In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 4 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, aangeduid als [eiser], heeft de huurovereenkomst met de huurder, aangeduid als [gedaagde], ontbonden en ontruiming van de woning gevorderd. De zaak draait om de vraag of de huurder zich heeft gehouden aan de verplichtingen uit de huurovereenkomst, met name het verbod op onderverhuur en de verplichting om het gehuurde als hoofdverblijf te gebruiken. De huurovereenkomst dateert van 24 september 2014 en de verhuurder heeft geconstateerd dat de huurder het gehuurde zonder toestemming heeft onderverhuurd aan derden, wat in strijd is met de huurvoorwaarden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder tekort is geschoten in zijn verplichtingen en dat er sprake is van een ernstige tekortkoming die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter heeft de belangen van de verhuurder zwaarder laten wegen dan die van de huurder, gezien de maatschappelijke noodzaak om illegale onderhuur tegen te gaan en de leefbaarheid in de wijken te waarborgen. De huurder is veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en moet de proceskosten betalen.