Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2] ,en
[gedaagde 3] ,
1.De procedure
- de akte uitlating met productie 51 tot en met 56 van 10 juli 2024 van [eiser] ;
- de akte van 2 augustus 2024 met productie 1 van [gedaagden] ;
2.De verdere beoordeling
5.De beslissing
42, niet, zoals abusievelijk vermeld in het tussenvonnis, als productie
45) een offerte van [bedrijf 1] overgelegd, waarin ter zake een bedrag van € 645,66, te vermeerderen met btw, is opgenomen.
: “aan het weiland is tot op heden niets gebeurd!!”). Voor “herstel elektra” is in [eiser] productie 56 een bedrag van € 1.179,85 exclusief btw opgenomen. Daarnaast bleek er, zo begrijpt de kantonrechter, volgens [eiser] sprake te zijn van ten tijde van de dagvaarding nog niet zichtbare gebreken, te weten “waterschades” en een gebrek aan de rubbervloer van de koersstal, waarvan het herstel respectievelijk € 537,50 en € 2.188,07 exclusief btw zou hebben gekost.
inclusief arbeid en materiaal, te vermeerderen met btw. [eiser] heeft, zo kan worden opgemaakt uit zijn productie 56, [naam 2] wel ingeschakeld, maar heeft (desalniettemin) geen factuur overgelegd. Daarbij heeft [eiser] betoogd dat, zo begrijpt de kantonrechter, hij (in privé) van [naam 2] alleen het materiaal heeft betrokken (14 ruiten à € 37,50 per stuk exclusief btw) en dat hij (wederom in privé) op 18 september 2023 6 uur heeft besteed aan het uithakken van stopverf en op 19 september 2023 4 uur aan het plaatsen van de ruiten, waarbij hij per door hemzelf gewerkt uur een bedrag van € 52,50 exclusief btw heeft gerekend.
alleen daadwerkelijk gemaakte kostenvoor vergoeding in aanmerking komen. Desalniettemin wordt aanleiding gezien de schade met toepassing van het bepaalde in artikel 6:97 BW te schatten op € 2.500,00.
3.De beslissing
2 mei 2023 tot de dag van volledige betaling;