990, door
- ( in/onder de douche) de borsten en/of de billen en/of het naakte lichaam van die [slachtoffer] te betasten en/of te strelen en/of
- ( in bed) de borsten en/of de billen van die [slachtoffer] te betasten en/of te strelen en/of
- ( in bed) zijn penis te brengen in de vagina van die [slachtoffer] .

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Op basis van het dossier kan niet onomstotelijk worden vastgesteld welke leeftijd [slachtoffer] had ten tijde van het tenlastegelegde. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat enkel het derde gedachtestreepje, te weten het brengen van zijn penis in de vagina van [slachtoffer] , wettig en overtuigend kan worden bewezen. Voor de overige twee gedachtestreepjes ontbreekt steunbewijs in het dossier. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Gelet op de beperkte bewijskracht van de aangifte (en latere verklaringen) van [slachtoffer] , in combinatie met het geen althans onvoldoende objectief steunbewijs, maakt dat er niet is voldaan aan het bewijsminimum. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde stelt de verdediging zich op het standpunt dat dit feit is verjaard. Indien de rechtbank van oordeel is dat dit niet het geval is dan dient verdachte te worden vrijgesproken van het eerste en tweede gedachtestreepje, omdat de verklaringen van [slachtoffer] onvoldoende betrouwbaar zijn en dit niet worden ondersteund door ander bewijsmateriaal.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Vrijspraak primair tenlastegelegde
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat er op drie momenten iets is gebeurd tussen haar en haar stiefvader, verdachte. Zij was toen 15 jaar oud. De eerste keer stond aangeefster onder de douche en toen kwam verdachte bij haar staan. Hij zat toen aan haar borsten en kont. De tweede keer lag ze in bed en kwam hij op de rand van het bed zitten. Hij ging vervolgens met zijn handen onder haar shirt aan haar borsten zitten. De derde keer lag aangeefster in het bed van haar moeder te slapen. Verdachte kwam bij haar in bed liggen. Hij is toen met zijn piemel in haar vagina gegaan.
Verdachte heeft in 2022 op diens verzoek tweemaal telefonisch contact gehad met de politie. Daarbij gaf hij aan dat hij zijn stiefdochter seksueel misbruikt had. [slachtoffer] was toen 15 of 16 jaar oud. Hij was ook in haar geweest. Later heeft verdachte verklaard dat hij lag te slapen en dat [slachtoffer] op hem is geklommen en dat hij in haar is geweest. [slachtoffer] was op dat moment 16 jaar oud.
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, naast de aangifte, aanvullend bewijs is vereist dat steun biedt aan de aangifte. Ingevolge art. 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, namelijk niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Om tot een bewezenverklaring te komen van het primair tenlastegelegde dient de rechtbank vast te stellen dat aangeefster de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt. Naast de aangifte bevat het dossier geen steunbewijs voor de leeftijd van aangeefster ten tijde van het tenlastegelegde. Er wordt op dit punt dan ook niet voldaan aan het bewijsminimum en de rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van het primair tenlastegelegde. Deze beslissing betekent echter niet dat de rechtbank de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar acht.
Officier van justitie niet-ontvankelijk ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair tenlastegelegde feit is verjaard.
In artikel 70 lid 2 sub 2 (oud) van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zijn de misdrijven opgesomd die niet verjaren. Artikel 249 Sr (oud) is daarin niet genoemd. Dat met de wetswijziging in 2013 is bedoeld dat ernstige zedenmisdrijven niet meer verjaren en dat artikel 249 Sr (oud) daar ook onder valt, zoals betoogd door de officier van justitie, volgt niet uit de wetsgeschiedenis van artikel 70 Sr (oud). Daarin is namelijk uitgelegd dat enkele specifieke zedenmisdrijven waarvoor het wettelijke strafmaximum minder dan 12 jaar bedraagt, niet verjaren. In de opsomming van deze specifieke misdrijven is artikel 249 Sr (oud) niet genoemd.
Bij een misdrijf omschreven in artikel 249 Sr (oud) gaat de verjaringstermijn lopen op de dag na die waarop de persoon tegen wie het misdrijf is gepleegd 18 jaar is geworden (artikel 71 sub 3 Sr (oud)). Aangeefster is op 18 december 2008 meerderjarig geworden. De verjaringstermijn is daarom aangevangen op 19 december 2008.
In artikel 249 Sr (oud) is bepaald dat voor dit feit een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaar kan worden opgelegd. Dan geldt volgens artikel 70 lid 1 sub 3 Sr (oud) een verjaringstermijn van 12 jaar. De termijn is daardoor op 19 december 2020 verlopen. Voor die tijd heeft geen daad van vervolging plaatsgevonden. Om die reden zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 10.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
 verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Moorman (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en mr. Y. Yeniay-Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 februari 2025.
Mr. Yeniay-Cenik en mr. Moorman zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.