ECLI:NL:RBGEL:2025:2336

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
05-382144-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor poging tot zware mishandeling en mishandeling in een huiselijke context

Op 25 maart 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en mishandeling van zijn ex-partner. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 29 november 2024 zijn ex-partner, met wie hij drie kinderen heeft, meerdere malen heeft mishandeld. De feiten vonden plaats in en rond de auto van de verdachte, waar de kinderen getuige waren van het geweld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zijn ex-partner bij de keel heeft vastgepakt en dichtgeknepen, wat leidde tot ernstig letsel. De rechtbank achtte de poging tot doodslag niet bewezen, maar wel de poging tot zware mishandeling en mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werd een contactverbod opgelegd voor de duur van 3 jaren, ter bescherming van het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de impact van het geweld op het slachtoffer en de kinderen, evenals met de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-382144-24
Datum uitspraak : 25 maart 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
raadsman: mr. H.O. den Otter, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 november 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (zijn ex-partner) [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere malen
- die [slachtoffer] bij de keel en/of hals heeft vastgepakt, en/of
- de keel en/of hals van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en/of dichtgeknepen, en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 november 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (zijn ex-partner) [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meerdere malen
- die [slachtoffer] bij de keel en/of hals heeft vastgepakt, en/of
- de keel en/of hals van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en/of dichtgeknepen, en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 november 2024 te [plaats] (zijn ex-partner) [slachtoffer] heeft mishandeld door een of meerdere malen
- die [slachtoffer] bij de keel en/of hals vast te pakken, en/of
- de keel en/of hals van die [slachtoffer] dicht te drukken en/of dicht te knijpen, en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen te houden;
2.
hij op of omstreeks 29 november 2024 te [plaats] (zijn ex-partner) [slachtoffer] heeft mishandeld door
- een of meerdere malen op/tegen het (achter)hoofd en/of de neus, althans het lichaam van die [slachtoffer] te slaan,
- die [slachtoffer] een of meerdere malen bij haar arm en/of middel, althans haar lichaam vast te pakken en/of vastgepakt te houden,
- een of meerdere malen (met kracht) de kleding van die [slachtoffer] kapot te trekken waardoor zij ten val kwam, en/of
- een of meerdere malen de haren, althans het hoofd van die [slachtoffer] vast te pakken en/of aan die haren, althans het hoofd te trekken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1 en 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat het bij de keel vastpakken van [slachtoffer] een aanmerkelijke kans op de dood veroorzaakte.
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 stelt de officier van justitie zich in het bijzonder op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen door de verwurging, door [slachtoffer] steeds maar weer bij de keel te pakken en de keel dicht te knijpen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde. Verdachte heeft [slachtoffer] niet gewurgd of bij de keel gepakt. De kraswond op de keel komt mogelijk van een schermutseling die heeft plaatsgevonden. De wond duidt niet op een wurggreep.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft niet tegen het (achter)hoofd van [slachtoffer] geslagen en heeft haar niet bij haar hoofd of haren gepakt. Het letsel op het lichaam van [slachtoffer] is niet door verdachte veroorzaakt. Ook heeft hij haar kleren niet kapotgetrokken.
Beoordeling door de rechtbank
Vanwege de samenhang in het feitencomplex zal de rechtbank de bewijsmiddelen voor beide feiten gezamenlijk bespreken.
Vast staat dat verdachte op 29 november 2024 in het begin van de avond met zijn auto naar de woning van zijn ex-partner [slachtoffer] en hun drie kinderen aan de [adres 2] te [plaats] is gereden. [slachtoffer] en de kinderen zijn bij verdachte in de auto gestapt en verdachte is gaan rijden door [plaats] . [2]
De dag erna, op 30 november 2024, heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van mishandeling. Nadat zij op 29 november 2024 met de kinderen bij verdachte in de auto was gestapt, werd hij boos op haar. Na ongeveer 40 minuten rijden stopte verdachte bij een parkeerplaats. Hij stapte uit de auto, deed haar deur open en greep haar bij haar rechterarm. Ze voelde toen pijn. Hij deed dit erg hard. Hij trok [slachtoffer] de auto uit en trok haar een aantal meters achter de auto. Terwijl hij dit deed schold hij haar uit. Hij zei dat hij iedereen wilde duidelijk maken dat ze een hoer was, en trok al haar kleding kapot met zijn handen, tot ze helemaal naakt was. Toen verdachte de kleding van haar kapot trok, viel zij op de grond. Verdachte heeft haar toen weer bij haar arm gepakt en in de auto gedrukt. Na een kort stuk, eigenlijk nog op de parkeerplaats, trok hij haar weer uit de auto en heeft hij haar geduwd en haar bij haar keel gegrepen. Hij deed beide handen om haar keel omdat ze aan het schreeuwen was. [slachtoffer] had heel veel pijn en moest zelfs overgeven. Dit heeft verdachte 7 of 8 keer herhaald. Telkens reden ze een stukje verder, stopte hij de auto, stapte uit en liep hij naar haar kant en begon alles weer opnieuw. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar hard heeft vastgepakt aan haar arm en middel. Dat hij haar drie á vier keer achter elkaar hard geslagen heeft op haar achterhoofd. En verder dat verdachte haar twee keer hard tegen haar neus heeft geslagen en drie of vier keer haar keel heeft dichtgeknepen waardoor zij geen adem kon halen. Ook heeft verdachte haar vijf of zes keer hard aan haar haren getrokken. Uiteindelijk zijn ze naar de woning van [slachtoffer] gereden, waar ze haar telefoon binnen moest pakken. [slachtoffer] is uitgestapt, nog steeds naakt, en probeerde de kinderen uit de auto te halen. Verdachte heeft haar toen terug in de auto geduwd. Even later stopte hij weer bij haar woning en zei opnieuw dat ze haar telefoon moest pakken. [slachtoffer] zag kans om te vluchten, maar dit lukte niet. Ter hoogte van de [adres 3] te [plaats] viel de telefoon van verdachte uit de rijdende auto op straat. Hij stapte uit om zijn telefoon te pakken en [slachtoffer] zag de mogelijkheid om uit de auto te vluchten. Verdachte haalde haar in, pakte haar vast bij haar middel en sleurde haar terug naar de auto. Daarna is verdachte naar zijn woning aan de [adres 1] te [plaats] gereden. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat een man een volledig naakte vrouw richting een auto duwde waarin kinderen zaten. [4]
Op 30 november 2024, omstreeks 00:35 uur, ging de politie ter plaatse aan de [adres 1] te [plaats] . Daar troffen zij verdachte, [slachtoffer] en de drie kinderen aan. De verbalisanten zagen dat [slachtoffer] op blote voeten liep en dat zij een jas aanhad, vermoedelijk zonder kleding daaronder. De verbalisanten hebben [slachtoffer] en haar kinderen meegenomen naar het politiebureau, waar [slachtoffer] onder meer heeft verklaard dat verdachte haar heeft geslagen, haar op meerdere plekken hardhandig heeft vastgepakt en haar kleren kapot heeft getrokken. Haar dochter [naam 1] van vijf jaar oud vertelde uit zichzelf aan de politie dat zij gezien had dat papa de kleren van mama kapottrok en dat papa ook mama bij de keel en bij de haren vastpakte. [naam 2] van zeven jaar oud vertelde uit zichzelf aan de politie dat zij een jas over haar hoofd had getrokken, omdat het iets was wat niet geschikt was voor kinderogen. [5]
De politie heeft diverse foto’s gemaakt van het letsel van [slachtoffer] . Deze foto’s zijn in een separaat fotoblad bij het proces-verbaal van 30 november 2024 gevoegd. Uit de beschrijving van foto 14 uit het fotoblad volgt dat daarop blauwe plekken en krassen/striemen in de nek, borstkas en de neus van [slachtoffer] zichtbaar zijn. [6] Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat op de foto blauwe plekken te zien zijn op de hals van [slachtoffer] . [7]
Op 4 december 2024 is [slachtoffer] lichamelijk onderzocht door een forensisch arts van de GGD. In de letselrapportage merkt de arts op dat [slachtoffer] 'bont en blauw' is. Ook rapporteert de arts tientallen bloeduitstortingen op met name romp en bovenarmen, maar in mindere mate ook elders, met name op hoofd en benen. Uit beschrijving van de foto’s op pagina 10 van de rapportage volgt dat links in de hals een halfcirkelvormige rode huidverkleuring zichtbaar is, ter grootte van circa 8 bij 16 mm. De huid ter hoogte van dit letsel is enigszins schilferig. Vrij dicht daarnaast bevinden zich twee verticaal georiënteerde streepvormige letsels, beiden ter grootte van circa 2 bij 20 mm, aldus de letselrapportage. [8]
Verbalisant [verbalisant 1] was aanwezig tijdens het lichamelijk onderzoek van [slachtoffer] bij de forensisch arts. De verbalisant beschrijft dat zij schrok van wat zij zag op het lichaam van [slachtoffer] . Zij zag dat over het hele lichaam van [slachtoffer] meerdere grote blauwe plekken zaten. Aan de rood-paarse kleur zag de verbalisant dat deze blauwe plekken nog vers waren. Ook zag de verbalisant striemen op het lijf van [slachtoffer] en hoorde zij de GGD-arts zeggen dat er een grote bult op het hoofd van [slachtoffer] zat. [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij en [slachtoffer] in de auto ruzie met elkaar kregen. Verdachte is toen gestopt bij een parkeerplaats naast het voetbalveld in [plaats] . Hij heeft [slachtoffer] één keer geduwd en één keer hard geslagen tegen haar achterhoofd. Ook heeft hij haar in haar gezicht geslagen, waardoor haar neuspiercing begon te bloeden. [10]
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank constateert dat de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte over de gebeurtenissen op de avond en in de nacht van 29 november 2024 uiteenlopen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer] hem een klap gaf en dat hij daarom terugsloeg. Hij ontkent [slachtoffer] bij haar keel te hebben gepakt en haar keel te hebben dichtgeknepen. Ook ontkent hij dat hij haar kleren kapot heeft gescheurd.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank echter af dat de verklaring van [slachtoffer] over de gebeurtenissen op 29 november 2024 op zichzelf consistent is en op dragende en essentiële onderdelen wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier, waaronder de letselrapportage, de foto’s van het letsel en hetgeen een getuige en de kinderen bij de politie hebben verteld. Uit niets blijkt dat [slachtoffer] haar verklaringen heeft verzonnen of heeft willen aandikken. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] . Verdachte daarentegen heeft er alle belang bij om te verklaren zoals hij heeft gedaan; daarmee ontkent hij immers de meest verstrekkende geweldshandelingen die hem verweten worden.
De rechtbank zal de verklaring van aangeefster daarom gebruiken voor het bewijs en voor de bewezenverklaring van hetgeen die avond dan wel nacht gebeurd is als uitgangspunt nemen. De rechtbank zal hierna per feit ingaan op de specifieke gedragingen van verdachte en de vraag hoe deze juridisch moeten worden geduid.
Ten aanzien van feit 1
Uit de aangifte van [slachtoffer] volgt dat verdachte [slachtoffer] meermaals bij haar keel heeft vastgepakt en haar keel heeft dichtgeknepen. De aangifte wordt op dit punt ondersteund door [naam 1] , de vijfjarige dochter van [slachtoffer] en verdachte, die bij de politie heeft verteld dat papa mama bij de keel vastpakte. Op foto 14 uit het fotoblad zijn blauwe plekken en striemen zichtbaar in de hals van [slachtoffer] , hetgeen door verdachte ter terechtzitting is bevestigd. Het proces-verbaal waar het fotoblad deel van uitmaakt is op 30 november 2024 gesloten, waaruit de rechtbank afleidt dat deze foto kort na het incident is genomen. Op de foto’s uit de letselrapportage, die enkele dagen na het incident zijn genomen, is nog steeds letsel zichtbaar in de hals van [slachtoffer] .
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte de onder feit 1 tenlastegelegde handelingen heeft begaan, te weten het meermaals bij de keel vastpakken en dichtknijpen van de keel van [slachtoffer] . De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe dit handelen van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd.
Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. Om tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag te komen, moet worden
bewezen dat verdachte het opzet had, al dan niet in voorwaardelijke zin, op de dood van [slachtoffer] . Uit het dossier blijkt niet dat verdachte als doel had om [slachtoffer] te doden. Van vol opzet is naar het oordeel van de rechtbank derhalve geen sprake. Onder omstandigheden kan dichtknijpen van de keel een aanmerkelijke kans in het leven roepen dat het slachtoffer als gevolg van dit geweld komt te overlijden. Indien uit het handelen van verdachte blijkt dat hij deze aanmerkelijke kans op de dood bewust heeft aanvaard, is sprake van voorwaardelijk opzet. De rechtbank overweegt dat het dossier onvoldoende informatie bevat om de aanmerkelijke kans op de dood te kunnen vaststellen. Uit het dossier blijkt namelijk niet hoe lang het dichtknijpen van de keel heeft geduurd, noch met welke kracht de keel van [slachtoffer] door verdachte werd dichtgeknepen. Evenmin is over de kans op overlijden door een forensisch deskundige gerapporteerd. Daarmee kan de rechtbank niet vaststellen of er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] als gevolg van het handelen van verdachte. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] wel bewezen. Verdachte heeft [slachtoffer] meermaals bij de keel gegrepen en heeft haar keel met beide handen dichtgeknepen waardoor zij geen adem meer kreeg, moest overgeven en veel pijn had. [slachtoffer] heeft aan deze handelingen letsel overgehouden, dat enkele dagen later nog steeds zichtbaar was. Daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte tenminste met meer dan geringe kracht heeft gehandeld. De rechtbank overweegt dat de keel en de hals een kwetsbaar gebied vormen, waarin zich vitale delen van het lichaam bevinden. De kans dat deze vitale delen bij het op dergelijke wijze meermaals dichtknijpen van de keel (blijvend dan wel langdurig) beschadigd raken, is aanmerkelijk te noemen. Door op deze wijze te handelen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen aan [slachtoffer] .
De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1, subsidiair ten laste gelegde feit.
Feit 2
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van [slachtoffer] vast dat verdachte haar meermaals hard heeft geslagen tegen haar achterhoofd en tegen haar neus, hetgeen door verdachte ter terechtzitting deels is bekend, en dat hij haar hardhandig heeft vastgepakt aan haar arm, middel en haren. Ook heeft hij meermaals aan haar haren getrokken en haar kleren kapotgetrokken, hetgeen ook blijkt uit de verklaringen van de kinderen. Uit de letselrapportage en de foto’s die kort na het incident door de politie van het letsel zijn genomen volgt dat [slachtoffer] door het handelen van verdachte pijn en letsel heeft opgelopen. Dit letsel past naar het oordeel van de rechtbank bij de toedracht zoals door [slachtoffer] in haar aangifte is beschreven. Het verweer van verdachte dat dit letsel al eerder zou zijn ontstaan, wordt weerlegd door de verklaring van verbalisant [verbalisant 1] , waaruit de rechtbank afleidt dat zich blauwe plekken op het lichaam van [slachtoffer] bevonden die vers waren.
De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair en onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op of omstreeks 29 november 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
(zijn ex-partner
)[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
een ofmeerdere malen
- die [slachtoffer] bij de keel en/of hals heeft vastgepakt, en
/of
- de keel en/of hals van die [slachtoffer] heeft
dichtgedrukt en/ofdichtgeknepen
, en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 29 november 2024 te [plaats]
(zijn ex-partner
)[slachtoffer] heeft mishandeld door
-
een ofmeerdere malen op/tegen het
(achter
)hoofd en
/ofde neus
, althans het lichaamvan die [slachtoffer] te slaan,
- die [slachtoffer]
een of meerdere malenbij haar arm en
/ofmiddel
, althans haar lichaamvast te pakken en/of vastgepakt te houden,
-
een of meerdere malen (met kracht)de kleding van die [slachtoffer] kapot te trekken waardoor zij ten val kwam, en
/of
-
een ofmeerdere malen de haren
, althans het hoofdvan die [slachtoffer] vast te pakken en
/ofaan die haren
, althans het hoofdte trekken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling
feit 2:
mishandeling

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke deel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het locatieverbod.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte voor de duur van 5 jaar een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer, waarbij voor elke overtreding de vervangende hechtenis dient te worden bepaald op 1 week.
De officier van justitie heeft verder gevorderd dat de bijzondere voorwaarden en de maatregel dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt veroordeeld tot een deels voorwaardelijke straf, waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan het voorarrest. Verdachte is een first offender en kan meteen aan het werk. Hij hoort niet vast te zitten.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zijn ex-partner [slachtoffer] en drie van hun kinderen met zijn auto opgehaald bij hun woning. Wat volgde was een avond vol geweld, waarbij [slachtoffer] urenlang door verdachte in en rond de auto werd mishandeld en vernederd, terwijl hun kinderen op de achterbank zaten. Het slachtoffer werd bij haar keel gegrepen, geslagen, aan haar haren getrokken en gedwongen om ’s avonds laat naakt rond te lopen, voor het oog van haar kinderen en voor het oog van derden. Het geweld en die vernedering hebben een enorme impact gehad op het slachtoffer, zoals ook is gebleken uit de door haar ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring. Ook voor de jonge kinderen, die gedwongen getuige waren van dit respectloze gedrag van hun vader tegen hun moeder, heeft het handelen van verdachte grote gevolgen. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het advies van de reclassering van 28 februari 2025.
Uit het advies volgt dat de aanwezigheid van agressieregulatie-problemen aannemelijk is. Daar niet duidelijk is of deze problemen enkel in de huiselijke sfeer aanwezig zijn of dat deze ook in andere situaties tot uiting kunnen komen, acht de reclassering het van belang dat betrokkene eerst een Borg-training volgt (een training specifiek gericht op daders van huiselijk geweld), met de mogelijkheid voor een verwijzing naar een forensische polikliniek, alwaar diagnostiek en een eventueel daaruit voortvloeiende behandeling kan volgen. De drugs- en alcoholinname van verdachte heeft een rol gespeeld in het gebeurde en een algeheel middelenverbod is uitvoerbaar en aangewezen, aldus de reclassering. Abstinent blijven van middelen zal de kans op recidive naar verwachting verkleinen en ook bijdragen aan de mate waarin verdachte vatbaar is voor gedragsverandering. Gelet op de ernst van de verdenking en het mogelijke stelselmatige karakter (daarbij de eerdere politiemutaties in overweging nemende) in combinatie met de aanwijzingen die er zijn dat betrokkene in het verleden niet accepteerde dat de relatie voorbij was, acht de reclassering slachtofferbeschermende maatregelen noodzakelijk, waaronder een contactverbod. Omgang met zijn kinderen zal dan in beginsel begeleid zijn en enkel kunnen plaatsvinden na toestemming en begeleiding van aangewezen organisaties zoals de reclassering en/of Veilig Thuis. Ten slotte acht de reclassering het van belang dat verdachte, die pas sinds enkele jaren in Nederland woont, praktische ondersteuning krijgt. De begeleiding kan van positieve invloed zijn op zijn algemeen welbevinden en de mate waarin hij ingebed raakt in de maatschappij en kan derhalve positief bijdragen aan verkleining van de kans op recidive. Stichting De Ontmoeting is wat de reclassering betreft de aangewezen instantie om hieraan vorm te gaan geven. Een (deels) voorwaardelijke straf met de voornoemde bijzondere voorwaarden zal naar verwachting bijdragen aan een blijvende motivatie tot medewerking aan het plan van aanpak. Daarbij adviseert de reclassering hier een proeftijd van drie jaren aan te verbinden.
De op te leggen straf en maatregel
Gelet op de ernst van de feiten en het beeld dat de rechtbank van verdachte op de zitting heeft verkregen, volgt zij het advies van de reclassering en is zij van oordeel dat een (ambulante) behandeling en begeleiding van verdachte, evenals de overige in het advies genoemde bijzondere voorwaarden, noodzakelijk zijn.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank verder gekeken naar de oriëntatiepunten voor de rechtspraak en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De oriëntatiepunten voor zware mishandeling gaan uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden bij een voltooid delict. Ondanks het feit dat het hier een poging betreft, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, de veelheid van de geweldshandelingen, de vernederende context en de omstandigheid dat de kinderen van verdachte en het slachtoffer getuige waren van het geweld dat uren aanhield, hier een hogere straf op zijn plaats is.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het locatieverbod, nu het slachtoffer niet meer op het genoemde adres woonachtig is, nu op een geheime opvanglocatie verblijft en het nog onduidelijk is waar zij in de toekomst zal verblijven. Een locatieverbod voor heel [plaats] acht de rechtbank niet passend, mede omdat verdachte zelf in [plaats] woont en werkt.
Daarnaast zal de rechtbank een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen aan verdachte. Gelet op het recidiverisico, zoals blijkt uit het in het dossier opgenomen mutatierapport huiselijk geweld, het rapport van de reclassering en het feit dat verdachte en het slachtoffer vanwege hun kinderen met elkaar verbonden blijven, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van deze maatregel ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten door verdachte passend en geboden is. De maatregel bestaat uit een contactverbod, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze direct of indirect contact zal hebben met het slachtoffer [slachtoffer] . De rechtbank zal de maatregel opleggen voor de duur van 3 jaren, zodat de periode gelijkloopt met de proeftijd. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Gelet op de bewezenverklaarde feiten en het recidiverisico houdt de rechtbank er ernstig rekening mee dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit kan plegen of zich belastend kan gedragen jegens [slachtoffer] . Om die reden zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden en de 38v-maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.
De tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de straf.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert in totaal € 985,00 aan materiële schade, bestaande uit:
  • € 385,00 voor het eigen risico inzake de kosten van behandeling bij de psycholoog in 2025; dit bedrag is ter zitting door de benadeelde partij vermeerderd met € 500,00 aan toekomstige kosten voor behandeling, hetgeen neerkomt op een totaalbedrag van € 885,00; tevens is verzocht de vordering van deze toekomstige kosten niet-ontvankelijk te verklaren;
  • € 100,00 (geschat bedrag) voor de schade aan de kleding en oorbellen;
en een bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het gedeelte van de vordering dat ziet op het eigen risico, overeenkomstig het verzoek van de raadsman van de benadeelde partij. Ten aanzien van de vermeerdering met € 500,00 refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de overige materiële schade en de immateriële schade stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering op het onderdeel van het eigen risico en de vermeerdering daarvan met € 500,00 dient te worden afgewezen, nu er geen stukken zijn opgevoerd waaruit blijkt dat de benadeelde partij verzekerd is. Het gevorderde bedrag ten aanzien van de oorbellen en aan de kleding kan (deels) toegewezen worden. Het bedrag aan immateriële schade dient volgens de verdediging gematigd te worden.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte en het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat uit de bewezenverklaring volgt dat verdachte de kleding van de benadeelde partij kapot heeft gescheurd. De vordering is voor wat betreft de oorbellen niet betwist. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank bovendien redelijk voor, zodat een bedrag van € 100,00 zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de overige gevorderde materiële schade overweegt de rechtbank dat ervan uit mag worden gegaan dat de benadeelde partij een (verplichte) ziektekostenverzekering heeft. Nu de schadepost echter geheel ziet op toekomstige schade, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit gedeelte van de vordering.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten immateriële schade heeft geleden, nu zij door het handelen van verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ook is zij door het bewezenverklaarde op andere wijze in de persoon is aangetast, nu de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvoor voor de benadeelde die conclusie rechtvaardigen. [slachtoffer] is in het bijzijn van haar kinderen urenlang vernederd en mishandeld door haar ex-partner. Dit gebeurde in en rond de auto, waar haar kinderen in zaten, waardoor zij geen kant op kon. Anders dan de stelling dat het bedrag gematigd dient te worden, is door de verdediging geen gemotiveerd verweer gevoerd op de vordering. Mede rekening houdend met de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en gelet op de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen, zal de rechtbank de immateriële schadevergoeding vaststellen op € 1.500,00.
Conclusie
In totaal zal de rechtbank een bedrag toewijzen van € 100,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan smartengeld.
Verdachte is ten aanzien van de vordering wettelijke rente verschuldigd vanaf 29 november 2024.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 45, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten] zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • de
 de
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- verdachte zich binnen 5 werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt op de locatie van Reclassering Nederland die het dichtst bij zijn nog te bepalen woonplaats is gelegen. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie Borg-training of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- verdachte, indien na het volgen van de gedragsinterventie blijkt dat verdachte aanvullende behandeling nodig heeft, zulks ter beoordeling van de reclassering, meewerkt aan diagnostiek en behandeling door een nader door de reclassering te bepalen forensische polikliniek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verdachte, indien blijkt dat begeleid/beschermd wonen is aangewezen, zulks ter beoordeling van de reclassering, meewerkt aan verblijf bij stichting De Ontmoeting of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Indien verdachte na detentie dakloos is vanwege een wachtlijst bij De Ontmoeting, dan verblijft hij in een maatschappelijke opvang. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 1998, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Contact met zijn kinderen is enkel toegestaan na toestemming van de reclassering en/of Veilig Thuis of een andere door de reclassering aan te wijzen instantie gespecialiseerd in het begeleiden van omgang met minderjarigen. Verdachte houdt zich daarnaast aan de aanwijzingen die hem in het kader hiervan worden gegeven;
- verdachte, indien blijkt dat ambulante begeleiding is aangewezen, zulks ter beoordeling van de reclassering, dan werkt betrokkene meewerkt aan deze begeleiding, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
 stelt als
overige voorwaardendat verdachte:
- zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van veroordeelde ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende;
een contactverbod. Het contactverbod houdt in dat verdachte gedurende 3 jaren zich onthoudt van – direct of indirect – contact met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1998;
 beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste 1 (één) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden in totaal. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen op grond van de opgelegde maatregel niet op;
 beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder nummer 1 subsidiair en 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 100,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.600,00 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 26 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. L.M. Vogel en mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.K. Verberkt, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 maart 2025.
mr. Hollebrandse is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024562902, gesloten op 5 december 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 9, 11.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 8-9, 12-14.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 18-19.
5.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] / [verbalisant 4] , p. 52-54.
6.Fotoblad behorende bij proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] / [verbalisant 4] , p. 69.
7.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 maart 2025.
8.Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Oost-Nederland, aanvullend proces-verbaal d.d. 10 februari 2025, p. 5-6, 10.
9.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , p. 82.
10.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 maart 2025.