9.1.Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Wel is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen. De gevolgen van een woningsluiting kunnen ook bijzonder zwaar zijn indien de betrokkene niet kan terugkeren in de woning na de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting zijn huurcontract wordt ontbonden.Ook het ontbreken van enige verwijtbaarheid kan meebrengen dat de sluiting niet evenredig is.
10. Ten aanzien van de stelling van verzoeker dat er aan zijn zijde sprake is van verminderde verwijtbaarheid, overweegt de voorzieningenrechter dat die stelling haaks staat op hetgeen door de politie is waargenomen. Zoals hiervoor reeds gezegd, is onder meer gezien dat het verzoeker zelf was die vanuit het raam iets overhandigt aan een bekende harddrugsgebruiker, die daarop tegenover de politie verklaart dat hij “een korreltje” heeft gekocht. Daarmee valt verzoeker een verwijt te maken.
11. Verzoeker betoogt verder dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, omdat hij door de sluiting van de woning dakloos is geworden. Hij heeft geen vervangende woonruimte; zijn sociale netwerk biedt geen mogelijkheden voor opvang en hij heeft niet de financiële middelen om elders iets te huren. Hij leeft op straat en verblijft in de nachtopvang. In het verleden heeft hij gekampt met een drugsverslaving. In de opvang wordt hij blootgesteld aan zwaar verslaafde mensen en mensen met ernstige psychiatrische problemen. Deze situatie is voor hem niet houdbaar. Daarnaast heeft hij recent een voorwaardelijke ISD-maatregel (Inrichting voor Stelselmatige Daders) opgelegd gekregen voor de duur van twee jaar met een proeftijd van één jaar. Hij is bang dat hij door het leven op straat zich niet of onvoldoende kan houden aan de voorwaarde die aan deze maatregel is verbonden (niet plegen van strafbare feiten).
12. De veroordeling tot de ISD-maatregel heeft de burgemeester niet bij zijn besluitvorming kunnen betrekken. Ter zitting heeft de burgemeester gesteld dat het hem geen aanleiding geeft het besluit in te trekken of de sluitingsduur te verkorten. In de eerste plaats omdat het ziet op een hypothetische situatie. Als verzoeker al wordt verdacht van het plegen van een nieuw strafbaar feit, zal de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel eerst moeten worden gevorderd in een strafrechtelijke procedure. Bovendien, het is niet een gegeven dat verzoeker vrij blijft van delicten als hij wél over een woning beschikt. Dat heeft het verleden reeds uitgewezen.
13. De voorzieningenrechter overweegt dat een ISD-maatregel een strafrechtelijke maatregel is voor veelplegers met als doel de samenleving te beschermen tegen recidive, door stelselmatige daders gedurende langere tijd van de straat te houden. Met deze maatregel wordt gepoogd tot een gedragsverandering te komen en behandeling mogelijk te maken. Op zitting is de voorzieningenrechter gebleken dat aan verzoeker deze maatregel (voorwaardelijk) is opgelegd voor de duur van twee jaar met een proeftijd van één jaar. Dit betekent dat de strafrechter verzoeker nog een kans heeft gegeven om te laten zien dat hij delictvrij kan blijven. Tegelijkertijd is als niet weersproken komen vast te staan dat verzoeker een belast verleden heeft met ernstige verslavingsproblematiek.
Niet ondenkbaar is dat het voor verzoeker lastig is om zich in de huidige situatie van dakloosheid aan de voorwaarde te houden. Hij heeft gelet op zijn veroordeling al eerder laten zien dat hij veelvuldig delicten pleegt en de sluiting van zijn woning vergroot in die zin de kans op recidive. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester niet zonder meer aan dit persoonlijke belang voorbij kan gaan.
14. Uit het besluit blijkt verder niet dat de burgemeester bij verzoeker heeft geïnformeerd naar de mogelijkheden van alternatieve huisvesting of in de afweging heeft meegenomen dat verzoeker mogelijk gedurende een aantal maanden dakloos zou worden. Dit kan een sluiting onevenwichtig maken. Daar staat tegenover dat sprake is geweest van ernstige (drugsgerelateerde) overlast in en rondom de woning van verzoeker over een relatief lange periode. Het belang bij herstel van de openbare orde en het behoud van de rust en het wegnemen van de “loop” naar het pand heeft de burgemeester dan ook zwaar kunnen wegen.
15. Daarmee komt het aan op een afweging van belangen. Omdat het maatschappelijk belang bij sluiting van deze woning omwille van de bescherming en herstel van de openbare orde zwaar weegt, zal de voorzieningenrechter geen voorziening treffen die er toe strekt dat de sluiting van de woning onmiddellijk wordt opgeheven. Zoals gezegd heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een ernstig geval en dat tijd nodig is om de rust in de omgeving van de woning van verzoeker te laten terugkeren en de “loop” naar het pand door harddrugsgebruikers er uit te halen. In de bijzondere belangen van verzoeker anderzijds, ziet de voorzieningenrechter wel aanleiding de sluitingsduur te verkorten. In dit concrete geval oordeelt de voorzieningenrechter dat de sluiting van de woning voor de duur van twee maanden recht doet aan wederzijdse belangen. Op die manier wordt recht gedaan aan zowel het algemene belang dat de burgemeester nastreeft bij herstel van de openbare orde als het persoonlijke belang van verzoeker om gelet op zijn tijdelijke dakloosheid en de precaire situatie waarin hij zich bevindt de sluiting niet te lang te laten voortduren. Dit betekent dat verzoeker op 5 april 2025 mag terugkeren naar zijn woning, althans dat de geslotenverklaring per die datum vervalt.