ECLI:NL:RBGEL:2025:2340

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
11419236
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een tweedehands auto met hoog olieverbruik en non-conformiteit

In deze zaak gaat het om een consumentenkoop van een tweedehands auto, een Citroën DS3 uit 2012, die door de eiser is aangeschaft voor € 4.450,00. Kort na de aankoop constateert de eiser dat de auto veel olie verbruikt, wat leidt tot een geschil met de gedaagden, de verkopers van de auto. De eiser heeft de auto gekocht met een kilometerstand van ongeveer 140.000 en heeft na de aankoop herhaaldelijk contact gehad met de gedaagden over het hoge olieverbruik. De gedaagden hebben aangeboden om de auto te reinigen, maar de eiser heeft dit aanbod afgewezen, wat leidt tot de ontbinding van de koopovereenkomst door de eiser.

De kantonrechter heeft in deze zaak geoordeeld dat de auto aan de overeenkomst beantwoordt, ondanks het hoge olieverbruik. De rechter stelt dat het gerechtvaardigde verwachtingspatroon van de koper in acht moet worden genomen, vooral gezien de leeftijd en kilometerstand van de auto. De kantonrechter concludeert dat het hoge olieverbruik niet automatisch leidt tot non-conformiteit, omdat dit ook kan voortkomen uit normale slijtage en gebruik van de auto. Bovendien heeft de eiser nagelaten de gedaagden voldoende gelegenheid te geven om het probleem op te lossen, wat ook een reden is om de ontbinding van de overeenkomst niet te erkennen.

Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vorderingen van de eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten, omdat hij ongelijk heeft gekregen. De kosten worden begroot op € 100,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 11419236 \ CV EXPL 24-3346
Vonnis van 19 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
procederend met toevoeging onder nummer [nummer 1] ,
gemachtigde: mr. A.O.C.A. van Schravendijk,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [vestigingsplaats] ,
en haar beide vennoten:

2. [gedaagde 2] ,

3. [gedaagde 3] ,

te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagden] ,
procederend zonder gemachtigde.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 december 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de brief van [eiser] van 12 februari 2025 met nadere producties 7 en 8,
- de reactie daarop van [gedaagden] , ingekomen ter griffie op 12 februari 2025,
- de mondelinge behandeling van 21 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 29 mei 2024 heeft [eiser] een auto, een Citroën DS3 uit 2012, van [gedaagden] gekocht voor een koopsom van € 4.450,00. De auto had op dat moment circa 140.000 kilometer gereden.
2.2.
Kort na aankoop heeft [eiser] geconstateerd dat de auto veel olie verbruikt. In een e-mail van 18 juni 2024 aan [gedaagden] schrijft hij hierover het volgende:

(…) Tijdens de proefrit lekt de auto geen olie en hebben jullie mij niet verteld dat de auto bovenmatig olie verbruikt. Overigens lekt de auto op dit moment ook niet zichtbaar olie.
Op 29 mei heb ik naar jullie gebeld en hebben jullie mij verteld dat een gebruik van 1L per 1.000km normaal is. Omdat ik was geschrokken van het verbruik ben ik vanaf toen strakker gaan letten op de hoeveelheid olie die wordt verbruikt.
Een aantal weken later (vandaag, 18 juni 2024) heb ik weer gebeld omdat ik sinds het vorige telefoontje de olie meerdere malen heb moeten vullen. Hierbij had ik aangegeven dat ik nu met 2.345 gereden kilometers ongeveer 4L olie heb bijgevuld, en dat de olietank nog niet eens vol zit op dit moment. Dat is een verbruik van meer dan 1L per 600km. (…)”.
2.3.
Begin juli 2024 heeft [gedaagden] de motorinlaat met walnootgranulaat gereinigd. Dit heeft niet tot een vermindering van het olieverbruik geleid.
2.4.
Begin september 2024 heeft [eiser] de auto daarom voor onderzoek naar een garage gebracht, [bedrijf 1] in [vestigingsplaats] (hierna: [bedrijf 1] ). [bedrijf 1] heeft een hersteladvies uitgebracht en in verband daarmee een bedrag van € 4.429,06 geoffreerd. In de offerte is het volgende opgenomen:

(…) Met endoscoop in motor gekeken. Zuigers bovenzijde nat van de olie. Cilinderwanden duidelijk verglaasd / versleten.
Hoongroeven niet meer zichtbaar en duidelijk verticale strepen zichtbaar op de cilinderwanden.
In overleg met het revisie bedrijf tot conclusie gekomen dat de motor gereviseerd dient te worden om het olieverbruik te verhelpen. (…)
2.5.
Vervolgens heeft tussen partijen de volgende e-mailcorrespondentie plaatsgevonden:
- 13 september 2024, 10.19 uur, [eiser] : “
(…) Ik stuur deze mail vanwege het feit dat het olieverbruik is door de reiniging niet opgelost, hierbij verzoek ik u dit alsnog op te lossen.
(…)
Via deze brief geef ik u een laatste kans om u aan de afspraken te houden. Ik geef u hiervoor 1 maand de tijd.
Doet u dat niet, dan zal ik ons contract ontbinden. Ook stel ik u vast aansprakelijk voor alle schade die ik hierdoor krijg. (…)
- 17 september 2024, 09.02 uur, [gedaagden] : “
(…) Zoals al telefonisch besproken staat de auto ingepland op 27 september. Voor die tijd komt u nog lang om een toevoeging op te halen dat aan een volle brandstoftank toegevoegd dient te worden, dat kunt u zelf doen nadat u getankt heeft. Daar dient dan 600 a 1000km mee gereden te worden, waarop we vervolgens op 27 september de auto hier een motorflush geven.
Dit betekent dus dat we uit coulance de auto nogmaals in behandeling nemen en wel meewerken aan uw verzoek. (…)
Bij deze nog wel de mededeling dat wij niet aansprakelijk zijn voor welke gevolgschade dan ook, wij bieden geen mobiliteitsgarantie en zijn niet verantwoordelijk voor het tijdig aan peil brengen van vloeistoffen in de auto. (…)
- 24 september 2024, 10.34 uur, [eiser] : “
(…) In overleg met een jurist en advies van een ander autobedrijf heb ik besloten niet in te gaan op de motorflush.
Dit doe ik aangezien jullie mij voor de tweede keer een reiniging aanbieden en dit volgens het advies dat ik heb ik gekregen niet gaat werken vanwege de staat waarin de motor zich verkeerd.
(…) Ik vroeg u om het product te herstellen of te vervangen.
Eerder stelde ik u daarvoor schriftelijk in gebreke. Helaas wilt u niet daadwerkelijk meewerken aan dit herstel. Ik ontbind daarom de overeenkomst. (…) Ik verzoek u binnen 14 dagen mijn geld terug te geven. (…)
- 25 september 2024, 10.58 uur, [gedaagden] : “
(…) Zoals in onze eerdere mail geschreven geven wij wel degelijk gehoor aan uw verzoek en willen de auto voor u een motorflush geven. Dit is een nieuw ontwikkelde techniek speciaal ontwikkeld om deze motoren inwendig te reinigen en niet enkel de inlaat kanalen die we de vorige keer voor u konden reinigen. Dat wij dus niet willen meewerken is dus absoluut niet aan de orde. Mocht u ons deze kans niet willen geven dan is dat aan u zelf en kunt u gewoon gebruik maken van de auto als u maar tijdig het olieniveau van uw auto aan peil brengt.
Aangezien er op deze manier gewoon gebruik te maken is van de auto en olie verbruik bij deze type motoren een product eigenschap is erkennen wij niet dat er enige gegronde reden is waarop de koop te ontbinden is en dit verzoek kunnen wij dus niet inwilligen.
Wat we voor u willen doen, doen we uit coulance, zoals gezegd is het aan u of u hier gebruik van wilt maken. (…)

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat [gedaagden] wordt veroordeeld tot:
i. betaling van een bedrag van € 4.450,00, met rente,
ii. medewerking voor het wijzigen van de tenaamstelling van de auto, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
iii. betaling van de proceskosten.
3.2.
[gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of de auto vanwege het olieverbruik aan de koopovereenkomst beantwoordt en, zo nee, of [eiser] tot ontbinding mocht overgaan.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat sprake is van een consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). [eiser] heeft de auto immers als particulier gekocht van [gedaagden] , die daarbij handelde in de uitoefening van zijn bedrijf. Dit betekent dat de wettelijke bepalingen met betrekking tot consumentenkoop op de overeenkomst van toepassing zijn.
4.3.
In artikel 7:17 BW staat dat een afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Een zaak beantwoordt aan de overeenkomst als deze bij aflevering de eigenschappen bezit die de koper mocht verwachten. Wat een koper mag verwachten, hangt af van de omstandigheden van het geval. Bij de koop van een tweedehands auto, zoals in deze zaak het geval, zal de koper, afhankelijk van onder meer de leeftijd, de kilometerstand en de prijs, tot op zekere hoogte rekening moeten houden met het bestaan van mankementen. Een auto is immers bij normaal gebruik aan slijtage onderhevig en de kans dat er mankementen optreden is groter naarmate die auto ouder is. Als er zich een (ernstig) mankement voordoet, betekent dat dus niet automatisch dat de auto per definitie niet aan de overeenkomst beantwoordt. Het gaat om het gerechtvaardigde verwachtingspatroon: wat mocht de koper redelijkerwijs van de auto verwachten?
4.4.
[gedaagden] heeft niet weersproken dat de auto ten tijde van de ontbinding ongeveer 1 liter olie op 500 kilometer verbruikte. Hoewel de kantonrechter [eiser] erin kan volgen dat dit verbruik hoog is, betekent dat niet zonder meer dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt. Anders dan [eiser] lijkt te menen, hangt dat mede af van de onderliggende oorzaak daarvan. Een hoog olieverbruik kan namelijk worden veroorzaakt door een mankement dat samenhangt met de ouderdom, het aantal gereden kilometers en/of de onderhoudstoestand van de auto ten tijde van de koop. Bij uitstek zaken die onlosmakelijk verbonden zijn aan (het kopen van) een tweedehands auto. Als de oorzaak moet worden gezocht in dit soort zaken geldt dus eens temeer dat het van het gerechtvaardigde verwachtingspatroon afhangt of sprake is van non-conformiteit.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat het hoge olieverbruik te wijten is aan een mankement aan de cilinders. [eiser] stelt, onder verwijzing naar de bevindingen van [bedrijf 1] , dat het gaat om het verglaasd/versleten zijn van de cilinderwanden.
4.6.
Volgens [gedaagden] is verglazing een fenomeen waarbij een gladde, glazige laag aan de binnenkant van de cilinderwanden ontstaat. Als gevolg van deze aanslag kan motorolie minder goed aan het oppervlak van de cilinders hechten, waardoor de zuigerveren niet langer voor een goede afdichting kunnen zorgen en motorolie naar de verbrandingskamer kan ontsnappen. De hoongroeven zijn daarbij niet meer zichtbaar omdat de verglazing daar overheen zit, zo wordt [gedaagden] begrepen.
4.7.
De offerte van [bedrijf 1] maakt ook melding van het ‘versleten’ zijn van de cilinderwanden en van het daarop zichtbaar zijn van ‘verticale strepen’. Wat daarmee precies wordt bedoeld wordt uit de offerte echter niet duidelijk en [eiser] heeft dit verder ook niet toegelicht of onderbouwd. Dit klemt temeer omdat [gedaagden] heeft betwist dat bij verglazing van de cilinderwanden (eventuele) slijtage waarneembaar is.
Voor zover [eiser] naast verglazing ook slijtage als oorzaak aan het hoge olieverbruik ten grondslag heeft gelegd, wordt daaraan bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing daarom voorbij gegaan.
4.8.
Gelet op het voorgaande en omdat [eiser] dat ook niet heeft weersproken, kan [gedaagden] erin worden gevolgd dat het hoge olieverbruik in feite wordt veroorzaakt door een vervuiling van de cilinders. In dat licht is de kantonrechter van oordeel dat van non-conformiteit geen sprake is. Het gaat hier immers om de koop van een destijds twaalf jaar oude, gebruikte auto met een kilometerstand van ongeveer 140.000 en een verkoopprijs van € 4.450,00. [eiser] had er bij deze koop dan ook rekening mee moeten houden dat in de nabije toekomst reparaties nodig konden zijn om de auto te kunnen blijven gebruiken. Dat geldt in het bijzonder voor reparaties van mankementen die een gevolg zijn van het normale gebruik van de auto. Omdat vervuiling geleidelijk en naar verloop van tijd ontstaat en dus in de regel juist bij oudere auto’s voorkomt, kan niet gezegd worden dat [eiser] het onderhavige mankement redelijkerwijs niet had hoeven te verwachten.
4.9.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de auto aan de overeenkomst beantwoordt en dat [eiser] de overeenkomst dus ten onrechte buitengerechtelijk heeft ontbonden. Dat, zoals [eiser] tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht, inmiddels ook het motormanagementlampje is gaan branden en de katalysator kapot is gegaan, maakt dat niet anders, reeds omdat dit volgens zijn eigen stellingen waarschijnlijk wordt veroorzaakt door het olieverbruik en daarmee (dus) voort lijkt te komen uit het hierboven vastgestelde mankement.
4.10.
Maar ook als wél zou moeten worden geconcludeerd dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt, is de kantonrechter niettemin van oordeel dat [eiser] de overeenkomst ten onrechte heeft ontbonden. De bevoegdheid tot ontbinding ontstaat immers pas als de verkoper voldoende gelegenheid heeft gekregen om tot herstel over te gaan. Die gelegenheid heeft [gedaagden] niet gekregen. Het staat namelijk vast dat [gedaagden] heeft aangeboden om de auto door middel van een zogeheten motorflush te herstellen. Omdat [eiser] daarin geen heil zag, heeft hij dit aanbod afgewezen, zo wordt in de hierboven weergegeven e-mailcorrespondentie gelezen. [eiser] heeft, gelet op het hiervoor overwogene, echter nagelaten deugdelijk te onderbouwen waarom een motorflush niet tot herstel zou hebben geleid of kunnen leiden. Dat had wel op haar weg gelegen. De kantonrechter volgt [gedaagden] dan ook in haar standpunt dat [eiser] ten onrechte op de zaken is vooruitgelopen. [eiser] had op het herstelaanbod moeten ingaan. De omstandigheid dat [gedaagden] daarbij meedeelde niet voor gevolgschade aansprakelijk te zijn, maakt dat niet anders. Nog daargelaten dat [gedaagden] heeft uitgelegd dat zij daarmee slechts doelde op eventuele schade die zou ontstaan als met de auto werd doorgereden zonder dat de olievoorziening op peil werd gehouden, vormde deze uitsluiting, zoals hierboven uitgelegd, niet de reden voor [eiser] om het herstelaanbod te weigeren. Daar heeft hij pas later in de procedure een punt van gemaakt.
4.11.
De kantonrechter komt, gelet op het al het voorgaande, tot de slotsom dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
4.12.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt. Deze kosten worden op grond van artikel 238 Rv begroot op € 100,00 aan reis- verblijf- en verletkosten, omdat [gedaagden] twee keer een zitting heeft bijgewoond, de rolzitting en de mondelinge behandeling. Deze kosten moet [eiser] binnen veertien dagen na aanschrijving betalen. Als [eiser] dat niet doet en het vonnis daarna wordt betekend, zal hij de kosten van die betekening moeten betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden begroot op € 100,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.P. Lambooij en in het openbaar uitgesproken op
19 maart 2025.
fh