ECLI:NL:RBGEL:2025:2334

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
11232828 \ CV EXPL 24-2267
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Levering van vis en de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid in een civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft Visgroothandel Visco B.V. een vordering ingesteld tegen meerdere gedaagden, waaronder een vennoot van gedaagde sub 1. De zaak betreft de levering van vis aan een klant, de heer [naam 1], die de vis bestelde via gedaagde sub 1. Visco vorderde betaling van een bedrag van € 9.946,38, vermeerderd met wettelijke handelsrente, op basis van de stelling dat gedaagden gehouden waren de facturen te betalen, omdat de schijn zou zijn gewekt dat [naam 1] bevoegd was om namens gedaagde sub 1 te handelen. Gedaagden voerden verweer en stelden dat [naam 1] niet bevoegd was om namens hen te handelen en dat de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid niet was gewekt. De kantonrechter oordeelde dat Visco onvoldoende had aangetoond dat [naam 1] namens gedaagde sub 1 mocht handelen. De rechter concludeerde dat Visco niet gerechtvaardigd had vertrouwd op de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid en wees de vordering af. Tevens werd Visco veroordeeld in de proceskosten. De reconventionele vordering van gedaagde sub 1 werd eveneens afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 11232828 \ CV EXPL 24-2267 \ 560 \ 44219
uitspraak van 4 april 2025
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap
Visgroothandel Visco B.V.
gevestigd te Urk
eisende partij
gemachtigde M. Meun
tegen

1.[gedaagde in conv 1]

2. [gedaagde in conv 2]vennoot van gedaagde sub 1
3. [gedaagde in conv 3]vennoot van gedaagde sub 1
allen gevestigd/wonende te [plaats]
gedaagde partijen
gemachtigde mr. C.M.T.van de Wiel
Eisende partijen worden hierna aangeduid als Visco. Gedaagde partijen worden gezamenlijk [gedaagden in conv] genoemd. Gedaagde sub 1 wordt afzonderlijk aangeduid als [gedaagde in conv 1] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 augustus 2024 en de daarin genoemde processtukken
- de brief namens Visco van 27 december 2024, met producties
- de mondelinge behandeling van 9 januari 2025
- de akte van [gedaagden in conv] van 31 januari 2025, met producties
- de antwoordakte van Visco van 14 maart 2025.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conv 1] exploiteert een [bedrijf 1] . Een van haar klanten was de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), die vanuit een gehuurde vakantiewoning op het park een mobiele visrokerij exploiteerde.
2.2.
[naam 1] heeft in de periode van 22 februari 2024 tot en met 4 april 2024 voor een bedrag van € 8.468,59 vis besteld bij Visco. De facturen zijn op verzoek van [naam 1] op naam van [gedaagde in conv 1] gezet.
2.3.
De facturen zijn ondanks betalingsherinneringen onbetaald gelaten.

3.De vordering en het verweer in conventie en reconventie

3.1.
Visco vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden in conv] hoofdelijk zal veroordelen om aan Visco te betalen de som van € 9.946,38 vermeerderd met de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 8.468,59 vanaf 26 juni 2024 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagden in conv] in de proceskosten, alsmede in het nasalaris.
3.2.
Visco baseert haar vordering eerst op de stelling dat [gedaagden in conv] op grond van de koopovereenkomsten die Visco met [naam 1] heeft gesloten gehouden is om de facturen voor de geleverde vis te betalen. Mocht [naam 1] niet bevoegd zijn geweest dan stelt Visco, zo begrijpt de kantonrechter, dat [gedaagden in conv] alsnog tot betaling dient te worden veroordeeld omdat de schijn is gewekt dat [naam 1] de koopovereenkomsten namens [gedaagde in conv 1] mocht aangaan. Omdat de facturen ondanks betalingsherinnering niet zijn betaald heeft Visco de vordering uit handen gegeven. De buitengerechtelijke incassokosten vordert zij, net als de wettelijke handelsrente, als vermogensschade.
3.3.
[gedaagden in conv] voert gemotiveerd verweer en voert aan, samengevat, dat [naam 1] niet bevoegd was om namens [gedaagde in conv 1] een overeenkomst te sluiten met Visco en dat ook de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [naam 1] niet is gewekt.
3.4.
[gedaagden in conv] stelt dat zij inlichtingen heeft moeten inwinnen bij andere recreanten en contact met Visco heeft moeten opnemen. Zij vordert op die gronden in reconventie, na wijziging van eis, dat de kantonrechter:
I. Visco in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren, althans haar deze vordering(en) te ontzeggen, subsidiair de vorderingen slechts toe te wijzen zonder het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
II. Visco zal veroordelen tot vergoeding van betaling van € 2.000,- ter zake van schadevergoeding;
III. Visco voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente indien zij deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis heeft voldaan.
3.5.
Visco voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens [gedaagde in conv 1] was [naam 1] niet bevoegd om namens haar te handelen en had zij niks te maken met de visrokerij die [naam 1] vanuit het gehuurde huisje exploiteerde. Uit het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt een dergelijke bevoegdheid van [naam 1] niet en Visco heeft de gestelde bevoegdheid ook niet onderbouwd, zodat die stelling de vordering niet kan dragen.
4.2.
Het debat heeft zich vooral geconcentreerd op de beantwoording van de vraag of
[gedaagde in conv 1] bij Visco de schijn heeft gewekt dat [naam 1] bevoegd was om namens haar te handelen en Visco er op basis van die schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [naam 1] namens [gedaagde in conv 1] bij haar vis mocht bestellen (3:61 lid 2 BW).
4.3.
In dat kader stelt Visco dat [naam 1] drie eerdere facturen ook op naam van [gedaagde in conv 1] had laten zetten en dat die facturen ook daadwerkelijk door [gedaagde in conv 1] zijn betaald. Bovendien is de bestelde vis steeds bij [gedaagde in conv 1] geleverd en is niet bij Visco gereclameerd.
4.4.
[gedaagde in conv 1] voert onweersproken aan dat [naam 1] zich bij haar had gemeld omdat hij problemen zou hebben met zijn bankrekening. Hij heeft [gedaagde in conv 1] contant betaald waarna zij heeft namens [naam 1] de facturen van Visco heeft voldaan. De vis is geleverd bij het door [naam 1] gehuurde huisje en niet bij (de receptie van) [gedaagde in conv 1] .
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. In de overgelegde verklaring van [naam 2] , controller bij Visco, staat dat [naam 1] de facturen van Visco steevast (veel) te laat betaalde en dat Visco hem daarom een leverstop had opgelegd. Wanneer [naam 1] wél betaalde deed hij dat soms contant maar ook regelmatig via internetbankieren. De overboekingen kwamen van diverse rekeningen op naam van vijf verschillende partijen, waaronder dus een bankrekening van [gedaagde in conv 1] . De andere rekeninghouders zijn [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [bedrijf 2] . Zij waren recreanten op het park en zijn geen van allen vennoten van [gedaagde in conv 1] . Visco heeft niet gesteld dat de bijbehorende facturen op naam van de betreffende rekeninghouders waren gezet. De overboekingen van al die verschillende bankrekeningen hadden voor Visco al voldoende aanleiding moeten zijn om bij [gedaagde in conv 1] na te gaan of [naam 1] namens haar bestellingen mocht plaatsen. Dat heeft Visco niet gedaan.
De kantonrechter acht voorts van belang dat [naam 1] eerst bij Visco bestelde onder de handelsnaam ” [bedrijf 3] ” en dat hij zijn bestellingen na de leverstop namens [gedaagde in conv 1] heeft voortgezet. Op het verzoek van Visco via whatsapp om het btw nummer en het KvK nummer van [gedaagde in conv 1] te verstrekken heeft [naam 1] alleen het KvK nummer gegeven, welk nummer voor een ieder inzichtelijk is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Visco heeft ten slotte niet betwist dat de bestelde vis direct is bezorgd bij het door [naam 1] gehuurde huisje op het recreatiepark en niet bij de receptie, wat overigens ook blijkt uit de verklaring van [naam 2] . De facturen zijn verstuurd naar het e-mailadres [mailadres] @gmail.com, welk emailadres in gebruik was bij [naam 1] . Het kan [gedaagde in conv 1] daarom niet worden tegengeworpen dat zij niet over de leveringen heeft gereclameerd.
Gezien al deze omstandigheden lag het vooral op de weg van Visco om zich ervan te vergewissen dat [naam 1] handelde namens [gedaagde in conv 1] en had zij er niet – op basis van de betaling door [gedaagde in conv 1] van enkele facturen – klakkeloos vanuit mogen gaan dat hij bevoegd was om [gedaagde in conv 1] te vertegenwoordigen. [gedaagde in conv 1] kan daarom niet tot betaling van de facturen worden aangesproken. De vordering van Visco wordt afgewezen.
4.6.
De reconventionele vordering van [gedaagde in conv 1] mist elke onderbouwing en komt daarom evenmin voor toewijzing in aanmerking.
4.7.
Visco wordt in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De kosten voor het geschil in reconventie, waarin [gedaagde in conv 1] wordt veroordeeld, worden gezien de samenhang tussen de vorderingen begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Visco in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [gedaagden in conv] vastgesteld op € 847,50 aan salaris voor de gemachtigde en € 135,-- aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
in reconventie
5.3.
wijst de vordering af;
5.4.
veroordeelt [gedaagden in conv] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van Visco begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2025.