ECLI:NL:RBGEL:2025:2272

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
11551081
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft Walburg B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 1] met als doel de ontruiming van een huurwoning te vorderen. De procedure is gestart na herhaalde klachten van medebewoners over ernstige overlast veroorzaakt door [gedaagde 1]. De kantonrechter heeft op 10 maart 2025 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij [gedaagde 1] niet aanwezig was. De gemachtigde van [gedaagde 2], mr. P.G.W. van Wees, heeft het verweer gevoerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sinds februari 2024 meerdere overlastmeldingen zijn gedaan door medebewoners, waaronder geluidsoverlast en het houden van huisdieren, wat in strijd is met de huurovereenkomst. Walburg heeft de huurovereenkomst per brief van 4 november 2024 opgezegd, maar [gedaagde 1] heeft geweigerd te ontruimen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Walburg niet-ontvankelijk is in haar vorderingen tegen [gedaagde 1] omdat deze onder bewind staat. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [gedaagde 2] de woning moet ontruimen binnen vier weken na betekening van het vonnis, en heeft [gedaagde 2] veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 24 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11551081 \ VV EXPL 25-25
Vonnis in kort geding van 24 maart 2025
in de zaak van
WALBURG B.V.,
te Nijmegen,
eisende partij,
hierna te noemen: Walburg,
gemachtigde: P.M.C. Tjepkema,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. P.G.W. van Wees
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] gezamenlijk en afzonderlijk te noemen [gedaagde 1] (gedaagde sub 1) en [gedaagde 2] (gedaagde sub 2)

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding.
1.2.
Op 10 maart 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [gedaagde 1] is niet verschenen. Namens de bewindvoerder is mr. Van Wees verschenen. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, waarbij beide gemachtigden gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen en bij gelegenheid waarvan mr. Van Wees het nog niet bekende verweer van [gedaagde 2] heeft gevoerd. Nadat de zaak inhoudelijk met partijen is besproken en zij de vragen van de kantonrechter hebben beantwoord, is vonnis bepaald.
1.3.
Op 18 maart 2025 ontving de kantonrechter een bericht van de gemachtigde van Walburg waarin stond dat [gedaagde 1] een van de medebewoners zou hebben aangevallen. [gedaagde 2] is om een reactie gevraagd op dit bericht, maar die reactie is uitgebleven. Omdat over deze nieuwe informatie geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden is deze informatie niet vast komen te staan en zal de kantonrechter dit bericht niet meewegen bij de beoordeling van het onderhavige geschil.

2.De feiten

2.1.
Bij beslissing van 22 juli 2015 heeft de kantonrechter het bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [gedaagde 1] met ingang van 24 juli 2015. Per beslissing van 2 november 2023 is [gedaagde 2] bewindvoerder van [gedaagde 1] .
2.2.
[gedaagden] huurt van Walburg sinds 3 oktober 2016 de onzelfstandige woonruimte op het adres [adres] te [woonplaats] .
2.3.
Vanaf februari 2024 ontvangt Walburg meerdere overlastklachten over [gedaagde 1] van medebewoners op het hiervoor genoemde adres.
2.4.
Per e-mail van 26 februari 2024 schrijft Walburg aan [gedaagde 1] dat zij overlastmeldingen over hem heeft ontvangen en vraagt hem: “
ervoor te zorgen dat dit onmiddellijk stopt, anders zijn we genoodzaakt jou uit de kamer te zetten en de politie in te schakelen”.Hierop reageert [gedaagde 1] diezelfde dag:
“Mijn excuses hiervoor. Maar mijn bezoek werd ook uitgescholden dat vindt ik ook niet netjes”.
2.5.
In juni 2024 melden medebewoners klachten bij Walburg over vlooien in de woning, afkomstig van een kat van [gedaagde 1] . Walburg schrijft [gedaagde 1] aan met de mededeling dat een huisdier niet is toegestaan in het gehuurde en de vraag hoe hij dit gaat oplossen.
2.6.
In oktober 2024 volgen nieuwe klachten over [gedaagde 1] betreffende het stelen van servies, het zeer vies achterlaten van het toilet door zijn bezoek en het vies achterlaten van de gezamenlijke keuken. En daarnaast de geluidsoverlast door [gedaagde 1] en zijn bezoek.
2.7.
In november 2024 wordt de politie gebeld door medebewoners na aanhoudende overlast door [gedaagde 1] , waarop de politie ter plaatse komt en hij wordt gearresteerd.
2.8.
Per brief van 4 november 2024 zegt Walburg de huurovereenkomst met [gedaagden] per direct op, op grond van het niet nakomen van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, te weten het houden van huisdieren en het veroorzaken van overlast. Zij sommeert [gedaagden] het gehuurde uiterlijk 30 november 2024 te verlaten en op te leveren. [gedaagde 2] protesteert tegen deze beëindiging.
2.9.
In de periode hierna probeert Walburg in overleg met [gedaagden] tot ontruiming van de woonruimte te komen voor het einde van 2024. [gedaagde 1] gaat echter niet over tot ontruiming, waarna Walburg onderhavige procedure start.

3.Het geschil

3.1.
Walburg vordert, na wijziging van eis ter zitting, [gedaagde 1] , dan wel [gedaagde 2] te veroordelen tot de ontruiming van het gehuurde aan de [adres] te [woonplaats] , met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2.
Walburg legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde 1] gedraagt zich al langere tijd, tenminste een jaar, niet als goed huurder. Hij zorgt voor veel overlast voor met name zijn medebewoners. De overlast bestaat uit geluidsoverlast, overlast van zijn bezoekers, het niet netjes houden van de gemeenschappelijke ruimten en het houden van een huisdier.
3.3.
[gedaagde 2] voert verweer. Hij voert samengevat aan dat er in deze procedure onvoldoende bewijs is overgelegd van de aan [gedaagde 1] verweten overlast. Tot november 2024 is er slechts één medebewoonster die over hem klaagt. Daarnaast is volgens hem geen sprake van structurele en ernstige overlast.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader kort geding
4.1.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
Walburg niet-ontvankelijk tegen [gedaagde 1]4.2. Omdat per beslissing van 22 november 2015 de (toekomstige) goederen van [gedaagde 1] onder bewind zijn gesteld en dit geschil de huurovereenkomst betreft is enkel de bewindvoerder, [gedaagde 2] , partij in dit geschil. Walburg zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen tegen [gedaagde 1] .
Ontruiming van het gehuurde
4.3.
De kantonrechter is met Walburg voorshands van oordeel dat in voldoende mate is komen vast te staan dat [gedaagde 1] in het gehuurde voor ernstige en ook langdurige overlast zorgt, als gevolg waarvan [gedaagde 2] de woonruimte zal moeten ontruimen. Deze beslissing wordt als volgt gemotiveerd.
Er zijn vanaf februari 2024 meerdere en herhaalde overlastmeldingen gedaan bij Walburg door medebewoners van de [adres] . De kantonrechter heeft, bij gebreke van een onderbouwing, geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze meldingen. Bovendien is [gedaagde 1] , ook al is hij formeel geen partij, niet ter zitting gekomen om een verklaring te geven voor deze overlastmeldingen. Daarnaast weegt de kantonrechter mee dat Walburg onweersproken heeft gesteld dat de situatie voor de medebewoners zo onhoudbaar is geworden dat zij vooralsnog weigeren de (volledige) huurtermijnen te betalen, omdat zij door de aanwezigheid van [gedaagde 1] (en zijn bezoek) niet kunnen beschikken over het ongestoord huurgenot van de door hen gehuurde woonruimten.
4.4.
[gedaagde 2] heeft verzocht om, in geval van ontruiming, een ontruimingstermijn van drie maanden aan te houden. Walburg heeft ter zitting aangegeven vast te houden aan de door haar gevorderde termijn van twee weken. De kantonrechter zal de termijn van ontruiming, met inachtneming van de omstandigheden van dit geval, bepalen op vier weken na de betekening van dit vonnis.
4.5.
[gedaagde 2] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Walburg worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
146,14
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.230,14
4.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart Walburg niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens [gedaagde 1] (gedaagde sub 1),
5.2.
veroordeelt [gedaagde 2] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de gehuurde onzelfstandige woonruimte aan [adres] te [woonplaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Walburg zijn, en de sleutels af te geven aan Walburg,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten van € 1.230,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2025.
32548 / 53854